Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1975
(1975)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Josephus Petrus Wilhelmus Antonius Smit
| |
[pagina 87]
| |
gen aan de bekende Utrechtse archivaris mr. S. Muller Fzn. Deze zorgde ervoor, dat Smit terugkeerde naar Den Bosch, waar hij bij kb van 31 maart 1913 benoemd werd tot adjunct-commies aan het rijksarchief. Hij bleef echter nog een maand werkzaam te Arnhem om de inventaris van de rechterlijke archieven van Borculo af te maken. Deze werd daarna gedrukt, als eerste van de vele inventarissen die hij bewerkt heeft. Het rijksarchief in Noord-Brabant was bij de komst van Smit ten gevolge van de bovengenoemde ‘Bossche campagne’ zonder deskundig personeel en aangezien Muller slechts nu en dan het archief kon bezoeken, betekende dit, dat Smit, behalve met het ordenen van archieven, tevens met het dagelijks beheer werd belast. Hij deed dit zo voortreffelijk en volkomen naar de wens van de toch veeleisende Muller, dat hij bij kb van 11 juni 1914 met ingang van 1 juli benoemd werd tot rijksarchivaris in Noord-Brabant. Het is de vraag of deze opleiding en snelle carrière wel goed geweest zijn voor de verdere ontplooiing van de grote gaven waarover Smit ongetwijfeld beschikte. Van nature waarschijnlijk al enigszins wantrouwig van aard kwam hij tijdens de ‘Bossche campagne’ in aanraking met ‘allerinfaamste machinaties’, zoals jhr. mr. B.M. de Jonge van Ellemeet het uitdrukte, welke zijn wantrouwen ten opzichte van de bedoelingen van autoriteiten en medemensen zullen hebben aangewakkerd. Nauwelijks met zijn archiefwerkzaamheden begonnen, werd hij geroepen leiding te geven en zo miste hij bij zijn vorming een chef en de dagelijkse omgang met collega's, welke misschien zijn vasthouden aan eigen denkbeelden hadden kunnen temperen. Overtuigd van de hoogheid van zijn ambt en zelf actief en vervuld van ideeën, stuitte hij op onverschilligheid en geringe belangstelling voor het archiefwezen bij autoriteiten en gewone burgers. Zijn vasthoudendheid en strengheid van opvattingen maakten dikwijls ook de discussies met vakgenoten onvruchtbaar. Zo kreeg Smit de naam ‘lastig’ te zijn. Het versperde hem de weg naar andere leidende functies die met zijn beroep samenhingen. Wel was hij een veelbetekenende figuur in de archiefwereld van Nederland en in het historisch-cultureel leven van Noord-Brabant, maar algemeen rijksarchivaris werd hij niet, noch voorzitter en zelfs geen bestuurslid van de Vereniging van Archivarissen. Hij begreep zelf niet, hoe het kwam, dat men aan collega's met geringere capaciteiten de voorkeur gaf en hij klaagde daarover bij zijn vrienden. Van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen werd hij ondanks zijn grote verdiensten en ijver geen voorzitter, wèl nog secretaris. Te vaak botste hij in dit gezelschap op onkunde en onverschilligheid ten opzichte van zijn in de grond meestal | |
[pagina 88]
| |
