| |
| |
| |
| |
Marie Antoine François Charles Thewissen
Maastricht 16 april 1905 - Maastricht 16 augustus 1973
Op 16 augustus 1973 overleed te Maastricht dr. M.A.F. Charles Thewissen. Hij werd in dezelfde stad geboren op 16 april 1905. Hij promoveerde op 6 juli 1939 tot doctor in de Letteren en Wijsbegeerte in Nijmegen op het proefschrift: Twee Byzantijnse H. Kruisrelieken uit den schat der voormalige kapittelkerk van Onze Lieve Vrouw te Maastricht.
Na zijn gymnasiale opleiding in zijn vaderstad deed hij zijn candidaatsexamen in juli 1933 en zijn doctoraal in juni 1935. Met een opsomming van zijn publicaties en een lijst van zijn dienstverbanden zou men de ‘burgerlijke stand’ van de overledene kunnen completeren. Een vermelding van zijn activiteiten zou waarschijnlijk voor ieder ander het beeld van de persoonlijkheid van de overledene volkomen afronden.
Voor Charles Thewissen gaat dat echter beslist niet op. Vergeve het de schrijver, wanneer deze zo vrijelijk over ‘Charles’ schrijft zonder gebruikmaking van welke titulatuur dan ook. Als oud-leerling, collega en vaak ook als tegenspeler waren wij jarenlang vrienden, waarbij persoonlijke waardering belangrijker was dan een titel. Charles was voor de schrijver tevens de personificatie van Maastricht zelf, de stad, die ons beiden nauw aan het hart lag en ligt.
Een levensbericht over Charles Thewissen is niet een recensie post-huum over zijn nagelaten werken. Het levensbericht over Doctor Charles, zoals heel Maastricht hem noemde, is het verslag over het functioneren van een wetenschapsman in de gemeenschap, waaruit hij voortkwam en waarin hij weerkeerde. Vanuit het beeld, dat daaruit ontstaat zal het ook gemakkelijker en zinvoller zijn zijn publicaties in hun eigen en juiste proporties te zien. Dat wil overigens niet zeggen, dat op serieus bronnenonderzoek berustende publicaties, die andere beoordelingsnormen vergen, in zijn oeuvre zouden ontbreken.
Bij zijn overlijden schreef de stadsarchivaris van de gemeente Maastricht, mr. dr. H. Wouters, een portret van de overledene, waaruit ik graag de volgende passage citeer omdat de overledene daarin ‘uit de verf’ komt zoals ook ik hem steeds zag en in de geest nog zie:
‘Charles Thewissen was een persoonlijkheid, waaraan niemand onverschillig voorbij kon gaan en die de gave bezat vanuit een zekere distantie
| |
| |
allen te boeien, die met hem in aanraking kwamen. En dit zijn er tallozen geweest, want het contact met zijn stadgenoten was voor de overledene een ware levensbehoefte. Wie zijn werkzaam leven en in het bijzonder zijn omvangrijke publicistische arbeid overziet, vraagt zich of waar hij de tijd vond iedere gelegenheid tot een gesprek te benutten, niet alleen in ambtelijke bureaus, in leslokalen en congresgebouwen, doch evenzeer met de ‘gewone man’ in vergaderzalen, op de terrassen langs het Vrijthof en in de straten van zijn geliefde stad. Charles was een geboren causeur, die de kunst verstond boertige volkshumor geestrijk te vertalen. Maar meestal had zo'n gesprek een diepere bedoeling dan gezelligheidscontact alleen. Hij hechtte waarde aan de mening en gevoelens van iedereen, hij vond iedereen belangrijk genoeg om hem of haar voor zijn inzichten te winnen. En deze inzichten hielden vrijwel steeds verband met het wel en wee van zijn geboortestad Maastricht.
Dat hierbij zijn vizie op het verleden een bijzondere rol heeft gespeeld, is van een historicus als dr. Thewissen niet anders te verwachten. Doch het is opvallend, dat hij niet in het voetspoor trad van het toch wel benauwende Limburgse en Maastrichtse patriottisme van voor de oorlog en de ongenuanceerde afwijzing van alles wat van boven de Moerdijk kwam of gekomen was, die deze geestesgesteldheid kenmerkte. Ongetwijfeld heeft zijn wetenschappelijke vorming hem ervoor behoed een richting in te slaan, waartoe hij op het eerste gezicht scheen voorbestemd, doch die in het licht van de resultaten van het historisch onderzoek en de maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste kwarteeuw tot steriliteit gedoemd was.’
