nacht, bij de Vlaams-Nederlandse uitgeverij Manteau verschijnen, die in 1983 ook een herziene herdruk uitbrengt van een drietal oudere verhalen, waaronder ‘De gekruisigde rat’, tezamen met een nieuwe novelle, onder de aan dit laatste verhaal ontleende boektitel Een vrouw vloog naar Engeland. Met zijn beide laatste boeken, Gezichten binnen handbereik (1987) en De tekens van het meisje Cynthia (1993), vond Van Beek onderdak bij uitgeverij Amber.
Naast deze wisselingen van uitgever speelden mogelijk ook andere factoren een rol, die hebben verhinderd dat hij een ‘gevestigd’ auteur zou worden. Zijn meest eigen genre was niet de roman, die in de literaire kritiek de meeste aandacht trekt. Van Beek was eerder een schrijver van verhalen en novellen, en ook de romans die hij publiceerde waren welbeschouwd uit kortere verhalen opgebouwd. De criticus Fons Sarneel heeft in dat verband eens gesproken van ‘twintigste-eeuwse balladen in proza’, waarmee hij op het fragmentarische karakter van Van Beeks werk heeft willen wijzen, op de gelijktijdigheid van het epische en het lyrische daarin, en ook wel op het elegische en tragische in deze verhalen. Het werk van Geert van Beek is zowel klassiek als experimenteel en surrealistisch genoemd; het is moeilijk te classificeren, en dat is, zoals we weten, niet zelden een hinderpaal voor de waardering.
Cultuurhistorisch is het oeuvre interessant door de wijze waarop het vanaf het begin van de jaren zestig veranderingen en openingen zichtbaar maakt in het tot dan toe vrij gesloten katholieke wereldbeeld. Geert van Beek is in zijn verhalen en romans op zoek gegaan naar geestelijke vrijheid, naar bevrijding uit het harnas van een wettisch geloof en van een tirannieke, frustrerende moraal, zoals hij het zelf onder woorden bracht in het aangehaalde ‘interscript’ met Verhoeven. In dat verband werd hij, zeker in verband met De gekruisigde rat, wel eens vergeleken met Jan Wolkers, van wie hij dan een katholieke tegenvoeter leek, maar met wiens ‘barok’, met name in de vroege verhalen, hij in stilistisch opzicht weinig ophad.
Opmerkelijk is de enige ‘officiële’ gedichtenbundel die Van Beek publiceerde, Van je familie moet je 't hebben (1967), geschreven in een sobere, episch-lyrische stijl, parlando, waarin veel van het hem typerende ‘zoet verdriet’ en van zijn ‘gelukkige melancholie’ terug te vinden is, hier en daar gepeperd met een snufje sarcasme, zoals in het laatste gedicht, ‘de warme bakker sluit zijn winkel’, waarin hij het gebrek aan warmte in de dagelijkse omgang tussen mensen op de korrel neemt: ‘en laten we vooral