juiste ideeën. Het verbitterde hem, dat hij met al zijn inzet zo weinig kon bereiken. Aan de andere kant schonk hij ook weer snel zijn vertrouwen, en dan ook volledig. Zo kon hij over het algemeen goed overweg met zijn personeel en dat pleit toch voor iemand. In dagelijkse omgang zag men zijn rechtschapenheid en grote gevoeligheid en ondervond men zijn medeleven met iemands moeilijkheden. Zijn chartermeesters waardeerden hem en hebben hem altijd hoog gehouden. Pasten zij, protestantse noorderlingen, beter bij zijn strenge opvattingen dan de meer gemoedelijke Brabanders? Zelf was hij gelovig rooms-katholiek, maar bij zijn aanbevelingen voor benoemingen speelde de godsdienst geen rol, evenmin bedreef hij vriendjespolitiek. Objectief zocht hij de beste. Zoals gezegd, werd Smit in 1914, op dertigjarige leeftijd, rijksarchivaris in Noord-Brabant. Met voortvarendheid zette hij zich, geholpen door zijn medewerkers, aan het ordenen van de aan zijn zorgen toevertrouwde archieven. Hij wilde ze snel toegankelijk maken voor het onderzoek en toonde daarbij het juiste inzicht, dat eerst voorlopige overzichten van de bestuurs- en rechterlijke archieven moesten worden samengesteld. Deze, zeer goed bruikbare ‘summiere lijsten’ maakten, ook al werden ze niet alle gedrukt, toch het rijksarchief in Noord-Brabant toegankelijker voor het onderzoek dan de meeste andere archieven. Aan zijn eigen werk en dat van anderen stelde hij hoge eigen. De Handleiding hield hij in hoge ere en de beschrijving der stukken in een definitieve inventaris moest in een strenge formulering worden gevat, ook al ging dit ten koste van de duidelijkheid. Maar juist deze orthodoxheid maakte Smit zo geschikt voor de opleiding van aanstaande archivarissen. Met ingang van 1 januari 1921 werd hem tevens de inspectie opgedragen van de gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Noord-Brabant. Tot 1 januari 1955, dus tot na zijn pensionering als rijksarchivaris, heeft hij deze functie vervuld. Ze bracht hem in aanraking met de sterke verwaarlozing waaraan de lokale archieven ten onder dreigden te gaan. Ondanks de vaak geringe medewerking van de verantwoordelijke autoriteiten heeft hij veel kunnen doen voor de verbetering. Het lijkt wel of de ordening en inventarisatie van een gemeentearchief Smit nog meer aantrok dan die van een rijksarchief, want talrijk zijn de inventarissen die van zijn hand verschenen of waaraan hij heeft meegewerkt. Op de secretarieën kwam hij ook meer in aanraking met de wording van de archieven. Hij ging een scherp juridisch onderscheid zien tussen ad- | |
[pagina 89]
| |
ministratie en archief en trachtte dit in een nieuwe definitie vast te leggen. Dit in wezen mijns inziens juiste principe, dat in Duitsland en de Angelsaksische landen wordt gehuldigd, had ook in ons land meer aandacht verdiend. Hoewel er nauwelijks enige discussie is gevolgd - de formulering van de definitie was enigszins gewrongen - werd het niet aanvaard. Uiteraard beperkte Smit zich niet tot de ambtsbezigheden van zijn vak. Archieven bevatten nu eenmaal zoveel interessante gegevens, dat iemand die daar oog voor heeft niet kan nalaten ze te publiceren. Talloze ‘sprokkelingen’ over uiteenlopende onderwerpen zijn dan ook van zijn hand verschenen, zowel in vakbladen als in kranten en andere periodieken voor het gewone publiek. Over de geschiedenis van Noord-Brabant en in het bijzonder over 's-Hertogenbosch gaf hij in 1921-1922 een cursus aan de volksuniversiteit. Meer en meer ging hij zich echter toeleggen op de heraldiek. Van vele gemeenten heeft hij de wapens beschreven en verklaard, eerst in Taxandria, later in De Brabantse Leeuw. Speciaal interesseerden hem het wapen en de vlag van zijn provincie. Over de vaststelling van de vlag werd jarenlang strijd gevoerd, maar het was ten slotte het standpunt van Smit dat overwon. Op 21 januari 1959 werd zijn ontwerp officieel