| |
| |
| |
| |
Gaston Marcel Vande Veegaete
Gent 30 mei 1896 - Gent 9 december 1968
Gaston Vande Veegaete was de jongste telg van een rasecht Gents gezin dat vier kinderen telde, waarvan de oudste ook een zoon was. De Vande Veegaetes behoorden tot de kleine burgerij (de vader was bediende bij de Socialistische Maatschappij Vooruit) en woonden toen in die troosteloze en trieste Zalmstraat bij de Schelde, tussen Ledeberg en St.-Amandsberg. De vader, die vrij jong is gestorven - omstreeks de vijftig jaar oud - heb ik niet gekend, maar zijn moeder heb ik ettelijke malen ontmoet, en ik herinner ze mij nu nog zeer goed als een fikse, karaktervolle, sympatieke vrouw.
Ik ben lange jaren bevriend geweest met Gaston Vande Veegaete, van 1928 af tot aan zijn dood, maar het is vooral tussen 1928 en 1940 dat wij elkaar het meest ontmoetten. Wij hadden dezelfde vrienden en troffen elkaar iedere dinsdag in de Socialistische Studiekring, een vereniging waar wij in 1928 kennis hadden gemaakt.
Gaston Vande Veegaete genoot zijn lager onderwijs in een van de Gentse gemeentescholen. Hij moet wel een knappe leerling zijn geweest, want zijn ouders zonden hem toen hij vijftien jaar oud was naar de Lagere Rijksnormaalschool te Gent om er het onderwijzersdiploma te behalen. Welke leraren hem daar in het bijzonder vormden weet ik niet, maar hij trof het uitzonderlijk goed met zijn medeleerlingen. Ik heb er een vrij groot aantal van gekend en verscheidene onder hen hebben naam gemaakt als literator, zoals de dichter en essayist Achilles Mussche, de prozaïst en journalist Maurice Roelants, de journalist en dichter Karel Leroux en de dichter en journalist Raymond Herreman. De eerste behoorde tot onze Gentse vriendenkring, met de drie laatsten heb ik van 1944 af tot aan hun dood wekelijks ten minste een avond bij pot en pint doorgebracht. Zij hebben ons dikwijls over hun lotgevallen in de Normaalschool verteld. Gaston Vande Veegaete had daar zeer weinig over gesproken. Het is van hen dat ik vernam welk een haantjevooruit hij daar was geweest en hoe hij met het onschuldigste gezicht van de wereld door het stellen van de gekste vragen de hele klas op stelten kon zetten en het er dan nog zonder straf kon afbrengen. Hij moet in 1914, juist voor het uitbreken van de oorlog, zijn onderwijzersdiploma hebben behaald. In het Liber Memorialis van de Gentse universiteit, waarin hij zijn eigen curriculum vitae, met opgave
| |
| |
van zijn publicaties, heeft geschreven en waaraan ik verder de gegevens over zijn loopbaan ontleen, maakt hij geen gewag van dat onderwijzersschap. Hij zegt enkel dat hij ‘secundaire’ studiën volbracht aan de Rijksnormaalschool te Gent, zijn hogere studiën aan het University College of Londen en aan de Rijksuniversiteit te Gent.
In oktober 1914 vlucht hij, zoals vele jonge lieden van zijn leeftijd, voor de naderende vijand naar Engeland. Van daar trekt hij naar Schotland, waar hij een tijdje in een Schots gezin vertoeft. In het Liber Memorialis en ook in een beknopt curriculum vitae van zijn hand in het tijdschrift Morgen (p.22) kan men lezen: ‘Leraar m.o. ‘The Academy’, ‘Hamilton Schotland’.’ Wat dat eigenlijk betekent, weet ik niet precies. Dat Hamilton een middelmatig stadje in de buurt van Glasgow is, leert ons iedere encyclopedie, maar welk soort van school The Academy juist is, kan ik niet zeggen. Waarschijnlijk heeft men een beroep gedaan op de achttienjarige jongeling om een van de leraars te vervangen die naar de oorlog waren gegaan. Hoe lang hij daar heeft onderwezen vermeldt hij ook niet, maar daar hij zeker (ten laatste begin 1916) onder de wapens werd geroepen, en hij ons meedeelt dat hij aan het University College te Londen heeft gestudeerd, kan dat maar enkele maanden zijn geweest.
