Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1973
(1973)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Dirk Verèl
| |
[pagina 223]
| |
nog de critiek schreef ook.’ Hij zoù er - desgevraagd - toe in staat geweest zijn. Zijn soms scherp-critische instelling richtte zich niet het minst op eigen werk. Dirk Verèl werd op 27 juni 1892 te 's-Gravenhage geboren in een muziek- en zang-minnend gezin. Hij had een scherp en vlug verstand, werd opgeleid voor onderwijzer, behaalde al spoedig ook de acte's tekenen en Engels, studeerde daarna voor middelbaar Nederlands en wierp zich tegelijkertijd op de studie van tekenen, schilderen en muziek. In 1920 huwde Verèl Sophie Damen, collega bij het onderwijs - hij kende haar al van de kweekschoolbanken;Ga naar voetnoot2 Fie werd zijn trouwe levensgezellin voor meer dan vijftig jaren. Reeds als jong onderwijzer te Haarlem treffen we Dirk Verèl (blijkens zijn nagelaten papieren) naast zijn dagelijkse werk artistiek actief aan als koordirecteur.Ga naar voetnoot3 Dan is het ook, dat zijn toneeltalent zich baanbreekt: Op een avondwandeling in de Haarlemmerhout ziet hij opeens de figuur van Herodes gedramatiseerd voor zich. In 1921 komt de eerste versie van dit, zijn eerste, spel gereed. Tien jaar later zal zijn Herodes in de Haagsche Kunstkring opgevoerd worden.Ga naar voetnoot4 Een eerste grote wending in Verèl's carrière vormt zijn benoeming (in 1922) tot leraar Nederlands (met als bijvakken tekenen en theorie muziek en zang aan de Kweekschool met den Bijbel te Groningen. Verèl's leraarschap blijkt een verrassing. Zijn originele, ‘vulcanische’ persoonlijkheid pakte de kwekelingen van stond af aan. De nieuwere dichtkunst, waar men op deze school tot dan nog lang niet aan toe was gekomen, wordt opeens levende werkelijkheid. Hij zal er vijfentwintig jaar leraren en talloze kwekelingen voor hun leven 'n brok (zij het somwijlen een barok brok) musische vorming meegeven. Niet tevreden met wat de bestaande leerboeken bieden, schrijft hij zijn eigen spraakkunst: Taalbegrip.Ga naar voetnoot5 Taalverschijnselen zullen hem blijven boeien.Ga naar voetnoot6 Het Nederlands is hem ‘res sacra’. Slecht taalgebruik bestrijdt hij fel. Ook in Groningen is Verèl's vrije tijd weldra niet minder gevuld dan | |
[pagina 224]
| |
zijn leraarsbestaan. Hij krijgt er contact met De Ploeg en De Regenboog, met welke hij exposeert; steekt naar eigen getuigenis veel op van Jan Wiegers en George Martens. Experimenteert zelf met droge naald in celluloid. In het huis der Verèl's - aanvankelijk in Eelderwolde,Ga naar voetnoot7 later in de Groninger Herestraat, dan in Haren - verzamelt zich een groep jonge kunstbeoefenaars van diverse pluimage. Als ster van de eerste grootte Hendrik de Vries. Voorts onder meer Geert Kazemier, Ido Keekstra, Halbo Kool, Reinold Kuipers, Sjoerd Leiker, Martin Leopold, Bert Nuver, Ab Visser. Een inspirerend milieu, door nestor Herman Poort schertsend ‘de litteraire salon van de heer Verèl’ genoemd.Ga naar voetnoot8 In zijn Herestraat-tijd redigeert Dirk Verèl enige tijd het ‘algemeen litterair maandblad’ Het Venster.Ga naar voetnoot9 Mederedacteuren: Jan H. Eekhout, Bert Nuver, Mees Valentijn en Hendrik de Vries. Onder de medewerkers uit die periode van Het Venster vindt men Mien Proost, Garmt Stuiveling, Simon Vestdijk, Theun de Vries. Godfried Bomans treedt er met Dirk Verèl in het krijt over de ‘Baudelaire- en Verlaine-achtige berustend-droefgeestige levensopvatting der Venster-dichters.’Ga naar voetnoot10 In 1936 wordt Het Venster gestaakt. Bij de kortstondige opvolger De litteraire Revue treedt Verèl alleen als mede-redacteur op.Ga naar voetnoot11 Van zijn spaarzame eigen gedichten hebben verzen als Het schaakspel en De nacht duurzame waarde.Ga naar voetnoot12 | |