Om de persoonlijkheid van de historicus Thewissen te ontdekken en vooral te begrijpen gaat de weg via zijn overigens spaarzame prozawerken, waarvan de Limburgse jaarkrans typerend is. Dit sterk auto-biografisch werkje laat de jonge Charles zien in zijn jeugd. Als zoon van een sigarenwinkelier in de Maastrichtse binnenstad onderging hij de spanning rond de grote luxe-kist met een groot assortiment sigaren in de Sinterklaastijd. Zou ‘Pa’ ze kunnen verkopen of bleef het een mis-investering? Hij onderging de krans van feesten het hele jaar rond zoals anderen de maanden tellen. Heiligdomsvaart en carnaval, de ‘thuisvlucht van de kerkklokken uit Rome’ na de veertigdaagse vastentijd, de kermis en processie, de feestelijke bedevaart ter ere van de H. Cornelius (tegen stuipen) in het naburige dorp Borgharen en het ‘Mei’-vieren (naamdag vieren) van de familie, vrienden en bekenden. Hij rekende dat alles tot het bezit van ieder en trachtte dat alles voor zijn stad- en streekgenoten toegankelijk te maken.
| |
| |
Zijn heengaan werd als een groot verlies voor stad en streek beschouwd. Ook in het Belgisch Limburgse land op de westelijke Maasoever.
Bij de uitvaart op maandag 20 augustus 1973 vanuit de basiliek van Onze Lieve Vrouw te Maastricht sprak de celebrant, pastoor drs. J.H.J. Bohnen, een afscheidsrede uit, waaruit hier een deel volgt. Dit citaat vind ik belangrijk bij het weergeven - althans een poging daartoe - van het totaalbeeld van Charles, omdat de redenaar de gevolgen kende van de voor Charles’ vrienden vaak onbegrijpelijke houding, die de overledene in moeilijke tijden aannam omdat hij meende op die manier zijn stad en haar bevolking het beste te kunnen dienen. Het werd niet steeds zo begrepen. Van sommige gevallen en situaties nam Charles de geheimen mee in het graf. Openbaring ervan zou hem misschien van blaam - zo deze in de ogen van sommigen misschien aanwezig was - hebben gezuiverd, maar waardoor anderen hun aureolen zouden hebben verloren. Dat wilde en deed Charles niet! Hij verdroeg vaak verguizing zonder wederwoord te uiten en in het licht daarvan vormen de woorden van drs. J.H.J. Bohnen misschien zelfs een aanklacht tegen hen, die Charles Thewissen hebben miskend en hem niet de plaats hebben gegeven, die hem toch ondanks alles toekwam. Drs. Bohnen zei: ‘Een groot man is ons ontvallen, onmisbaar en onvervangbaar. Dr. Charles Thewissen streed voor het behoud van Maastrichts waardigheid, nu en in de toekomst. Zijn door kennis geschraagde genegenheid ging uit naar het grensloze land tussen Ardennen en Eifel, met de bewoners van welk gebied hij zich bijzonder verbonden voelde.
‘Als zestienjarige publiceerde hij onder een op zijn naamletters C.T. gebouwde spreuk Conor Tueri: ik tracht te beschutten. Wat hij wilde beschutten waren: zijn stad, zijn streek, zijn volk en het volkseigene van de cultuur. Hij versmaadde nationaal en internationaal succes, de voorkeur gevend aan het dienen van zijn volk. Daarvoor had hij behoefte aan contact met mensen en werd journalist en part-timeleraar.
‘Onbeperkt idealisme moet vaak duur betaald worden met het geld van de pijn. Dr. Thewissen heeft het ervaren. Minder bekend is de schrijnende isolatie, die zijn deel werd. In 1948 zou een groot Mariacongres gehouden worden in zijn Maastricht en hij moest rechtloos en werkloos aanvaarden dat zelfs zijn minutieus uitgewerkt plan voor de stoet ter zijde werd geschoven.