Over de voorbije oorlog hebben wij nooit veel gepraat, wel over die welke ons nog te wachten stond. Ik meen mij te herinneren dat hij mij eens verteld heeft dat hij brankardier was geweest en dat hij aan zijn knie gekwetst was geworden. Over de oorlog zelf sprak hij nooit en ik heb ook nooit een lintje in zijn knoopsgat gezien. In 1919 kon hij (met een korte onderbreking om de Rijnbezetting te gaan versterken) zijn studies aan de Gentse universiteit aanpakken. Hij liep er onder meer college bij de professoren Henri Logeman (voor wie hij later zal promoveren), Karel van de Woestijne, Jozef Vercoullie, Paul Fredericq en Henri Pirenne. Hij behaalde in juli 1922 zijn doctorstitel in de Letteren en Wijsbegeerte, Groep Germaanse Filologie, met een proefschrift over De invloed van G. Ibsen op G.B. Shaw. Twee jaar later werd hij bekroond in de Universitaire Wedstrijd met een studie over G.B. Shaw als dramaturg. Uit zijn proefschrift heeft hij een artikel getrokken met dezelfde titel, verschenen in het tijdschrift Ontwikkeling 1931. Zijn bekroonde studie over Shaw is onuitgegeven gebleven.
Op het ogenblik dat Gaston Vande Veegaete afstudeerde, was er een groot tekort aan leraars in het middelbaar onderwijs. Hij kreeg dan ook onmiddellijk een aanstelling aan het Atheneum van Sint-Gillis (Brussel)
| |
| |
en daar lachte de fortuin hem toe, want zoals hij het getroffen had met zijn medeleerlingen aan de Rijksnormaalschool te Gent, trof hij het nu met zijn collega's aan het Atheneum: dr. Edgard van de Velde, oud-strijder en zijn medestudent te Gent, auteur van Vondel en de plastische kunsten; dr. Gaston Mazereel, insgelijks oud-strijder, die te Brussel had gestudeerd en later socialistisch senator werd, de auteur van de Klank- en Vormleer van het Brusselsch dialect met zijn plaatselijke verscheidenheden; dr. Félicien Favresse, de latere hoogleraar in de middeleeuwse geschiedenis aan de Vrije universiteit te Brussel en Roger Clausse, een classicus, die later ook het middelbaar onderwijs verliet, directeur-generaal werd van de Franstalige Radioomroep te Brussel en daarna hoogleraar aan de Vrije Universiteit.
Met de eerste drie besloot hij een huis met vier appartementen in de buurt van de school te laten bouwen, wat dan ook gebeurde. Het is door Gaston dat ik die vier collega's heb leren kennen en met een paar bevriend ben geworden. Van de vier ‘flatgenoten’ zijn er nu drie overleden, zoals ook de drie dichters van 't Fonteintje, met wie hij op de Normaalschool had gezeten. De vriendschap met de eersten was zo dat zij zelfs is blijven voortbestaan toen de Vande Veegaetes in 1928 Sint-Gillis verlieten om naar Gent te gaan wonen, waar Gaston tot leraar Engels en Nederlands was aangesteld aan de Normaalschool waar hij leerling was geweest; ditmaal niet meer in de Lagere maar als docent in de Middelbare afdeling. Datzelfde jaar bekwam ik mijn overplaatsing naar het Koninklijk Atheneum te Gent.