aanvaard door de provinciale staten. Steeds meer ook ging hij zich toeleggen op de verklaring van de afbeeldingen en tekens op wapens en zegels. Na jaren van studie verscheen in 1957 zijn grote werk over de Brabantse beelden en tekens van recht. In dit moeilijk leesbare boek geeft Smit van uit een juridisch oogpunt bekeken zijn visie op de verklaring van de afbeeldingen op de oude Brabantse zegels en munten. Ook al zal niet iedereen het met zijn opvattingen eens zijn, niemand die zich met dit onderwerp bezig houdt, zal de raadpleging van dit boek met zijn grondige documentatie kunnen voorbijgaan. Naast de functies welke Smit uit hoofde van zijn ambt bekleedde of die met zijn vak verband hielden vervulde hij verschillende andere. Zo was hij lange tijd (president-)curator van het stedelijk gymnasium, dat hem bijzonder dierbaar was van wege het vroegere rectoraat van zijn vader. Ook was hij rechter-plaatsvervanger in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. Verder is hij lid geweest van de commissie ter voorbereiding van de Jachtwet (1923). Hoewel deze functies geen sinecures voor Smit betekenden, vallen ze toch in het niet bij de werkzaamheden die hij van 1932-1968 verrichtte als ontvanger van het Kantoor der beurzen en andere beneficiën ad studia voor de stad en voormalige meierij van 's-Hertogenbosch en secretaris van het bestuur van genoemde beurzen. In 1923 werd | |
[pagina 90]
| |
hij lid van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde, in 1950 werd hij benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Smit was een man met een sterk gevoel voor traditie. Stijlvol bewoonde hij het grote huis aan de Peperstraat. Hij zag wel, dat het op den duur moeilijk bewoonbaar zou zijn en overwoog het om te zetten in een museum. Dit gevoel van piëteit sprak ook uit zijn gedichten. Het waren vaak gelegenheidsgedichten, gewijd aan een jubileum van een geliefd en gewaardeerd persoon, aan een eerbiedwaardig voorwerp uit het verleden, zoals een archiefstuk, dat door zijn vorm en inhoud een sterke indruk op hem maakte. Dat hij daarbij de strenge vorm van het sonnet koos, ligt voor de hand. Hij was, zoals een van zijn zonen het bij zijn begrafenis op het kerkhof te Orthen uitdrukte: wèl edel, gestreng, maar zeer geleerd, als woordspeling op zijn titulatuur waarop hij trots was, en op de indruk die hij dikwijls op zijn kinderen maakte. Maar zij kenden ook zijn vaderlijke liefde, zoals zijn naaste vrienden en medewerkers zijn vriendschap en medeleven kenden.
w.j. formsma | |
Voornaamste geschriftenGa naar voetnoot1Inventarissen van archievenInventaris der oude rechterlijke archieven van de stad en de heerlijkheid Borculo in vroa 35, 1912, p.232-250. Inventaris van het oud-archief der gemeente Oss. Z.p., 1916 (met C.C.D. Ebell). Inventaris van het administratief oud-archief der gemeente Besoyen. Waalwijk, 1921 (met J. van der Hammen). Summiere lijst der Noord-Brabantsche rechterlijke archieven, vóór de invoering der Fransche rechtspraak in het jaar 1811 in vroa 44:2, 1921, p.26-44. Inventaris der archieven vóór 1811 der voormalige gemeente Waalre en der gemeente Valkenswaard in vroa 46:2, 1923, p.33-71. Inventaris der gemeente Vught in vroa 47:2, 1924, p.29-96. Inventaris van het huis-archief van Helmond. Helmond, 1926 (met J.J.M. Heeren). Halsteren. Zijn geschiedenis en zijn archief. Bergen op Zoom, 1939. (met C.J.F. Slootmans en L. Merkelbach van Enkhuysen). De archieven van het Gereformeerd Burgerweeshuis te 's-Hertogenbosch. 's-Gravenhage, 1952 (met F.A. Brekelmans en W.J. Formsma). | |
