dat er aan die theorie iets essentieels ontbrak, en dat de functionalistische opvattingen van hem en anderen, ook als ze andere namen droegen, een noodzakelijk tegenwicht vormden. Na het boek uit 1978 publiceerde hij al in 1980 een vervolg, Studies in Functional Grammar, met een aantal preciseringen en een aantal case studies. In 1989 verscheen het eerste deel van The Theory of Functional Grammar, het tweede deel, geredigeerd door Kees Hengeveld, verscheen samen met een nieuwe druk van het eerste deel, postuum in 1997. Hij publiceerde ook nog enkele meer semantische studies, zoals Stepwise lexical decomposition uit 1978.
Op het hoogtepunt van zijn succesvolle carrière, als taalkundige, leider van een groep, en bestuurder, openbaarden zich vroeg in 1992 de eerste verschijnselen van een ernstige ziekte. Aanvankelijk was er, ook bij Simon zelf, optimisme over de kans om de ziekte en z'n gevolgen te bestrijden. Hij zette zijn werk voort, maar met steeds meer moeite en inspanning, en in 1994 was hij gedwongen zijn hoogleraarschap neer te leggen omdat hij de dagelijkse taken niet meer kon vervullen. Het einde kwam op 1 maart 1995; hij was toen nog geen vijfenvijftig jaar oud. Een groot aantal vrienden en collega's begeleidden hem en zijn naaste familie op zijn laatste tocht naar Westerveld. Hij liet zijn tweede vrouw Willy van Wetter achter, met hun kleine zoon Remco, en twee dochters, Iris en Hester, uit zijn eerste huwelijk met Annelies Vogels.
Het verhaal van het leven en de carrière van Simon Dik is voor een deel ook het verhaal van de geschiedenis van de taalkunde in Nederland, in het bijzonder in Amsterdam. Begonnen in de betrekkelijke bescherming van een degelijke studie klassieke talen, kwam hij al gauw terecht in de fascinerende, maar ook rumoerige ontwikkelingen van de taalkunde in de jaren zestig en zeventig, waar het soms hard toeging. Als assistent en vertrouweling van Reichling moest hij zijn eigen positie bepalen, en op jonge leeftijd de verantwoordelijkheden van hoogleraar op zich nemen. Hij deed dat met beheersing en daadkracht, en werd op die manier de onbetwiste leider van het Instituut voor atw. Voor zichzelf koos hij met zijn Functionele Grammatica een positie in het vak die niet gemakkelijk was. Aan de ene kant was het een moderne theorie, die de formele kant van de grammatica niet schuwde, maar het was ook een theorie die formele en functionele gezichtspunten, structuur en gebruik, in een en dezelfde dimensie wilde integreren - wat een ambitieuze doelstelling is. Bovendien moet hij beseft hebben dat het riskant was om een theorie uit te werken en te verdedigen die de pretentie had een ander paradigma te bieden, terwijl jongere taalkundi-