Gust Balthazar, socialistisch volksvertegenwoordiger en directeur van de socialistische krant Vooruit (de rechter arm van de grote Gentse volkstribuun Eedje Anseele) had een paar jaren voordien een vereniging van socialistische academici gesticht, de Socialistische Studiekring. Ook een paar kunstenaars, zoals de schilder Frits Van den Berghe en de beeldhouwer Jef Cantré, maakten er deel van uit. Die vereniging had een klein zaaltje ter beschikking in het feestlokaal van de Coöperatieve maatschappij Vooruit en vergaderde iedere dinsdagavond. Het is daar dat ik Gaston Vande Veegaete heb leren kennen, een kennismaking die zeer vlug tot een hechte vriendschap uitgroeide. Hij woonde toen in de Eendrachtstraat, niet ver van zijn geboortehuis waar zijn moeder met zijn twee ongehuwde zusters, Berthe en Germaine, nog woonde.
Gaston Vande Veegaete was een zeer innemend man en een bijzonder gezellige prater. Hij wist zowel de mannen als de vrouwen te behagen door zijn vriendelijkheid, zijn hoffelijkheid, maar vooral door zijn cau- | |
| |
seurstalent. Hij kon met evenveel zwier een licht, goedkoop gesprek houden over nietigheidjes als een zakelijk, ernstig betoog over pedagogische, ekonomische of politieke - vooral politieke - vraagstukken. Hij had een sterk ontwikkelde politieke knobbel en daarbij een zeer gevoelige intuïtie. Hij hield van gezelligheid en huiselijkheid, van lekker eten en drinken en van een lichte Hollandse sigaar. Hij had werkelijk ‘vier zessen geslagen’ (de hoofdvogel afgeschoten) zoals men te Gent zegt, toen hij in 1923 Leentje Bruynseels huwde, die alle hoedanigheden van een charmante huisvrouw bezat en daarenboven uitstekend kookte. Gaston heeft waarlijk tot aan de oorlog een benijdenswaardig en onbezonnen leven gekend. In de Normaalschool had hij geen te zware taak, hij was een leraar met veel gezag, hij telde vele en goede vrienden zowel te Brussel als te Gent. Te Brussel was hij bevriend geworden met Julien Kuypers, de kabinetschef van verscheidene socialistische ministers, de latere sekretaris-generaal van openbaar onderwijs en nadien gevolmachtigd minister voor de Culturele Betrekkingen met het buitenland.
De Vande Veegaetes waren een paar jaren na onze kennismaking in onze buurt komen wonen, eerst in de Hofstraat en nadien in de Dierentuinlaan (nu Franklin Rooseveltlaan). Ik ging iedere dag viermaal voorbij hun huis als ik mij naar de universiteit begaf, waar ik intussen assistent was geworden. Ik liep haast dagelijks hun gastvrije woonst binnen, meestal na de noen, omdat ze dan samen bij het raam in een leunstoel zaten te lezen. En iedere dinsdagavond haalde ik Gaston af om naar de studiekring te gaan, waar geregeld voordrachten werden gehouden door gezaghebbende socialistische leiders uit binnen- en buitenland. Gaston was in 1930 sekretaris van de studiekring geworden. Wij besloten onze studiekring uit te breiden en ook interessante en verdienstelijke niet-academici in onze vereniging op te nemen. Daardoor konden nieuwe initiatieven worden genomen. Schilderijententoonstellingen werden in ons lokaal gehouden en een avant-garde filmclub gesticht, die in de kleine kinemazaal, van het feestlokaal Vooruit vertoningen inrichtte waar de eerste grote Russische films van Eisenstein werden afgedraaid.
Rik de Man, die al een paar maal in de Studiekring had gesproken, kwam voorgoed naar België terug. De crisis was groot en hij werkte een plan uit, dat zijn naam draagt. Hij werd zelfs onder-voorzitter van de B(elgische) S(ocialistische) P(artij). Hij kon onmiddellijk op de steun van de studiekring rekenen. Verscheidene zondagen trokken wij: Gaston Vande Veegaete, Edward Anseele en nog een paar vrienden naar Brussel om
| |
| |
met de vader van het plan of Max Buset, de partijsekretaris, aan de uitwerking van zekere punten een handje toe te steken. Ik meen dat het ook Gaston was die het plan opvatte een klein propagandablad te stichten.
