matiek van buite af gelaai word om dit tot ‘literatuur’ te maak.’
Een bijzondere plaats neemt de ongerepte en weerbarstige wereld van Zuidwest-Afrika in het werk van W.A. de Klerk in, die onder meer zichtbaar wordt in Die verste blou einder (1962; in 1977 herdrukt als Kleinben drink die bitterbloed) en in de reisverslagen Drie swerwers in Suidwes (1949), Drie swerwers oor die einder (1953) en 'n Swerwer op die sonpad (1959). Uit andere boeken blijkt duidelijk De Klerks grote liefde voor de streek rondom Stellenbosch en Paarl, het Boland: Berge van die Boland (1947, samen met Marthinus Versfeld), Die Witwyne van Suid-Afrika (1967) en Klein reis deur Drakenstein (1974). Dit laatstgenoemde boek is een teken van waardering voor diegenen die in de vallei van Drakenstein met de emancipatiebeweging ten gunste van het Afrikaans zijn begonnen. Vanuit diezelfde geest zette De Klerk zich in voor de restauratie van de Hugenote Gedenkskool bij Dal Josafat.
Dat W.A. de Klerk de Europese letterkunde (Henrik Ibsen bijvoorbeeld) goed kende, wordt evenals in zijn beschouwend proza duidelijk zichtbaar in zijn toneelstukken, waarvan ik hier slechts enkele noem: Uit die goeie aarde (1942), Die jaar van die vuur-os (1952, ter gelegenheid van het Van Riebeeck-feest), Vermaak se kind (1963) en Die markplein (1978). In het middelpunt staat hierin vrijwel altijd een heerszuchtig individu dat op nietsontziende wijze over anderen beschikt en uiteindelijk moet leren om de eigen pretenties in te dammen en aan de ander recht te doen. In Die jaar van die vuur-os wordt de problematiek verruimd naar de Afrikaner in het algemeen, die moet leren om zijn anderskleurige landgenoten te respecteren teneinde vredig met hen te kunnen samenleven. Bij de beoordeling van het dramatisch werk van W.A. de Klerk binnen de literaire kritiek van Zuid-Afrika gaat de waardering voor de creatieve zoektocht naar onderwerpen gepaard met afkeuring van het gekunstelde karakter van de personages. Die stukken van De Klerk vindt men over het algemeen de beste waarin de personages meer zijn dan louter abstracte dragers van bepaalde wereldbeschouwingen.
W.A. de Klerk verkeerde nooit in de luwte van het literaire en politieke debat in Zuid-Afrika. Het lijkt zijn levenswet te zijn, dat hij iemand naast zich nodig had om al debatterend zijn gedachten te kunnen ontplooien. Als zodanig fungeerden zijn vrienden Uys Krige en Marthinus Versfeld. Was die gesprekspartner niet in fysieke gestalte voorhanden, dan waren het kranten en tijdschriften waarbinnen De Klerk zijn stellingen poneerde, in de hoop dat er een forse polemiek uit zou voortkomen. Over de door