Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1973
(1973)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Jan Hendrik Jongkees
| |
[pagina 152]
| |
Instituut in 1960 een eigen gebouw verkreeg nadat de ruimte binnen het Kunsthistorisch Instituut te klein was geworden. Hier kon hij werken, zoals hij dat begeerde, het Instituut was zijn tweede thuis; onder zijn leiding groeide het. Zijn grote veelzijdigheid blijkt uit de aankopen voor de bibliotheek, uit de aanwinsten voor de archaeologische verzameling, uit de verscheidenheid van scriptie-onderwerpen, door zijn studenten behandeld. Het blijkt ook uit de verscheidenheid van publicaties in de door hem opgezette reeks Archaeologica Traiectina, uitgegeven door het Archaeologisch Instituut. Zo is het in de herinnering aan hem steeds weer deze brede belangstelling, die naar voren komt, een belangstelling, die inspirerend werkte op zijn staf en studenten. Zij kenden hem als een uitstekend directeur, die rustig, met een vast doel voor ogen, de werkzaamheden van het Instituut wist te coördineren, die vooruit kon zien en plannen kon maken voor de toekomst. Die daarbij toch ook aan ieder de vrijheid van wetenschappelijk werken naar eigen aanleg en inzicht liet, en haast onmerkbaar daaraan leiding gaf. Door zijn grote gevoel voor humor en zijn menselijke belangstelling voor iedereen wist hij een sfeer te scheppen, waarin het aangenaam werken was. Voor wie hem niet kende, kon hij zeer gesloten zijn en moeilijk te begrijpen; om zijn grote integriteit was hij algemeen geacht. Hij was een onvermoeide werker, een man met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, die doorging tot hij niet meer kon. Uit die volle werkzaamheid, waarin hij nog zoveel plannen had, werd hij plotseling weggerukt. Na een zeer korte ziekte overleed hij, nog onverwacht, op 4 maart 1967.Ga naar voetnoot1
c. isings |
|