[pagina 225]
| |
Meer dan de dichtkunst echter houdt de dramatische kunst Dirk Verèl bezig. De betekenis van zijn toneelschrijverschap ligt niet alleen in wàt Verèl bracht - er is veel opmerkelijks bij -, maar ook in het feit, dat hij als diep-gelovig mens in destijds van het toneel afgekeerde reformatorische kringen met overtuiging voor de dramatische kunst opgekomen is. Èn door zijn geestdrift, èn door wat hij bracht, vooral bij voordracht van eigen werk, bewerkstelligde hij een doorbraak van ruimer inzicht. Fel was zijn verzet tegen de culturele taboe van een verstarde traditie, die toneel zonder onderscheid ‘nog als duivelswerk beschouwde’. Zijn vurig betoog: ‘Het toneel is ook van ons!’ Verèl's eigen toneelproductie is ook alweer van een opmerkelijke verscheidenheid. Ik noemde reeds het maskerspel Een mens (opvoering Groningen 1930) en het bijbels spel Herodes (opvoering Den Haag 1931). In 1933 werd zijn openluchtspel Vikings in het Stadspark te Groningen gepresenteerd onder regie van Rut Hofman, met medewerking van de gov.Ga naar voetnoot13 Als nieuw ‘toneelspel naar een bijbels gegeven’ bracht hij Hadassa (opgevoerd in de Stadsschouwburg te Groningen door het Groningsch Studententooneel Gezelschap nozwz;Ga naar voetnoot14 heropvoering t.g.v. het Nederlandse Philologen Congres 1935). Daar tussendoor bracht Verèl (in 1932 nog onder het pseudoniem D. van Noord) een reeks van blijspelen, deels geschreven voor de studenten van Vera, de Groninger afdeling der ssr,Ga naar voetnoot15 of voor Lodes, de vereniging van leerlingen der Meisjes-hbs te Groningen. Voor Vera ontwierp hij ook het schimmenspel Het land van Kokanje. Ook de padvinders klopten niet tevergeefs bij hem aan. In 1936 bracht de Groninger Toneelvereniging Joost van den Vondel voorts (in de Stadsschouwburg) zijn De jeugd zoekt werk onder regie van Rut Hofman.Ga naar voetnoot16 Als ‘dialoog met spreekkoor’ publiceerde hij in het laatst der dertiger jaren zijn Naar het licht.Ga naar voetnoot17 Van de Bond van Nederlandse Toneelschrijvers was Dirk Verèl een actief lid. Bij herhaling trad hij daar op als voordrager van eigen werk. Toen deze Bond zich onder de bezetting in de Kultuurkamer deed opnemen, bedankte hij echter onmiddellijk als lid. | |
[pagina 226]
| |
Onder Verèl's dramatische werk neemt zijn schimmenspel en declamatorium van Boutens' Beatrijs een bijzondere plaats in. In Verèl's nagelaten papieren vond ik daarover de doorslag van een brief, waarin wij onze erudiete alles-kunner en -willer in volle actie getekend vinden:Ga naar voetnoot18 ‘Toen ik in 1922 als leraar Nederlands aan de Kweekschool in Groningen kwam ... was er, mede door de uitsluitend grammaticale exameneisen, een ontstellende achterstand op letterkundig terrein. ‘Als eerste werken heb ik op mijn programma genomen het toneelspel van Herman Middendorp Mara (in die Protestantse kringen, waartoe mijn leerlingen behoorden werd alles wat met toneel te maken had, nog beschouwd als ‘duivelswerk’) en de Beatrijs van Boutens. Omdat toen juist geen uitgave verkrijgbaar was, was ik wel genoodzaakt het hele werk op handgeschreven (!!) stencils te zetten, die een voor een af te drukken en zo alle leerlingen van een ‘boekje’ te voorzien.... ‘Ik weet niet meer, wanneer het plan, om daar muziek bij te schrijven ontstond; ik vermoed in '23 of '24. Ik herinner me wel, dat eerst de schimmen ontstonden. In een houtzagerij heb ik die allemaal gezaagd uit triplex. Dat was een hele uitrekenarij, want ook de gestyleerde nonnen bestonden uit veel onderdelen. De armen bewogen in schouder en