chieven te ontsluiten door een systematische aanpak van het indiceren op grote schaal. Hiertoe kreeg hij nu de kans en Oldewelt liet hem daarbij gaarne de vrije hand. Voor het ficheren van de doop-, trouw- en begrafenisregisters van vóór 1811 werden tientallen medewerkers van de sociale werkvoorziening aangetrokken en onder zijn leiding geïnstrueerd. De voltooiing van dit project, dat vele jaren in beslag heeft genomen, maakte voor het eerst efficiënt genealogisch onderzoek mogelijk. Tegelijk verschafte dit hem het statistische materiaal voor de historisch-demografische studies, die van zijn hand zijn verschenen.
De bewerking van de notariële protocollen werd op soortgelijke wijze aangevat. Hiervoor recruteerde hij werkstudenten in groeienden getale, die onder zijn leiding in de loop der jaren ettelijke honderden delen op fiches hebben gebracht. Zelf bleef hij er steeds actief aan meewerken en zo vormde zich een omvangrijk fichesapparaat, waaraan onder de naam ‘collectie-Simon Hart’ nog steeds wordt voortgewerkt en waarvan reeds vele onderzoekers konden profiteren.
Met het organiseren van al deze ficheerarbeid heeft Hart baanbrekend werk gedaan. Op wetenschappelijke inventarisatie heeft hij zich niet toegelegd, maar wel werden onder zijn direct toezicht vele voorlopige inventarissen gemaakt van de talrijke particuliere archieven, die aldus op doeltreffende wijze voor raadpleging bruikbaar werden gemaakt. De vruchten van de sterk verbeterde toegankelijkheid bleven niet uit: het Amsterdamse archief, ten tijde van crisis en bezetting achterop geraakt, kreeg nu de reputatie van een van de best georganiseerde in den lande en de bezoekcijfers stegen tot ongekende hoogte.
Dit was mede te danken aan vernieuwingen op technisch gebied, waarvoor Hart evenzeer een open oog had. Voor de opkomende documentreproductie had hij grote belangstelling, hij had er ook verstand van en nam dus ook de zorg voor de modernisering en uitbreiding van de fotografische apparatuur op zich. Het was volgens zijn ideeën, dat de veel geraadpleegde retroacta van de burgerlijke stand werden gereproduceerd op microfiches om deze met behulp van leesapparaten ter beschikking van het publiek te stellen. Twee voordelen: bezoekers kunnen zichzelf helpen en de originele registers zijn niet langer blootgesteld aan slijtage door het veelvuldig gebruik. Ook dit laatste punt hield hem steeds bezig en hij was het al weer, die ervoor zorgde dat het restauratiewerk weer op gang kwam en een betere outillage verkreeg.
Hart was een veelzijdig man, rijk aan ideeën en met een scherpe kijk