Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1985
(1985)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
Gerrit Taal
| |
[pagina 142]
| |
kwam op de eerste plaats de geschiedenis van Duitsland tussen 1870 en 1945. Die voorkeur kwam niet voort uit liefde voor het Duitse volk dat hij de verduistering van een deel van zijn jeugd toeschreef. Speciaal Nazi-Duitsland en het fascisme waren onderwerp van zijn universitair onderwijs. In Historici van de Twintigste Eeuw betreft zijn bijdrage Fritz Fischer.Ga naar eind1 Deze Duitser was hem sympathiek. Fischer heeft de opvatting over een gemeenschappelijke schuld aan de eerste wereldoorlog ontmythologiseerd en tegen de gangbare opinie in aangetoond dat Duitsland wel degelijk verantwoordelijk geacht moet worden voor het uitbreken van de oorlog. Als Taal opmerkt dat Fischer niet tot alternatieve methoden en ideologische theorieën overging, dan vervolgt hij, als ware het een zelfportret: ‘Hij bleef een solide en gedegen vakman, die zijn constateringen baseerde op feiten en documenten, niet op wazige redeneringen.’Ga naar eind2 Het tweede terrein van Taals belangstelling en werkzaamheid was dat van de Nederlandse parlementaire geschiedenis. In 1980 promoveerde hij op Liberalen en Radicalen in Nederland, 1872-1901.Ga naar eind3 Dit omvangrijke boek is door bevoegde critici als degelijk, goed, belangrijk en interessant gekwalificeerd. Het is en zal blijven een rijke bron voor bestudering van de diverse liberale stromingen. De zorg voor het detail die zich uitstrekt tot in vele noten is kenmerkend voor Taal, maar niet storend. De aangename en boeiende verteltrant van zijn lessen en colleges is hier blijvend gemaakt. Ook is in dit boek een fractie van Taals documentatie op het gebied van de persgeschiedenis beschikbaar gebleven. Voor lang niet alles kon in Liberalen en Radicalen een plaats gevonden worden. In snel tempo verschenen na de dissertatie portretten van H. Goeman Borgesius, H.C. Dresselhuijs, W. van der Kaaij, P. Rink en Jhr. J. Roëll in het tweede deel van het Biografisch Woordenboek van Nederland (Amsterdam, 1985). De geschiedenis van Zeeland was Taals derde liefde. Hij was graag in zijn geboorteland. Daar bracht hij zijn vacanties door, studerend met vrouw en zoon in de nabijheid. Zijn doctoraalscriptie betrof het graafschap Zeeland in de landsheerlijke tijd.Ga naar eind4 In Zeeuwse bladen verschenen detailstudies over personen uit de periode van zijn dissertatie. Bovenal ging zijn aandacht uit naar deze provincie tijdens de tweede wereldoorlog. Hierover publiceerde hij wat voorstudies hadden kunnen zijn voor het tweede grote werk. In 1978 verleende het Provinciaal Bestuur hem opdracht een werk over Zeeland tijdens de bezettingstijd te voltooien. | |
[pagina 143]
| |
Nauwgezet speurde Taal met behulp van nog levende getuigen naar de feiten en documenten. Te lang en te veel, naar de mening van de opdrachtgever. In Zeeland, in december 1983, openbaarde zich de ziekte die hem spoedig dwong zijn activiteiten te verminderen en te beëindigen ten slotte. Vóór Ger Taal overleed, droeg hij over wat hij niet meer kon afmaken. Deze nalatenschap had het kenmerk van zijn stijl van leven en werken, die van perfecte orde. Het was zijn wens dat in het bericht van zijn overlijden als kwaliteit vermeld werd: ‘historicus’.
J.J. Huizinga |
|