elleboog; de voorkant van de rok bewoog om het lopen te suggereren; de achterkant van de rok bestond uit drie delen die langs elkaar schoven om het knielen mogelijk te maken; de wijde mouwen bestonden uit vijf stukjes, die bij bewegen van de arm in plooien neervielen; het paard van de ridder had vier los van elkaar bewegende benen. Alles 'n heel gepruts. ‘De oorspronkelijke opzet was: een vertoning voor de leerlingen van Kweekschool en Gymnasium op hun ‘feestavond’. De muziek was eerst ook zeer eenvoudig, uit te voeren door leerlingen. Dat is ook gebeurd. Wekenlange voorbereiding, want het hanteren van de poppen vraagt nog al wat. De spelers namen ze mee naar huis, om daar te kunnen oefenen. De spreekstem kwam van achter het scherm. In de donkere zaal was dus alleen de verlichte rechthoek te zien, waarlangs de schimmen schoven, als doorlopende illustratie van de tekst. Voor de wisseling van ‘decor’ was er een schuifgordijn voor het scherm. ‘Ik had toen, naar ik meen, 10 spelers (leerlingen van pl. m. 17 jaar). Daarbij natuurlijk ‘de muziek’, en éen voor het gordijn en 'n paar voor licht en donker. | |
[pagina 227]
| |
‘Na dit alles kwam pas het plan dit geheel ‘blijvend’ te maken. De definitieve partituur ontstond, en toen stelden enkele leden van het Gronings orkest mij voor, daarvan, met medewerking van de declamator Bert Nuver (Nu Mr. B. Nuver in Amstelveen) werk te maken. Er waren drie repetities van ruim twee uur nodig voor de zaak ‘zat’. Toen kreeg ik van prof. Overdiep een nacht lang de beschikking over zijn laboratorium, waar ‘glasplaten’ konden worden gesneden. (De band-recorder bestond helaas nog niet.) We hebben inderdaad daar van het hele werk opnamen gemaakt op die glasplaten (die helaas een zeer beperkte levensduur hebben; na zo'n zes keer draaien waren ze versleten). ‘Toen werd het tijd Boutens er in te kennen. Ik ging hem dus in Den Haag opzoeken, ik kende hem al van vroegere ontmoetingen, en na een uitvoerige bespreking gaf hij ‘graag’ zijn toestemming. Buiten mijn medeweten is Bert Nuver er mee naar de Avro gegaan, en tot mijn verrassing kreeg ik het verzoek de muziek op te sturen, opdat er, met eigen orkest onder leiding van Louis Schmidt, een uitzending als ‘declamatorium’ van kon plaats vinden. Natuurlijk weer eerst naar Boutens. Hoewel hij zich maar moeilijk het klankgeheel kon voorstellen, ging hij toch accoord met dit experiment. Dat was, meen ik, in 1928.Ga naar voetnoot19 ‘Ik heb erg van die uitzending genoten, en ze bezorgde mij een heel plezierig telefoontje van Kor Kuiler, de componist en toenmalig dirigent van het Gronings Orkest. En de volgende dag een briefje van Boutens, waaruit ik opmaakte, dat hij heel content was over die uitzending. ‘De zaak is toen opgeborgen, ook al om de moeilijke voorbereiding, tot mijn leerlingen mij, op de afscheidsavond, die mij in 1947 werd aangeboden, verrasten met een volledige opvoering.’ Dit incidentele radio-contact met de avro zou eerst 'n kleine twintig jaar later (na de tweede wereldoorlog) gevolgd worden door een duurzaam verband met de ncrv. Maar eerst zou de oorlog zelve (en Verèl's eigen illegale activiteiten, die ook hem niet aan Nazi-gevangenschap deden ontkomen)Ga naar voetnoot20 in 1947 zijn | |
[pagina 228]
| |
