Edward Rombauts
Hever bij Mechelen 18 november 1902 - Leuven 3 februari 1987
In 1932 legde dr. E. Rombauts het xide Vlaamsch Philologencongres de vraag voor: Hoever staan we met de kennis onzer Zuidnederlandsche zeventiendeeuwsche letterkundige geschiedenis? Het jaar daarop zou hij, onder dezelfde titel, een omstandige en rijk gestoffeerde bijdrage publiceren in het Tijdschrift voor Taal en Letteren.
Dat hij de vraag in de we-vorm stelde, betekende dat hij zelf bereid was die destijds nog al te fragmentarische kennis van de Zuidnederlandse zeventiende-eeuwse literatuur te verdiepen en te verbreden. Het grootste gedeelte van zijn wetenschappelijk werk zou hij inderdaad wijden aan wat hij als een belangrijke schakel in de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde aanzag, wat die inderdaad was, of beter, dank zij zijn werk zou worden.
De titel van referaat en bijdrage reveleert bovendien dat Rombauts het bewustzijn had van een roeping: naast de monografische studie zou hij een breed opgezet werk schrijven, zou hij de weidser horizonten van een hele periode verkennen en de inspiratie evalueren die decennia lang de literaire activiteit had beheerst.
In 1926 was E. Rombauts in Leuven gepromoveerd tot doctor in de Germaanse filologie op een dissertatie over Leven en werken van pater Adrianus Poirters. In 1928 werd dit werk door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde bekroond en in 1930 daar ook uitgegeven onder de titel Leven en werken van pater Adrianus Poirterssj. De ondertitel evenwel, die toen reeds een verruiming van de perspectieven beloofde, luidde: Bijdrage tot de studie der didactisch-moraliserende letterkunde in de xvii e eeuw in Zuid-Nederland.
Intussen was dr. Rombauts een jaar leraar geweest in het St.-Pieterscollege te Jette, twee jaar in de Abdijschool van Maredsous en was hij daarna verbonden aan het toenmalige nir, waar hij tot 1938 zou blijven.
De literatuurgeschiedenis verloor hij echter niet uit het oog. In 1934 verwierf hij het speciale doctoraat in de Nederlandse Letteren met een studie over Richard Verstegen, Een polemist der Contrareformatie, die het jaar voordien door de Academie eveneens was bekroond en uitgegeven. In hetzelfde jaar begon hij ook lemmata te verzorgen in Winkler Prins' Algemeene Encyclopedie, en hij zou dat ook doen vanaf 1938 in de Katholieke