Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1998
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Henk Schoorl
| |
[pagina 162]
| |
Station aan de Buitenhaven te Den Helder (later Instituut voor Onderzoek van de Zee, Texel) die zelf baanbrekend werk op historisch-geografisch terrein verrichtte met publicaties als Oude kaarten en de geschiedenis van het voormalig eiland Huisduinen (1956), heeft Schoorl er in 1963 toe aangezet te gaan publiceren. Na enige artikelen in het Jaarboek van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland en het Alkmaars Jaarboekje over kustafslag en dijkdoorbraken, oude kaarten en kaartenmakers, kwam in 1969 zijn eerste boek, een studie over de Noord-Hollandse activiteiten van Isaäc Le Maire, koopman en bedijker. De publicatie was ontstaan door de vondst van achtentwintig brieven uit de jaren 1599-1601 van de uit Antwerpen afkomstige Amsterdamse koopman, brieven die betrekking hadden op de aankoop en inpoldering van gronden op en ten zuiden van het toenmalige eiland Huisduinen. De transacties van Le Maire hadden belangrijke gevolgen voor de vormverandering van dit gebied. In dit boek probeerde Schoorl overigens niet alleen deze vormveranderingen te reconstrueren, hij deed tevens een serieuze poging de betekenis van Le Maire, grootaandeelhouder én tegenspeler van de Verenigde Oostindische Compagnie, te schetsen. ‘Het boek over Isaäc Le Maire markeert een doorbraak in het wetenschappelijk werk van Schoorl. Aan de ene kant is hij in deze publicatie nog de duidelijk genealogisch geïnteresseerde jonge onderzoeker die zich sterk laat leiden door het gevonden archiefmateriaal. Aan de andere kant toont hij hier voor het eerst nadrukkelijk waartoe hij in staat is...’Ga naar eind1 Aldus zijn latere promotor, prof. dr. G.J. Borger. En hij voegt eraan toe: ‘De min of meer toevallige vondst van een bron of een kaart is niet langer leidraad in zijn publicaties. Steeds duidelijker komt daarin de nadruk te liggen op een thematische stofbehandeling.’ Toch volgen na het boek over Isaäc Le Maire nog een aantal, overigens altijd zeer gedegen artikelen over waterstaatkundige problemen en bedijkingen, oude kaarten en kaartenmakers zoals de legendarische Dirk Pietersz. Abbestee, grondlegger van een school voor kaarttekenaars en opzieners van 's Lands Werken in de Kop van Noord-Holland. En dan verschijnt in 1973 bij de uitgeverij Wolters/Noordhoff te Groningen als no. 2 in de Verhandelingen van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, Zeshonderd jaar Water en Land - bijdrage tot de historische Geo- en Hydrografie van de Kop van Noord-Holland in de periode ±1150 tot ±1750 (Groningen 1973). Door de publicatie van dit inmiddels klassiek geworden standaardwerk werd Schoorls reputatie in één keer ge- | |
[pagina 163]
| |
vestigd. Zijn historische reconstructie van het kustverloop, zijn visie op de tragische geschiedenis van de voormalige Waddeneilanden 't Oge en Huisduinen en de ontwikkelingen van het Marsdiep, Heersdiep en Zijper Zeegat zijn sindsdien meer en meer aanvaard. In dit werk werd aannemelijk gemaakt dat niet alleen de bekende kaart van Hollands Noorderkwartier in 1300 van A.A. Beekman (1916) aanzienlijke herzieningen behoefde, ook was duidelijk dat de veengebieden achter de noordelijke kusten van Holland al zeer vroeg (ca. 800) in ontginning zijn genomen. Na eeuwen van afbraak, waarin grote delen van (de Kop van) Noord-Holland door de zee overspoeld werden, begon in de zestiende eeuw een periode van heroveringen op de zee door middel van bedijkingen en inpolderingen. Omdat omstreeks 1750 een zekere stabiliteit in de kustverdediging bereikt werd, koos de auteur dat jaar als eindpunt van zijn studie. Zelf zag Henk Schoorl dit werk ook in andere opzichten als een tussenbalans: de Kop van Noord-Holland is onderdeel van een veel groter gebied en ook na 1750 gingen de veranderingen in het kustgebied door. Er verschenen artikelen over Texel op oude kaarten, zestiende-eeuwse bedijkingen, achttiende-eeuwse havenperikelen op Terschelling en - voorafgaande aan een studie over het Waddeneiland Callantsoog (oog = eiland) - een artikel ‘Bergen in de branding’ (1977), over het testament van Hendrik van Brederode (overleden 25 februari 1568), heer van Bergen en Callantsoog, die zijn goederen vermaakt aan een neef van zijn vrouw, Hendrik van Holstein Schaumberg. Het laatste artikel, een goed gedocumenteerde studie, gebaseerd op materiaal uit het Niedersächsisches Staatsarchiv te Bückeburg, dwingt extra bewondering af, omdat Schoorl daarvoor ruim honderd documenten uit het Oud-Duits moest ontcijferen. In de loop der jaren had hij ‘een verbluffende vaardigheid ontwikkeld in het lezen en transcriberen van de moeilijkste handschriften uit alle voorkomende perioden, zelfs in verschillende buitenlandse bronnen’Ga naar eind2, aldus prof. dr. M.W. Heslinga bij de presentatie van Schoorls derde grote boekwerk 't Oge, het waddeneiland Callantsoog onder het bewind van de heren van Brederode en hun erfgenamen, de graven van Holstein Schaumburg, tot de verkoop aan vier Hollandse heren, ca. 1250-1614 in 1979. Zelf schreef Schoorl in het voorwoord op dit boek onder meer: ‘Het snel veranderend geografisch panorama van het gebied waarvan het eiland deel uitmaakte, maakt de bewoningsgeschiedenis tot een bewogen, kwetsbaar, vaak dramatisch gebeuren.’ Over het leven van onze voorouders schreef hij twee jaar eerder in een artikel in het jaarboek West-Frieslands Oud en Nieuw: ‘Naast tekeningen en | |