neerslag vinden in de historische verzetsfilm der goiw: Verzet.Ga naar voetnoot21 Scenario en regie: Dirk Verèl. Camera en montage: C.R. Tiddens. Een film, geheel door Groninger amateurs gespeeld en opgenomen. Première: 6 november 1947 in het Luxor Theater te Groningen. De gezamenlijke opvoeringen zouden voor de Stichting 1940-1945 een aanzienlijk bedrag opleveren. In datzelfde jaar 1947 wordt Dirk Verèl door de ncrv aangezocht om als hoorspelleider op te treden voor deze omroep, die zich tot dan niet op dit terrein gewaagd had. Een moeilijke beslissing, maar als uitdaging een kolfje naar de hand voor deze voorvechter van het Protestants Christelijke toneel! Ten tweeden male zien wij hem nu in orthodox-protestantse kring pionierswerk verrichten, - als dramaturg en als regisseur. ‘Toneel is roeping’ zegt hij in een vraaggesprek dat Lidy van Eijsselsteijn voor Trouw met hem voerde bij zijn overgang van Haren naar Hilversum. En dat wàs het voor hem. Een van zijn grootste verdiensten is, dat hij voor de toenmalige ncrv-wereld het eigen hoorspel gemáákt heeft. Als ontspanning, zeker, maar vooral ook als getuigenis van eigen religieuse en culturele waarden. Intussen ziet hij in deze overgangstijd nog kans op verzoek van een verwante, jubilerende jeugdorganisatie het toneelspel Djoeke Hilberts te schrijven,Ga naar voetnoot22 een spel dat door zijn vele opvoeringen in gereformeerde kerken, toonde dat een kentering in de gevoelens ten aanzien van het toneel bezig is zich hier te voltrekken. Voor 't overige zal Verèl zich in de kleine tien ncrv-jaren met de volle inzet van zijn persoon geven aan de opbouw van de nieuwe hoorspel-afdeling. Door er zelf stukken voor te schrijven als De Kracht van het land bestaat (Vrede van Munster), Het oude en het nieuwe Orgel, Kerstspel, Hoop (in samenwerking met David Macdonald), Herodes. Maar vooral door Nederlandse auteurs tot het schrijven van hoorspelen te inspireren. Hij spaart moeite noch tijd voor besprekingen aleer ze aan 't werk gaan, en bereikt met nieuwe auteurs soms verrassende resultaten. Verèl is van de aanvang af een voorvechter van het Néderlandse hoorspel.Ga naar voetnoot23 Nederlands... óok naar de inhoud. Piet Beishuizen schreef er destijds | |
[pagina 229]
| |
in Het Parool, in zijn Luisteraars Logboek van: ‘De naoorlogse mentaliteit van de ncrv verschilt hemelsbreed van de vooroorlogse... Het eerst na de oorlog bij de ncrv begonnen luisterspelwerk leidt tot ronduit verheugende oorspronkelijkheid. Voor welke omroepvereniging zijn verhoudingsgewijze zoveel Nederlandse auteurs voor het leveren van luisterspelen werkzaam? Gaat de ncrv niet een serie van drie spelen geven over het leven van Rembrandt, een spel over het leven van een zeekapitein, een gedramatiseerde behandeling van de Birma-spoorwegtragedie in de tweede wereldoorlog? Typisch Nederlandse onderwerpen, waarvoor men de moeite heeft genomen er doelbewust naar te zoeken, zoals elders in de omroepwereld nog wel eens een tekort aan deze moeite, een te snel grijpen naar luisterspelvertalingen en bewerking van films te constateren vallen.’ Daarbij bracht Verèl soms onvergetelijke vondsten. Zo in het spel De Moeder van een volk, in de episode Mei 1940. Op de radiomededeling van het vertrek van Regering en Koningin naar Engeland volgen daarin kreten als ‘'n Ramp? Verraad!’ met dan als weerwoord: ‘Dat is geen vrouw, die d'r kinderen in de steek laat, - dat is een móéder, die voor ze uit werken gaat. Zo is 't.’ Néderlandse hoorspelen dus. Kommer Kleyn, Nederland's eerste hoorspelleider (avro 1929), kunstzinnig schepper van het Hilversumse hoorspel,Ga naar voetnoot24 getuigde onlangs nog over Dirk Verèl en zijn werk: ‘Verèl had zeker gedurende de tien jaren van zijn werkzaamheid als regisseur een voor minstens 90% Nederlands repertoire. (Ruw geschat zou ik zeggen, dat 30% van de door mij uitgebrachte spelen van Nederlandse oorsprong was.) Hij was een bewogen mens en ijverde voor het Nederlandse hoorspel. In gesprekken met schrijvers zei hij b.v. ‘Als je een plot hebt, maak er dan eens geen boek van, maar een hoorspel’. Het eerste door hem uitgezonden hoorspel was dan ook natuurlijk van een Nederlands auteur: Risseeuw (ik meen J.P.) en getiteld Landverhuizers. Hij was een zeer aimabel mens, zeer gewaardeerd door de ncrv en zeer gezien bij zijn collega's en spelers. Hij benaderde zijn spelers psychologisch en met een zekere takt. 'n Krachtfiguur was hij niet; hij drukte als zodanig in zijn regie niet zìjn stempel op de te spelen rol, maar liet de acteurs dikwijls | |