‘Hij was een begaafd schrijver, die ‘zichzelf’ schreef en geen behoefte had aan modetermen. De humor monkelde door zijn woorden, als de zachte glimlach op zijn fijn getekend gezicht wanneer hij sprak.
| |
| |
‘Als leraar was hij een pionier, die geen Hollandse doch Nederlandse geschiedenis doceerde, de grillige grensstrepen op de landkaart negerend, hoewel hij het ontstaan daarvan nauwgezet wist te verklaren.
‘Deze man, die zo volstrekt van zijn stad gehouden heeft, is nu heengegaan. Het voorwerp van zijn liefde kan een figuur als dr. Thewissen moeilijk ontberen. Het verheugt ons dat wij afscheid van hem mogen nemen in deze basiliek, waarvan hij de gehele geschiedenis kende, waarvan hij de schoonheid telkens weer genoot als hij ze anderen aanwees, doch waar hij ook kwam bidden. Elke zondagochtend knielde hij hier in de eerste mis om veel tijd over te houden voor zijn werk.’
Uit zijn honderden publicaties in kranten en tijdschriften, maar ook uit zijn lezingen en andere werken blijkt steeds de grote liefde, die Charles had voor Maastricht. Wat Charles ook ondernam, in welke omstandigheden en op welke wijze dan ook, steeds waren zowel vriend als tegenstander ervan overtuigd, dat hij het deed uit liefde voor zijn stad. In dat kader mag zeker even worden vermeld, dat door zijn toedoen de ‘Grote Klok’, oftewel ‘Grameer’, zoals ze in Maastricht wordt betiteld, van de Sint Servaaskerk werd behouden toen de bezetter deze opeiste als ‘kanonnenspijs’. Mede door zijn activiteiten bleef ook de ruïne Lichtenberg op de Sint Pietersberg nabij Maastricht gespaard, toen dreigde, dat deze ten offer zou vallen aan de mergelwinning ten behoeve van de cementindustrie. En niet in het minst is het aan Charles te danken, dat het antieke koper van de Joodse synagoge in Maastricht en de hele hebreeuwse bibliotheek voor stad en gemeenschap bleven behouden.
Charles had over dit soort successen een eigen zeer geprononceerde mening, die soms wel eens moeilijk was te volgen. Genoemde successen weigerde hij anders te beoordelen dan gezien in de betekenis en de waarde ervan voor Maastricht. Meermalen verklaarde hij: ‘Als de koningin die klok geëist had voor de kanonnen van de geallieerden zou ik mij òòk verzet hebben.’
Typisch voor Charles was, dat hij als historicus niet de man was, die alsmaar geduldig trachtte oude documentaties te doorvorsen, maar meestentijds zijn publicaties grondde op de actualiteit en van daaruit de historie benaderde. Daarbij verloor hij echter nooit de door hem zelf gestelde ‘rode lijn’ uit het oog. Zelfs uit de meest bescheiden publicaties van zijn hand spreekt steeds opnieuw zijn streven om te komen tot een algemene Nederlandse vaderlandse geschiedschrijving. Een geschiedschrijving van de Nederlanden vanaf hun ontstaan, waarin de bewoners van de meest noor- | |
| |
delijke provincies zoals Groningen en Friesland, maar ook de bewoners van Luik, Luxemburg of Brussel hun plaats in het historisch gebeuren terugvinden.
Als kleine illustratie van dit streven: bij iedere gelegenheid bestreed hij het algemeen verbreid gegeven, dat de tachtigjarige oorlog begon met de slag bij Heiligerlee in 1568. Deze oorlog was reeds eerder gaande en wel in de Limburgse contreien toen de Prins van Oranje zijn hoofdkwartier in Aken had. Vòòr de slag van Heiligerlee vond de slag van Dahlem plaats en mislukte de overtocht over de Maas bij Stokkem toen de Oranjes wilden opmarcheren naar Brussel. Ook herinnerde hij er bijvoorbeeld steeds aan, dat Maastricht daadwerkelijk verzet pleegde tegen de oprukkende Lodewijk xiv, terwijl andere Nederlandse steden zich haastten de Zonnekoning de stadssleutels te overhandigen.
Enkele weken vóór zijn overlijden verscheen nog een artikel van zijn hand in het maandblad Limburg Vandaag, waarin hij pleitte voor een degelijke Nederlandse geschiedschrijving zonder ‘Hollandse fabeltjes’. Hij was in zijn streven zeer rechtlijnig en stelde zich dan ook zeer critisch op tegen de totstandkoming van aparte geschiedschrijvingen van Nederlands en van Belgisch Limburg, een gewest, dat tot de dramatische scheiding in 1839 historisch steeds een eenheid heeft gevormd.