[pagina 164]
| |
schilderijen zijn archiefdocumenten de beste en meest authentieke bronnen om het werkelijke leven van onze voorouders te leren kennen. Zoals schilderijen vragen om aandachtig kijken, zo wachten band na band en pak naast pak documenten in rijks- en gemeentearchieven op een aandachtige lezer.’ Welnu, Henk Schoorl heeft heel wat oude banden opengeslagen en oude pakken documenten geopend! En hij heeft heel veel kaarten, tekeningen, schetsen, ja zelfs portretten nagetekend en oneindig veel reconstructiekaarten ontworpen. Hij tekende eigenlijk altijd, zelfs, ja juist op zijn vele (vakantie)reizen naar Zwitserland, Oostenrijk, Tsjechië, de Shetlandeilanden, Ierland, IJsland. Eigenlijk tekende Schoorl al van jongs af aan. Reeds op zeventienjarige leeftijd was hij als scholier lid van de ‘Noorder Kunstkring’ in zijn geboorteplaats. Later werd hij in Haarlem lid van de modeltekenclub ‘De Acht’ en kreeg hij les van Jan Visser, lithografie en etsen. Vervolgens nam hij les bij de befaamde Henri Frederic Boot en werd hij lid van de Haarlemse Kunstenaarsvereniging ‘Kunst zij ons doel’. In het Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1790-1950 van P.A. Scheen (1969) staat over Henk Schoorl onder meer vermeld: ‘Tekent (pen), aquarelleert en lithografeert landschappen, figuren en stillevens’. Maar dat was dertig jaar geleden en daar is nog héél veel bijgekomen! Nog in 1996 was er in Lisse een goedbezochte tentoonstelling van schilderijen met als veelzeggende titel: ‘Oogst van reizen’. De erkenning van de wetenschappelijke verdiensten werd zichtbaar in de uitnodiging om een bijdrage te leveren aan een in de nazomer van 1978 gehouden internationaal colloquium, gewijd aan de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van de kustvlakte langs de zuidelijke oever van de Noordzee. In grote lijnen heeft hij tijdens die bijeenkomst zijn ideeën over de landschapsontwikkeling in het gebied van de convexe kustboog Texel-Vlieland-Terschelling uiteengezet. In de jaren erna werkte hij aan de onderbouwing van zijn daar ontvouwde ideeën. Daarnaast werkte hij aan doorwrochte artikelen zoals ‘Petten en de Hondsbossche zeewering in kaart, beeld en reconstructie (1466-1614)’, ‘Het graafschap Holland omstreeks 1300’, ‘Het gebruik van de duinen in de loop der eeuwen’, ‘De wordingsgeschiedenis van de Zijpe’ en niet te vergeten ‘Kustgenese - kust genezen?’ Laatstgenoemd artikel is een thematische studie over de omgeving van het Marsdiep, waarin hij de mogelijkheid opperde de Noordzeekust benoorden Callantsoog te versterken door aanhechting van de Zuiderhaaksgronden aan de Huisduiner kust. Met name in kringen van Rijks- | |
[pagina 165]
| |
waterstaat was inmiddels ruime belangstelling voor de ideeën van Hendrik Schoorl gewekt. Zo is in de Kustnota, zoals die in 1990 in opdracht van minister Smit-Kroes verscheen, Schoorls suggestie van ‘voorwaartse kustverdediging’ opgenomen. Maar daar bleef het niet bij. Wanneer ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag met steun van het hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier het boek Kust en kaart verschijnt, waarin een tiental van zijn belangrijkste artikelen zijn opgenomen, alsmede een uiteenzetting over de wetenschappelijke betekenis van zijn werk door prof. dr. G.J. Borger en een volledige bibliografie van zijn werk, wordt tevens bekend dat hem een eredoctoraat zal worden verleend door de Universiteit van Amsterdam. Een jaar eerder (1989) ontving hij uit handen van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard een Zilveren Anjer. Maar ook na al deze feestelijkheden, waar Henk Schoorl uitbundig van genoot, werkte hij onverdroten voort. Aan tal van artikelen, maar ook aan het grote vierdelig werk dat zijn magnum opus had moeten worden: De Convexe Kustboog, een grootscheeps onderzoek naar het kustverloop van de eilanden Texel, Vlieland en Terschelling, de genese van de westelijke Waddenzee en de daarmee samenhangende veranderingen in de loop der eeuwen in de zeegaten van Marsdiep tot Amelandse Gat. Daartoe heeft hij een ongekende hoeveelheid gegevens over de westelijke Waddenzee en de eilanden Texel, Vlieland en Terschelling bijeengebracht en bewerkt tot lijvige manuscripten. Maar aan een definitieve bewerking van dit belangrijke materiaal is hij niet meer toegekomen. Op initiatief van de ‘Kring van Vrienden van de Hondsbossche’Ga naar eind3 en met financiële steun van tal van instellingen en particulieren zullen drs. Herman Lambooij en ondergetekende een poging doen het in manuscript aanwezige materiaal in de loop van de komende jaren te publiceren.Ga naar eind4 Maar de hand van de meester zullen wij node missen.
j.t. bremer |
|