Zo'n veertig gulden, dachten we, met als afzetgebied schoolbibliotheken van havo en mavo; voor de leraar maar vooral voor de leerling, de toekomstige kunstkenner en literatuurkenner.
Terug waar naar wat hijzelf zijn eerste boekje noemde, het boekje om jong en oud poëzie te doen verstaan, Dichterland. Ik sla het open:
Sprak geen vervloeking maar weende zeer...
En dan de commentaren van Van Leeuwen, bijvoorbeeld bij het onderdeel Rondelen. Zijn beschrijvingen. De dichters Charles d'Orléans, Christine de Pisan, François Villon, de Franse Middeleeuwen, de slag bij Azincourt. Alles leeft voor de lezer van dit eenvoudige boekje over poëzie. Ik geloof dat velen door deze uitgave tot het lezen gekomen zijn, ook van poëzie, het stiefkind onzer letteren.
Wim van Leeuwen hield van zijn land.
Van Leeuwen, zo vertelde zijn vrouw mij bij een van de laatste bezoeken aan haar, had veel willen reizen. Hij was in Frankrijk. Hij heeft het dal van de dansende Durance gezien. Hij heeft geweten, wat Marsman bedoelde, toen hij dichtte: ‘De zon en de zee springen bliksemend open.’ Wim van Leeuwen was filosoof. Hij bekeek de dingen zoals de filosofie ze laat zien; zoals ze konden zijn om in hun tegendeel te verkeren. Wij spraken over de Voorsocratici, over Thales van Milete, die de wereld zag opgebouwd uit stof, water en vuur.
De mens stond bij dit alles voor hem centraal. Van Leeuwen kon schijnbaar achteloos een klas gadeslaan terwijl een kind een verhaal of gedicht voorlas. Vingers gingen omhoog wanneer hij tenslotte de vraag stelde, wie er had gewonnen. Dat bleek lang niet altijd de op het eerste gehoor beste. Van Leeuwen waardeerde naar het innerlijk en daarbij wist hij ook heel goed dat niet steeds bepaalde kinderen de eersten moesten zijn.