Zijn journalistieke begaafdheid en activiteit hebben hem waarschijnlijk ook de zin vàn en de interesse vòòr de ‘petite histoire’ bijgebracht. Daarbij bepaalde hij zich niet alleen tot de actualiteit, maar met de nauwkeurigheid van de wetenschapsman, de vlotheid van de journalist en de humor van de Maaslander opende hij het boek der historie door zijn publicaties en lezingen voor zijn minder geïnteresseerde mede-burgers. Met de begrijpende glimlach van de man, die het leven kende, kon hij de vele concubinaten van Karel de Grote vergoeilijken en de schaking van een stiftvrouwe van de abdij van Thorn door een edelman aanvaardbaar maken. Hij slaagde er steeds opnieuw in door het treffen van de juiste toon lezer en toehoorder in ieder milieu te boeien.
Doch het was niet alleen de historie, die hem boeide. Ook de actuele situatie had zijn volle aandacht. Wanneer hij schreef over actuele problematieken bleek steeds opnieuw, dat hij zich daarin verdiepte en het is vaker voorgekomen, en Maastricht ervaart het nu na zijn dood nog steeds opnieuw, dat de door hem in zijn publicaties voorziene ontwikkelingen zich onherroepelijk aandienden en nog aandienen en die oplossingen vroegen en vragen, waarvoor hij reeds de trend aangaf, vaak gebaseerd op vroegere
| |
| |
historische ontwikkelingen. Voor hem gold steeds en hij hield het zijn lezers en toehoorders meer dan eens voor: ‘l'Histoire se répète’. ‘De historie is de leerschool van de mensheid,’ was een andere vaak door hem geuite mening!
De activiteiten van Charles waren niet wereldschokkend, maar voor stad en streek wel zo indringend, dat met recht kan worden gesproken van een ‘Charles Thewissenperiode’, die door zijn heengaan een einde heeft genomen. Zijn veelheid van activiteiten bepaalde mede het aanzien van stad en streek. Er zouden boekwerken over te vullen zijn. Ze zouden echter slechts in eigen streek te begrijpen en te waarderen zijn. Men moet de achtergronden, intriges, instelling, eeuwenoude tradities en verhoudingen kennen om zijn activiteiten op het gebied van de organisatie van typische Maastrichtse evenementen zoals bijvoorbeeld de Heiligdomsvaart en carnaval op hun juiste waarde te kunnen waarderen.
Slechts een enkele generatie levert een figuur zoals Charles er een was. Charles werd beheerst door de liefde voor zijn stad en streek. Al zijn kennis en kunde stelde hij in dienst van de stad en haar burgers. De Maastrichtse gemeenschap is hem daar dankbaar voor. Een dankbaarheid, die zich nu na zijn dood manifesteert in het feit, dat hij nog steeds wordt geciteerd en waarbij vaak met spijt en droefheid wordt verzucht: ‘Maastricht kreeg niemand anders voor hem in de plaats.’
ber th. sondeijker
| |
Voornaamste geschriften
Omvangrijker afzonderlijke publicaties
Twee Byzantijnse H. Kruisrelieken. 1939.
Het Hollands tijdperk. 1940.
Limburgse jaarkrans. 1949.
Mirakelstad. 1955.
Zes-en-dertig dichters en de stad Maastricht. 1956.
De St. Servaaskerk te Maastricht. 1957.
De Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht. 1958.
Gedenkboek Mosa 75 jaar. 1958.
De Mosasaur. 1960.
De Grote Sociëteit. 1960.
Eus eige leedsjes. 1968.
Geschiedenis van Maastricht. 1968.
| |
Kleine afzonderlijke publicaties
Maastricht kalender. 1934.
Limburgs missionarissen. 1936.
Missie-optocht 1936. Programmaboekje. 1936.
| |
| |
Heiligdomsvaartstoet 1937. Programmaboekje. 1937.
Limburg en Oranje. 1937.
Waterfeest op de Maas 1938. Programmaboekje. 1938.
Het studentenprobleem. 1939.
Wandelkaart Groot Limburg. 1946.
Maastricht met foto's van F. Lahaye. 1948.
