mini mcmlxvi feliciter peractis haec miscellanea archeologica ab amicis collegisque conscripta laetum gratumque dedicavit moderamen Numagae.’ Een tekst die hem met dankbaarheid en voldoening moet hebben vervuld. En dit wel zeer terecht.
Ook bij zijn heengaan in 1977 heeft Numaga hem eerbiedig herdacht. In een der afleveringen van dat jaar (24:1, d.d. maart 1977, p.1-4) heeft dr. J.M.G. Brinkhoff zijn bijzondere verdiensten nogmaals gereleveerd. Naar een aldaar bovendien toegevoegde, voor zover mij bekend complete, bibliografie (p.5-6) moge hier verwezen werden. Van Buchem, die in deze vereniging bovendien het vice-voorzitterschap bekleedde, van 1962 af gecombineerd met het penningmeesterschap, was in 1968 tot erelid benoemd. Ook toen hij niet meer in enige openbare functie werkzaam was, bleef hij zijn belangstelling voor de oudheid in het algemeen en voor de Nijmeegse vondsten en monumenten in het bijzonder behouden, zoals de sindsdien nog verschenen bijdragen van zijn hand aantonen.
In zijn laatste levensperiode heeft Van Buchem te strijden gehad met een verslechterende gezondheidstoestand. Hij leidde toen een teruggetrokken leven. Van zijn overlijden werd door velen met diepe verslagenheid kennis genomen. Dat zich onder de tallozen die hem betreurden ook zovele jongeren bevonden getuigt ervan hoe bemind hij in ruime kring was en op hoeveel respect hij altijd heeft kunnen rekenen, al moge hij daar ook allerminst zelf op uit geweest zijn.
Persoonlijk zal ik mij hem altijd blijven herinneren als de hartelijke, tegemoetkomende collega in het vak die hij was. Van Buchem was 25 jaar ouder dan ik, maar liet daar niets van merken. Na mijn eigen promotie was hij een der eersten die op mijn dissertatie reageerde, met de hartverwarmende en voor hem kenmerkende woorden dat hij er allerlei in gevonden had waar hij voor zijn eigen onderzoek iets aan had. Dit was kenmerkend voor hem, en het is het begin geweest van een altijd inspirerende relatie. Zijn gastvrijheid in het Museum Kam blijft voor mij even onvergetelijk. Van zijn eigen met liefde geschreven, nauwkeurige studies valt veel te leren. Ook voor hem geldt daarom het ‘scripta manent’. Voor dit alles past slechts dankbaarheid. Dit moge zijn vrouw, in wie hij altijd een grote steun gevonden heeft, troosten voor het onherstelbare verlies dat zij heeft moeten dragen.
F.L. Bastet