[pagina 230]
| |
volledig vrij, liet hen gaan. Dat kan in zekere zin negatief zijn, maar hier had het een positieve kant, want hij bereikte daardoor dikwijls levendige uitzendingen. In het begin dreef hij dus wel wat op de kennis en deskundigheid van zijn acteurs. Hij benaderde deze op 'n prettige wijze en gaf vooral ook jongere spelers en speelsters een kans. Waarschijnlijk trok de jongere generatie hem zo sterk aan, omdat dan zijn oude leraarschap naar boven kon komen en hij als 't ware docerend kon optreden. Hij was een tegenstander van het gebruik maken van muziek bij wijze van overgang van de ene scène in de andereGa naar voetnoot25 (deze overgang moest volgens hem logisch en duidelijke zijn voorbereid - waar hij gelijk in had!) en/of ter ondersteuning van de handeling. 'n Dood enkele maal maakte hij gebruik van muziek, maar dan moest het wel absoluut functioneel zijn.’Ga naar voetnoot26 Tot zover Kommer Kleyn. Verèl vond zijn hoorspelschrijvers vooral in de door hem opgerichte en gepresideerde Bond van Christelijke Kunstenaars, die hem later tot ere-voorzitter zou benoemen. In het geheel zijn het, naar verluidt, meer dan 250 Nederlandse stukken, die hij voor de ncrv gebracht heeft. Wat Verèl aanvankelijk alleen deed - later samen met regisseur Wim Paauw - werd na zijn afscheid van de ncrv al gauw het werk van vier tot vijf man. Na zijn afscheid ... ja - wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, nog in de kracht van zijn scheppingsdrang. Menigeen stelde de vraag of dit - op het hoogtepunt van zijn kunnen, nu wel moest ... Verèl zelf bij zijn afscheid: ‘Het is moeilijk te accepteren, dat ik uit het werkproces gehaald zal worden, en hier niet meer nodig zal zijn.’ De betiteling van hoorspel-pionier verwierp hij verre. Wel was hij er zich van bewust de ‘traditionele theater-afkeer’ in eigen kring omgezet te hebben in een positieve belangstelling voor een eigen ncrv-geluid ook hier. Hoog stelde hij zijn eisen voor het Protestantse hoorspel: Het moet getuigen van zuiver individueel denken, het moet passen in het Protestantse levensbeeld; - een eigen klank, stijl en waarde hebben. ‘Wat auteurs wel beschouwen als een Protestants hoorspel maakte me soms wanhopig ... Vooral de ‘vrome praat’, waarop ze me tracteerden, heeft meters schrapwerk gekost.’ Zijn laatste creatie was een hoorspelbewerking van Vondel's Lucifer, waarvoor Simon Pluister de muziek componeerde. Zijn opvolger werd Johan Bodegraven. | |
[pagina 231]
| |
De gepensioneerde Dirk Verèl hervond zijn rust vooral in de weer ter hand genomen schilderkunst. De figuur van de ‘Dwaas’ bleef daarbij de man, die zijn gehele leven lang raillerend dwaasheden èn wijsheden in een soms wonderlijke mengeling rondstrooide, boeien. Tot vrienden geworden oud-leerlingen zetten zich nog graag - naar het woord van een hunner - ‘aan de voeten van de meester’. Na zijn dood zijn zij zich bij Moeder Verèl thuis blijven voelen. De eigen stemming in zijn nadagen vindt men wellicht het best verwoord in Dirk Verèl's gedicht Het schaakspel: Ik geef het spel gewonnen, Heer, aan U;
Uw torens en Uw paarden rukken dreigend aan;
Gij weet wel, Heer, dat ik, - Uw zetten zijn te sterk; -
Mijn spel wanhopig vast zie staan.