V. en D. Maastricht vijftig jaar. 1957.
Jaarboekje van de stad Maastricht. 1958.
Ons huis in Maastricht - De Nationale. 1961.
Vijftig jaar Openbare leeszaal en bibliotheek. 1966.
Gids voor Zuid-Limburg. z.j.
Limburgs kastelenkalender. z.j.
vtb - Wandelboekje Maastricht. z.j.
| |
Publicaties waaraan Thewissen meewerkte
Gedenkboek Gemeente hbs 1864-1939.
Gedenkboek Kon. Sphinx - Céramique.
Gedenkboek Maastrichtse Zinkwit Maatschappij.
Vijftig jaar waterleiding Kerkrade.
Limburgs verleden.
De Maas van de bron tot Maastricht-Maaseik.
Vorm en ruimte - Rotterdam.
Carnavalskrant De Opregte Mestreechter Vastelaovensgezet.
Carnavalskrant D'n Opregte Leugeneer.
| |
Publicaties van anderen, door Thewissen uitgegeven
Leo Herberghs: Maastrichtse sonnetten.
Frans Brunklaus: Carl Smulders.
Leon Veugen: Es God bleef.
Thomas Pieters: Van Hemel en aarde.
Jef Spuisers: Karel en Elegast.
| |
Artikelen
De Dietsche Beweging in Orgaan Jong Limburg 11, 1932, nr.10, p.3; nr.11, p.2; nr.12, p.2.
De eerste Noodkistomdracht in 1677 in Maasbode, 8 mei 1932.
De verovering van Maastricht 1632-1932 in Roeping nr.9, 1932, p.610-612.
De Blauwvoet Willem van Oranje, onze nationale figuur in Gedenkboek Wilhelmus van Nassauwe, 1933, p.38-42.
De grafkapel van St. Lambertus in Maandblad van Sint Servaas, 1935, nr.2, p.18.
Het Byzantijnsche kruis der basiliek in Maandblad van Sint Servaas, 1933, nr.3, p.23.
De St. Servaasviering na 1632 in Maandblad van Sint Servaas, 1933, nr.7, p.76 en nr.8, p.84
Een Maastrichts sermoen uit het jaar 1729 in Veldeke 12:66, p.2.
Vaderlandse geschiedenis of heemkunde in Maasbode van 13 en 20 februari 1938.
Jacobus à Castro. Bij de 33oe sterfdag van Roermonds derde bisschop in Maasbode, 2 februari 1939.
Sint Willibrord Apostel der Nederlanden in Gudrun 20:12, 1939, p.305-316.
De oorlog van onze dagen in Maasbode, 19 en 26 november 1939.
| |
| |
Het verraad van 1638. Was de krijgsraad tot optreden gerechtigd? in De Maasgouw 60:2, 1940, p.17-20.
Twee koninginnen te Maastricht in Limburgs Dagblad, 22 april 1950.
Willem ii, de koning der verzoening in Limburgs Dagblad, 1950.
De vermaarde cercle equestre in Limburgs Dagblad, 1 april 1950.
Een leergang in processiekunst in Dagblad voor Noord-Limburg, 9 juni 1951.
De Knijnspiep in Limburgs dagblad, 26 januari 1951.
Koninklijk bezoek in 1841. Willem ii naar de kolenmijn in Limburgs Dagblad, 9 mei 1952.
Grote manoeuvres in september 1901 in Limburgs Dagblad, 25 september 1951.
Het Jekerdal in Limburgs Dagblad, 16 mei 1964.
De Voerstreek in Limburgs Dagblad, 23 mei 1964.
Het Godsdal (Berwijn) in Limburgs Dagblad, 30 mei 1964.
De Geul in Limburgs Dagblad, 13 juni 1964.
De Maasvallei in Limburgs Dagblad, 27 juni 1964.
Fons Olterdissen in Limburgs Dagblad, 1964.
Bijdragen in Carillon. Bijblad van het Dagblad van Noord Limburg, 18 november 1961.
Bijdragen in Intermezzo. Bijblad van Maas en Roerbode.
Voor een overzicht van verdere artikelen verschenen tussen 1930 en 1940 raadplege men de Lijst van Geschriften van Leden der Vereniging tot Bevordering van de Beoefening der Wetenschap onder de Katholieken in Nederland, supplement 1940, p. 414 (zestien titels).
|
|