Gaston Vande Veegaete heeft ook een belangrijke rol gespeeld in de Socialistische Onderwijzersvakbond, die later, mede onder zijn impuls, een afdeling Middelbaar en Normaal Onderwijs en een afdeling Hoger Onderwijs telde. Gaston was een behendig tacticus en een leidende figuur zowel te Gent als te Brussel, in de algemene vergaderingen met Walen en Brusselaars. Er waren toen zonnige dagen hoewel de toekomst er niet rooskleurig uitzag.
Als ik het woord hedonist ontmoet, dan denk ik onwillekeurig aan Gaston Vande Veegaete, want ik geloof niet dat ik ooit iemand anders heb ontmoet die op die manier de kunst bezat om van het goede van het leven te genieten. Hij was werkelijk een gelukkig man hoewel hij beweerde geen oude top te zullen scheren. Alle mannen in zijn familie, zei hij, stierven om en bij de vijftig en hij noemde als bewijs zijn vader en zijn oudere broer. Gelukkig is dat voorgevoel niet bewaarheid geworden.
Hij had een zeer ontwikkelde kunstzin, zowel wat de muziek als de schilder- en beeldhouwkunst betreft en een oog voor verhoudingen en kleuren. Daardoor was zijn interieur ook steeds smaakvol en gezellig.
In 1936 kwam een plaats van inspecteur Germaanse talen vrij. Gaston Vande Veegaete behoorde ook tot de kandidaten en mocht op de steun van alle socialisten rekenen. Het was echter de toenmalige prefekt van het Atheneum die het haalde. Gaston kreeg als troostprijs de Gentse ‘prefektuur’.
In 1940 scheidden onze wegen. Hij bleef op zijn post te Gent, ik vertrok naar Frankrijk. Toen ik terugkwam, vestigde ik mij te Brussel. Ik heb hem gedurende de oorlog maar een paar maal ontmoet, maar kreeg haast wekelijks nieuws over hem en de Gentse vrienden door een gemeenschappelijke vriend. Gaston heeft het gedurende de oorlog zeker niet gemakkelijk gehad, want onder zijn leraars waren er ook verscheidene zwarte schapen. Hij heeft zich echter zonder broekscheuren, met ere, uit de slag getrokken.
Bij de bevrijding werd Achiel Van Acker eerste minister en Camiel Huysmans minister van onderwijs. Onze vriend Julien Kuypers werd kabinetschef en sekretaris-generaal. Bij Koninklijk Besluit van 1 november 1944 werd Gaston Vande Veegaete benoemd tot ‘part-time’ docent in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte en belast met een cursus over Bijzonde- | |
| |
re methodiek van het Nederlands en voor de Germaanse talen Engels en Duits, aanvankelijk een uur per week, en vanaf 1946-47 twee uur.
Op 15 juli 1946 werd hij directeur-generaal voor het Hoger onderwijs, de Wetenschappen en het Middelbaar Onderwijs. Enkele maanden later vestigde hij zich te Brussel in de Willem de Zwijgerstraat, op een honderdtal meter van het departement. Nu kon hij, met Huysmans als minister en Julien Kuypers als kabinetschef, de plannen inzake hervorming van het middelbaar onderwijs, die hij al lang koesterde, verwezenlijken. Er werden een aantal commissies ingesteld. Een van die commissies was de Commissie voor de Programma's en Methodes. Zij was gesplitst in twaalf subcommissies (één per vak voor elk landsgedeelte). In feite dus vierentwintig sub-commissies. Als lid van de sub-commissie Nederlands heb ik Gaston Vande Veegaete als voorzitter aan het werk gezien. Hij deed dat op een uitstekende wijze: kalm, taktvol, vriendelijk en met een glimlach. Hij bezat de kunst een vergadering te leiden.
