Europa. Nieuwe thema's en nieuwe literaire bouwvormen fungeren bij hem als uitdrukking van een veranderde kijk op de wereld, vooral op het complexe verschijnsel mens binnen de context van Zuid-Afrika.
Karakteristiek voor Leroux' werk zijn de vele verwijzingen naar andere teksten. Hij is een meester in de creatieve verwerking van intertekstuele relaties. De mens bij Leroux tracht zijn leven de grondslag van een levende mythe te geven. Daarvoor moet die mens eerst afstand doen van valse collectieve mythen. In deze afstand van vertrouwde mythen en religieuze rechtvaardigingen van het bestaan ligt de oorzaak van de geweldige emoties die het werk van deze schrijver in Zuid-Afrika vanaf de jaren vijftig teweeg heeft gebracht. Al in Die eerste lewe van Colet - ‘opgedra aan Jan Greshoff’ - is dit het geval. Hij sluit in uiterlijke zin aan bij traditionele vertelwijzen, combineert die met nieuwe inhouden, een veelheid van verwijzingen en met nieuwe vertelstructuren zoals de innerlijke monoloog. Naast de onderlaag van religieuze of mythische aard is het gebruik van symbolen bij deze schrijver opmerkelijk. Terwijl zijn romanfiguren een allegorisch karakter bezitten, krijgt het geheel van de roman een satirische inslag ten opzichte van bestaande werkelijkheidsopvattingen.
In de debuutroman draait alles om de geschiedenis van Colet van Velden, vooral om diens seksuele ontwikkeling, en daarmee verbonden, om de problematiek van goed en kwaad. Hilaria (1957) is het vervolg op het eerste werk. In Hilaria wordt een ander belangrijk vertelelement duidelijk zichtbaar: de tegenstelling tussen de gemechaniseerde moderne wereld en de herleving van een eertijds zinvolle mythe. Wat vroeger als ritueel zin en betekenis had, krijgt in de nieuwe context een perverse functie. In veel romans van deze schrijver bestaat een discrepantie tussen het tot kunstmatig nieuw leven gewekte mythische gegeven en de situatie van de moderne mens. Deze dolende moderne mens, op zoek naar een levende mythe te midden van de chaos van de grote stad, vormt het onderwerp van de roman Die Mugu (1959). Gysbrecht Edelhart, de hoofdpersoon, is zowel individu als allegorische figuur. Deze roman stort alle mogelijke teksten over de lezer uit en maakt duidelijk dat het hier een spel met fictie betreft.
Het hoogtepunt in het werk van Leroux vormen de drie romans van de zogenaamde Welgevonden-trilogie: Sewe dae by die Silbersteins (1962), Een vir Azazel (1964) en Die derde oog (1966), die in 1972 onder de titel To a dubious salvation in het Engels uitkwamen. In het middelpunt van deze drie romans staat het immense landgoed Welgevonden, dat zodanig is opgebouwd dat het een Zuid-Afrika in het klein lijkt, met vertrouwde