Gij hebt mij niet in énen slag verslagen,
Ik mocht U tonen wat ik kon;
Er was Uw glimlach slechts, toen Gij mij zaagt geloven,
Dat ik van U de sterke stukken won.
Gij woudt mij zelfs niet alles doen verliezen, -
Gij weest mij op de fouten die ik maak,
En uit dit tijdlijk spel van dit kort tijdlijk leven,
Dwongt Gij tot ‘Eeuwig Schaak’.
Meppen-Zweeloo (Dr.), juli 1973
henk prakke
| |
Voornaamste geschriftenIn druk verschenenEen mensch. Spel in drie deelen. Opgedragen aan mijn vriend Hans de Bock. Heemstede-Groningen 1922-1923. Taalbegrip. Nederlandsche spraakkunst voor kweekscholen (afd. a en b). Groningen, P. Noordhoff, 1928. Vragen bij Taalbegrip. Repetitie van de Nederlandsche spraakkunst bij de hoofdaktestudie. Groningen, P. Noordhoff, 1929. Maskers. Assen, Van Gorcum & Comp., 1928 (reeks Eikeldrukken). André Gide, De terugkeer van den verloren zoon. Vertaald door F.J. de Jong. Masker-ontwerp van Dirk Verèl. Assen, Van Gorcum & Comp., 1928. Een mensch. Maskerspel. Assen, Van Gorcum & Comp., 1930 (reeks Eikeldrukken). De eenzame winst. Verzen. Assen, Van Gorcum & Comp., 1931 (reeks Eikeldrukken). Na tien jaar. Bond van Nederlandsche tooneelschrijvers 1923-1933. Geschreven over of door Willem Bilderdijk, Esther de Boer-van Rijk, E.G. van Bolhuis [...] Dirk Verèl [...] Marie C. van Zeggelen, enz. Delft, G. Niessen, 1934. | |
[pagina 232]
| |
J.D. van Calcar, Job. Bijbels lekespel van strijd en bevrijding. Met masker van Dirk Verèl. Assen, Van Gorcum & Comp., 1934. Vikings. Spel in drie deelen. Baarn, Bosch & Keuning, 1936 (Libellen-serie 196). Iets over het lekespel in Branding 4:3, April 1936. Naar het licht. Dialoog met spreekkoor. Baarn, Bosch & Keuning, 1939 (Libellen-serie 357). Geheime schuilplaats. 'n bedrijf over het tijdsbedrijf. Groningen, Heykens & Zonen, 1946. Djoeke Hilberts. Toneelspel in drie delen. Steenwijk, Logtmeier's Uitg., 1948. De Heilige (Vrije Bladen 11:25). | |
ToneelKnowledge. A play of nonsense and a little wisdom. In three acts. Haarlem, 1918 (handschrift). Het spel van Floris ende Blancefloer. Toneelspel naar het Middeleeuws verhaal van Diederic van Assenede. In de negende maand der bezetting. 1941 (typoscript). Charlotte van Bourbon. Toneelspel in drie bedrijven, 1948 (typoscript). Na vijftig jaar. Spel van verleden naar toekomst. 1959 (stencil; ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het cnv). Amelie. Blijspel in drie bedrijven. z.j. (typoscript). Het zal verdraaglijker zijn... Spel voor Kerstfeest. z.j. (typoscript). De vader. Spel in een bedrijf. z.j. (typoscript). Ministers gevraagd. Spel in vijf bedrijven. z.j. (stencil; naar gegeven van P.H. Ritter jr.). Hadassa. Tooneelspel in vijf bedrijven. z.j. (typoscript). Fritz Hochwalder. De Heer van Donadieu. Toneelspel in drie bedrijven. Bewerking Dirk Verèl. Drie delen. z.j. | |
OpenluchtspelenGroter dan koningen. Openluchtspel 6 juni 1949 (stencil). | |
