Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2000
(2000)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Franciscus Josephus Henricus Maria van der Ven
| |
[pagina 130]
| |
Na de oorlog, waarvan hij een deel in het gijzelaarskamp in Haaren doorbracht, volgde in 1945 zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in Tilburg, een functie die hij vanaf 1952 combineerde met een buitengewoon hoogleraarschap in Nijmegen. Zijn professoraat en de daarmee samenhangende maatschappelijke functies maakten een voortzetting van zijn literaire en culturele activiteiten lang onmogelijk. Als dichter zou hij pas aan het eind van de jaren zestig weer van zich laten horen. Zijn hoogleraarschap was in vele opzichten vruchtbaar. Van zijn wetenschappelijke oeuvre werden zijn Inleiding tot het arbeidsrecht (Tilburg 1941, tweede druk 1946) in het Indonesisch, zijn Sociale grondrechten (Utrecht 1957) en de driedelige Geschiedenis van de arbeid (Utrecht 1965-1968) in het Duits vertaald. Het laatstgenoemde werk, waarmee Van der Ven buiten zijn eigenlijke vakgebied trad, toont zijn brede eruditie en interesse. Zijn geschriften getuigen van zijn vakkennis, maar onderscheiden zich ook door een bijzondere taalverzorging. Zijn colleges, die hij steeds met grote zorgvuldigheid voorbereidde, waren een genoegen voor het oor, wat ironisch genoeg het maken van aantekeningen bemoeilijkte. Een studentenalmanak bracht dit treffend onder woorden: ‘Colleges bij Van der Ven, een feest voor het oor, een gruwel voor de pen.’ Dat hij als docent zijn studenten kon boeien, blijkt ook uit het grote aantal van zestien promovendi die hij hielp de doctorstitel te behalen. Onder hen bevonden zich de latere politici Bartels, Steenkamp en Veldkamp. Vele jaren was Van der Ven lid, vice-voorzitter en voorzitter van het College van Rijksbemiddelaars. Later was hij kroonlid van de Sociaal-Economische Raad en maakte hij deel uit van verscheidene ser-commissies. Regelmatig werd zijn hulp ingeroepen als bemiddelaar bij landelijke arbeidsconflicten. Steeds viel hij op door zijn rustige optreden en zijn heldere analyses. Bij zijn emeritaat in 1972 werd hij benoemd tot commandeur in de orde van Oranje Nassau. De toenmalige minister Boersma, die op de heenreis vanuit Den Haag de stakers bij de Bredase enka-vestiging had bezocht, hing hem na zijn afscheidscollege de bijbehorende versierselen om. Bij die gelegenheid boden collegae en leerlingen hem de bundel Sociale politiek opnieuw bedacht aan. In het voorwoord werd terecht opgemerkt, dat Van der Ven geen meester in de rechten, maar de rechten wel meester was. Achterin het boek is een bibliografie van zijn publicaties opgenomen.Ga naar eind2 Zij bevat vijfendertig afzonderlijke uitgaven en tweehonderdeenendertig bijdragen. Van der Vens eigen exemplaar, dat ik als familielid kon raadplegen, | |
[pagina 131]
| |
is voorzien van zijn correcties en - belangrijker - aanvullingen over de periode 1973-1989. In verhouding tot het aantal bijdragen, die tot tweehonderdvijfenveertig zijn doorgenummerd, is het aantal zelfstandige publicaties, zestien, opmerkelijk hoog. De verklaring hiervoor vormen zijn dichtbundels.Ga naar eind3 Anders dan vroeger gaf hij in de jaren zeventig en tachtig zijn gedichten in eigen beheer uit. Vergeleken met zijn vroegere werk zijn ze veel soberder. Hij maakte fraaie vertalingen van zijn favoriete dichters Charles d'Orléans en Joachim du Bellay. Met zijn Brandonpers, een oude trapdegelpers die hij in 1970 had gekocht, drukte hij aanvankelijk slechts zijn eigen poëzie. Na 1973 kwam ook in bescheiden mate andermans werk aan bod. De bibliofiele bundels zijn in alle opzichten zeer verzorgd. Met grote zorgvuldigheid koos Van der Ven lettertype, papier en inktkleur uit. Duidelijk is te zien met hoeveel aandacht en vakmanschap hij zijn typografische arbeid verrichtte, die hem veel voldoening schonk. Voor zijn uitgebreide schare neven en nichten (zijn huwelijk met Leen Willekens was kinderloos gebleven) fungeerde hij als familiedrukker voor huwelijks- en geboorteaankondigingen. In 1982 publiceerde hij, zonder auteursvermelding, een lezing die hij voor een vriendenkring gaf over de geschiedenis van de boekdrukkunst. Ook deze lezing geeft blijk van zijn veelzijdige belangstelling en zijn grote historische kennis. De laatste jaren leed Van der Ven in toenemende mate aan geheugenverlies, waardoor op den duur opname in een verpleeghuis onvermijdelijk was. Toch straalde hij tot op het laatst een zekere waardigheid uit. Op 10 december 1999 overleed hij aan de gevolgen van een maagbloeding. Na een stijlvolle uitvaartdienst werd hij op 15 december in familiekring begraven. Met Van der Ven is een veelzijdige wetenschapper heengegaan die behoorde tot de eerste generatie arbeidsjuristen en die aan de ontwikkeling van zijn vakgebied in belangrijke mate heeft bijgedragen. Daarnaast is vooral Noord-Brabant hem veel dank verschuldigd voor de literaire en andere culturele werkzaamheden die hij met name aan het begin en aan het einde van zijn carrière heeft verricht.
j.c. bedaux |
|