ArchivistiekTe veel inventarissen van bestuursacten, te weinig van archieven? in nab 30, 1922-23, p.25-28 en 31, 1923-24, p.131-133. | |
[pagina 91]
| |
Bijdrage tot de bepaling van vaktermen in nab 39, 1931-32, p.149-153. De definitie van het begrip archief in nab 53, 1948-49, p.33-35. Wanneer worden de administratieve bescheiden archivalia en is het mogelijk, dat de archivaris de administratie inspecteert? in nab 57, 1952-53, p.31-32. Administratie en archief in nab 58, 1953-54, p.57-60. Inventaires des archives de la Belgique, publiés par ordre du gouvernement sous la direction de l'archiviste-général du Royaume 1914-1917, 1917, 1922 in nab 29, 1920-22, p.66-75; 30, 1922-23, p.157-159 (boekbespreking). A. d'Hoop, Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant, tome iv Couvents, tome v Etranger, Supplément. Bruxelles 1929 et 1930 in nab 37, 1929-30, p.134, 135 en 38, 1930-1931, p.100, 101 (boekbespreking). M. Bourguignon, Les chartes du Luxembourg. Introduction à l'inventaire des chartes du Luxembourg in nab 39, 1931-32, p.131-134 (boekbespreking). In memoriam dr. J.F. Corstens in nab 32, 1924-25, p.178-179. In memoriam J.M. Cunen in nab 48, 1940-41, p.37-38. In memoriam mr. V.M.L. Dumoulin in nab 50, 1945-46, p.72. In memoriam D.C.J. Mijnssen in nab 50, 1945-46, p.69-70. | |
Geschiedenis in het algemeenVroeg-historische vestiging in J. Gommers, Rijsbergen, 1909, p.315-324 (anoniem). Het Brabantsche jachtrecht vóór de regeering van Karel den Stouten. Amsterdam 1911 (diss. Amsterdam). De overdracht van het beeld der Zoete Lieve Vrouwe van 's-Hertogenbosch aan prelaat en kanunniken regulier der abdij van Sint Jacobo opt Coudenberg te Brussel in Taxandria 20, 1913, p.26-33, 105-120 en 186-193. Accoord tusschen den magistraat van Borculo en Mr. Jorien Spraeckel over de levering van een uurwerk (1663) in Bijdr. en Meded. Gelre 16, 1913, p.215-217. Dagregister van twee reizen door Philippus van der Nolk, van Amsterdam, in 1732 naar het kampement te Oosterhout in Bijdr. Prov. Gen. van K. en W. 1918. Welke boeken in het jaar 1525 op de Latijnsche school van Breda gebruikt werden in Het Boek, 1919, p.120-123. Aanteekeningen op het handschrift van L. van den Hoevel, zijnde een plaatsbeschrijving van Oisterwijk met kroniek van de jaren 1566-1609, medegedeeld door M. Pinkhof in Bijdr. en Meded. Hist. Gen. 40, 1919, p.162-173. Het begijnhof van Oisterwijk in Bossche Bijdr. 3, 1919, p.40-55. Bijzonderheden omtrent de 17e-eeuwsche bouwgeschiedenis der kerk van Terheyden in Taxandria 27, 1920, p.125-128. Eene lijst der ornamenten en kleinodiën der parochiekerk van Woudrichem, 1573 in Bossche Bijdragen 4, 1921, p.154-157. De juweelen van den Ouden Voetboog te 's-Hertogenbosch in Taxandria 30, 1923, p.211-212. Aanneming en bouw van een Meierijsch boerenhuis in 1457 in Taxandria 31, 1924, p.76-77. Het Keizershof te 's-Hertogenbosch in Taxandria 31, 1924, p.149-155. Iets over de Agenten der Generaliteit in Taxandria 34, 1927, p.285-288. Drukplaten van een Noordbrabantsch pamphlet uit het jaar 1648 teruggevonden in Taxandria 36, 1929, p.10-11. De St. Klarenstok Te Drunen in Taxandria 36, 1929, p.154-156. | |
[pagina 92]
| |