Het was toen een gejaagde, onrustige tijd, net alsof de mensheid vreesde te laat te komen en de door de oorlog verloren tijd wilde inwinnen. Men vergaderde, men reisde, men riep commissies in het leven, men sloot culturele akkoorden af enz. enz. Men krijgt er een idee van als men de lijst ziet van alle commissies en raden waarvan Gaston Vande Veegaete voorzitter of lid was. Ik ontleen die lijst aan het Liber Memorialis.
Hij was voorzitter van de Verbeteringsraad voor het hoger onderwijs, van de Verbeteringsraad voor het middelbaar onderwijs, van de Hervormingscommissie voor het middelbaar onderwijs, van de Commissie voor de studiebeurzen van het hoger onderwijs, van het Fonds voor de gebouwen van het Rijksmiddelbaar onderwijs, van de Gemengde Commissie voor het middelbaar onderwijs, van de Interdepartementele Commissie voor het Academisch Ziekenhuis Gent, van de Belgische delegatie voor contactneming tussen de Universitaire instanties van Engeland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en België, van de Belgische delegatie voor contactneming tussen de Middelbaar onderwijsinstanties Frankrijk-België en Nederland-België.
Hij was lid van het bureau en de beheerraad van het nfwo, van het bureau en de beheerraad van de Universitaire Stichting, van het Fonds voor de gebouwen van het Rijksonderwijs, van de Koloniale Schoolraad, van de beheerraad van de Internationale School te Luxemburg, van de Nationale adviserende syndicale raad, van de Hogere onderwijsraad bij het Ministerie van Koloniën, van de United States Educational Foundation in
| |
| |
Belgium, van de beheerraad van de Belgische jeugd in het buitenland.
Ook de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, die na de oorlog niet meer dan 38 Vlaamse leden telde, wilde haar werkzaamheid uitbreiden en afdelingen stichten te Groningen, te Nijmegen en in België. Op 27 oktober 1946 werden onder voorzitterschap van Herman Teirlinck in de Universitaire Stichting te Brussel de plannen tot de oprichting van de Afdeling België nader uitgewerkt en een Commissie ingesteld die een lijst zou opmaken van persoonlijkheden uit het Belgische (Vlaamse) culturele leven die naar hun mening in aanmerking kwamen voor een lidmaatschap. Het waren er zevenendertig, waaronder Gaston Vande Veegaete.
In 1948-49 werd hij ook tot lid verkozen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis.
Tien jaar nadat Gaston Vande Veegaete als directeur-generaal het departement was binnengetreden, liep hij er een diepe ontgoocheling op en verzocht om ontslag. Van 30 juni 1956 was hij gemachtigd de eretitel van dit ambt te dragen. Enkele maanden voordien was hij bij Koninklijk Besluit van 1 januari 1956 benoemd tot ‘full-time’ docent voor de Engelse taal aan de Hogere School voor Handels- en Economische Wetenschappen, verbonden aan de Faculteit der Rechten van de Rijksuniversiteit te Gent, waar in mei 1955 door het emeritaat van Dr. Adriaan Hegmans een vacature was ontstaan. Hij was er belast met (a) Engelse taal en praktische oefeningen (drie uur per week); (b) Lezen van economische documenten, partim Engels (drie uur per week).
Op 1 juli 1956 werd hij bevorderd tot hoogleraar in dezelfde school en drie jaar later bij kb van 27 maart 1959 tot gewoon hoogleraar in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte en belast met de cursus Bijzondere methodiek van het onderwijs in de Germaanse talen (twee uur per week). Hij was deken van die faculteit gedurende de academiejaren 1960-61 en 1961-62.
Op 1 juni 1966 werd hij tot het emeritaat toegelaten.