HoorspelenDe jeugd maakt werk. Hoorspel in drie delen naar een gegeven van Hubert Griffith. 1948 (drie delen in één band; stencil nru). De moeder van een volk. Ontwerp voor een jubileumhoorspel. 1948 (typoscript). De vrede van Munster. Hoorspel. 1948 (stencil nru). Mara. Spel in verzen van Herman Middendorp. Voor de microfoon bewerkt door Dirk Verèl. 1948 (stencil nru). Een wensdroom geeft geen dividend. Engelse tekst van Charles Hutton. Nederlandse bewerking. Hoorspel. 1949 (stencil nru). De ivoren deur door A.A. Milne. Hoorspel naar het gelijknamige boek. Toneelspel van A.A. Milne. Bewerking Dirk Verèl. 1949 (twee delen in één band; stencil nru). Het oude en het nieuwe orgel. Hoorspel naar een verhaal van J.J. Cremer. 1952 (stencil nru). Dossier 333. Hoorspel. Naar de gelijknamige roman van B. Nijenhuis. 1955. (drie delen in één band; stencil nru) Lucifer. Een treurspel van Joost van den Vondel. Tot hoorspel bewerkt. 1957 (stencil nru). De laatste dag. Hoorspel. 1958 (stencil nru). De stille overwinning. Een hoorspel naar de roman van Ruth Feiner. 1958. (stencil nru). Moeilijkheden bij de nv ‘Constructie’. Hoorspel. 1958. (stencil nru). Herodes. Hoorspel omstreeks Pasen 1955. 1959. (stencil nru). | |
[pagina 233]
| |
Morgen zie ik je weer. Het levensverhaal van Peter Marshall. Een tweedelig hoorspel naar film en boek onder dezelfde titel. 1960. (stencil nru). Deo Volente. Een oorspronkelijk hoorspel. 1949 (met Menno de Munck; stencil nru). Hoop. Een fantasie. Hoorspel. 1951. (met David Macdonald; stencil nru). De Heer Hora, organist. Televisiespel. Naar een novelle van J.J. Cremer. z.j. (typoscript). | |
FilmVerzet. Film van het Noordelijk Verzet. 1947 (vervaardigd voor de Stichting 1940-1945). | |
MuziekP.C. Boutens, Beatrijs. Declamatorium. Schimmen en muziek Dirk Verèl. z.j. (piano-uittreksel en diverse partijen in map; band met schimmen en muziek; twee delen). Tal van andere composities. | |
SchoolradioVondel, de prins onzer dichters. Schoolradio met beeldprojectie. 1961 (stencil nru). Carel Fabritius. Eeen leerling van Rembrandt. Schoolradioles. 1963 (stencil nru). De lepel in de brijpot. Schoolradio met beeldprojectie. 1964 (stencil ncrv). Eet smakelijk...! Schoolradio met beeldprojectie. 1964 (stencil ncrv). Bijdragen in De Litteraire Revue; Algemeen maandblad voor Dicht en Prozakunst; Het Venster, Algemeen Litterair Maandblad. De bovenstaande bibliografie is niet uitputtend. Ze werd gebaseerd op de geestelijke nalatenschap van Dirk Verèl, zoals deze door diens weduwe afgestaan werd aan de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Groningen. In herinnering (en deels ook in persknipsels en programma's) leven nog andere titels van toneelwerk voort (onder meer toneelstukken onder Verèl's pseudoniem D. van Noord). In de Groninger ub-collectie bevinden zich voorts nog gedichten, proza en teksten van voordrachten in handschrift (onder meer een toespraak - uit 1936 - voor het Bilderdijk-Genootschap te Den Haag: Bilderdijk als dichter. Voor de ondervonden medewerking moge ik ten slotte mijn hartelijke dank betuigen aan de Bibliothecaris der Universiteitsbibliotheek, mr. W.R.H. Koops, en diens staf. Het zou toe te juichen zijn wanneer, in het voetspoor van mevrouw Verèl, meer bouwstoffen voor een nog altijd niet geschreven geschiedenis van Noordelijk artistiek leven aan de Groninger Universiteitsbibliotheek zouden worden toevertrouwd. |
|