De aanleiding tot de ‘Wet wegens het namaken der merken en teekenen van de binnen het Koningrijk Holland bestaande garentwijnderijen’ van 26 Lentemaand 1809 in Economisch-historisch jaarboek 1930, p.218-220. Het loterijfonds van Ravenstein van zijne stichting in 1752 tot zijne reorganisatie in 1818. Ossensia 6, 1938. Het Latijnse onderwijs te 's-Hertogenbosch vóór 1848 en De eerste twintig jaren van het Bossche Gymnasium in Gedenkboek Stedelijk Gymnasium 's-Hertogenbosch. 's-Hertogenbosch 1948, p.1-97. De voorzitterstoel van Representanten van Bataafs Brabant in De Brabantse Leeuw 5, 1956, p.3-5. Bezitters van Noord-Brabantse heerlijkheden in De Brabantse Leeuw 5, 1956, p.26-28; 9, 1960, p.28-32; 13, 1964, p.31-32. De platen van het Cloveniersgilde te Grave in De Brabantse Leeuw 5, 1956, p.49-50, 65-68 en 81-83. | |
HeraldiekDe oude zegels van Tilburg en Goirle in nab 27, 1918, p.61-64. Het wapen en de landskleuren van Noord-Brabant in nl 42, 1924, k.163-176. Het wapen van Noord-Brabant in Brabants Jaarboek 1949, p.119-131. Het wapen der gemeente Helmond in nab 28, 1919-20, p.153-157. Het wapen der gemeente Woensdrecht in nl 43, 1923, k.122-123. De wapens van Eersel, Deurne, Vlierden, St. Oedenrode, Waalre, Valkenswaard, Aalst, Eindhoven, Oss en Heesch in Taxandria 1926-1933. Het wapen der gemeente Huybergen en zijne betrekking tot de Praemonstratenser abdij Tongerlo en de orde der Wilhelmieten in nl 46, 1928, k.227-233. De zegels en het wapen van Roosendaal in Jaarboek van De Ghulden Roos, 1943, p.90-98. Het wapen van Breda in De Oranjeboom 2, 1949, p.17-43. Het wapen van Helmond in De Brabantse Leeuw 7, 1958, p.11-21. Het wapen van de gemeente Someren in Varia Historica Brabantica 2, 1966, p.309-315. Het wapen der stad 's-Hertogenbosch in De Brabantse Leeuw 15, 1966, p.81-85. De legervlaggen uit den aanvang van den 80-jarigen oorlog. Assen 1938. Bataafsch-republikeinsche symbolen in Noord-Brabantsche (en Nederlandsche) Gemeentewapens in De Brabantse Leeuw 1, 1952, p.5-10, 28; 2, 1953, p.68-69. De Helmtekens der Hertogen van Brabant uit het Leuvense Huis en in het bijzonder de gouden draak van Hertog Jan i in De Brabantse leeuw 1, 1952, p.122-127, 137-142, 169-173, 201-206; 2, 1953, p.1-5. Het ruitvormig gearceerd in De Brabantse Leeuw 3, 1954, p.39-41. Het monogram van Karel de Grote in De Brabantse leeuw 3, 1954, p.177. De Brabantsche Beelden en Teekens van Recht, 's-Gravenhage, 1957. Molenijzer en bloemtak. Een studie over beroepswapens in De Brabantse Leeuw 8, 1959, p.81-89. De stuik, het heraldisch stuk, dat ten onrechte heiblok genaamd wordt in De Brabantsche Leeuw 11, 1962, p.175-177. Schild en Schijf in De Brabantse Leeuw 14, 1965, p.165-166 en 177-178. De portretten en wapens der oudste Hertogen en Hertoginnen van Brabant in De Brabantse Leeuw 15, 1966, p.44-52. | |
[pagina 93]
| |
PoezieBossche wapenmarsch, met muziek van J.P.J. Wierts, gedrukt 1935 en op lagere scholen in 's-Hertogenbosch uitgereikt om te zingen. Ter herinnering aan Dr. L.J.W. Smit, rector van het Stedelijk Gymnasium van 's-Hertogenbosch 1873-1913. Gedrukt 1941. Ter herinnering aan de bevrijding van 's-Hertogenbosch van het geweld en de logen der Duitschers in De Vrije Pers, dagblad voor 's-Hertogenbosch en Omgeving, 15 november 1944. Sonnetten, uitgegeven bij zijn zeventigste verjaardag op 4-9-1953. Sonnetten ii, uitgegeven bij zijn tachtigste verjaardag op 4-9-1963. Sonnetten iii, uitgegeven bij zijn vijfentachtigste verjaardag op 4-9-1968. |
|