Vande Veegaete was Ridder in de Leopoldsorde (15-11-1938), Officier in de Leopoldsorde (3-11-1947), Commandeur in de Kroonorde (15-2-1954), Groot-Officier in de Leopold ii-orde (10-8-1959) en Groot-Officier in de Kroonorde (22-7-1964). Daarbij komen dan nog de Burgerlijke medaille eerste klas (meer dan 25 jaar dienst) en het Burgerlijk kruis eerste klas (ruim 35 jaar dienst). Dit zijn de eretekens van een gewone loopbaan van een Belgisch hoogleraar. Deze opsomming zal wel verre van volledig
| |
| |
zijn, want als oud-strijder heeft hij zeker enkele militaire ridderorden en als hoger ambtenaar een aantal buitenlandse eretekens ontvangen. Veel belang aan al die onderscheidingen hechtte hij blijkbaar niet, want, zoals gezegd, heb ik nooit een lintje in zijn knoopsgat gezien.
Toen hij het departement verliet, vestigde hij zich te Merelbeke, bij Gent. Hoewel ik zelf een jaar later op eigen verzoek naar Gent werd overgeheveld en hem af en toe in de universiteit ontmoette, voelde ik dat de innige vriendschapsbanden die ons indertijd verbonden, grotendeels teloor waren gegaan, zoals het trouwens ook het geval was voor de meesten van zijn Brusselse vrienden.
Gaston Vande Veegaete was werkelijk een veelzijdig begaafd man voor wie een aantal wegen openstonden. Hij had een vlugge, scherpe, kritische geest, hij was zeer belezen en beschikte daarbij over een welversneden pen. Men vraagt zich terecht af: waarom heeft hij dan niet meer geschreven? Ja waarom? Van mij moet u het antwoord niet verwachten, want ik heb mij de vraag zelf dikwijls gesteld en er geen verklaring voor gevonden. Was het een zeker scepticisme ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek van welke aard ook of was het de nood om zo weinig mogelijk het levensgenieten, waarvan hij in zo hoge mate de kunst bezat, te moeten derven? Wat er ook van zij, met hem is een vriendelijk en hartelijk man, een charmant en boeiend causeur verdwenen en wie zich eens zijn vriend mocht heten zal hem niet licht vergeten.
Willem Pée
| |
Voornaamste geschriften
De invloed van Ibsen op Shaw in Ontwikkeling. Twee-maandelijks Tijdschrift, 1931, p.3-31.
Crisis in Gedenkboek A. Vermeylen, Brugge 1932, p.250-258.
Over methode in het onderwijs van het Engels in Beknopte Handelingen van het Dertiende Vlaams Philologencongres 17-19 april 1936 Gent, p.97-100.
De paedagogische opleiding tot leraar mo in Vlaamsche Schoolgids 1937, p.232-239.
Van kind tot mensch. De taak van het middelbaar onderwijs. Brussel 1939.
Actuele problemen in het onderwijs in Morgen. Tijdschrift voor Politieke, Sociale en Economische Vorsing 1.1, 1946, p.19-22.
De betekenis van het moedertaalonderwijs. Brussel 1946 (uitgave Ministerie van Openbaar Onderwijs).
De hervorming van het middelbaar onderwijs. Brussel 1948 (uitgave Ministerie van Openbaar Onderwijs).
De democratie van de universitaire studiën. Lezing op het congres gehouden in de universiteit Gent. Brussel 1959 (uitgave Ministerie van Openbaar Onderwijs).
| |
| |
Waarom zakken zoveel hoogstudenten in hun examens? in Persoon en Gemeenschap 13, 1959, p.33-45.
Onderzoek van eventueel te treffen maatregelen. Standpunt van het Hoger Onderwijs in Het Probleem van de Overgang van Middelbaar naar Hoger Onderwijs, Gent 1960, p.153-168. (Werken uitgegeven door het Rectoraat van de Rijksuniversiteit te Gent 5).
|
|