Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1971
(1971)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Hendrik Vangassen
| |
[pagina 158]
| |
lektatlassen heilzaam geweest. Blancquaert had het werkelijk niet beter kunnen treffen. H. Vangassen had op 23 juli 1927 zijn doctorstitel behaald aan de Vrije Universiteit te Brussel met een proefschrift over De dialecten van Ninove en omstreken, met 83 kaarten (onuitgegeven, 238 bladzijden). Hij had dus door het inzamelen van materiaal voor zijn proefschrift een zekere ervaring in het mondeling dialektonderzoek ter plaatse. Hij was bovendien ook gepromoveerd voor professor Willem Duflou, voor wie Blancquaert acht jaar vroeger zijn doctorsdissertatie over Het Opdorps dialekt met sukses had verdedigd.
Alvorens u echter in het kort de wetenschappelijke loopbaan van Hendrik Vangassen te schetsen, wil ik u toch eerst verhalen hoe die Westvlaming van de Kanaalkust tot aan de grens tussen Oost-Vlaanderen en Brabant verzeild geraakte en een doctorstitel te Brussel verwierf. Een paar jaar na zijn geboorte vestigden zijn ouders zich te Adinkerke, bij De Panne, aan de Franse grens. Daar bezocht hij de lagere school en leerde er het plaatselijk dialekt, dat hem, naar zijn eigen getuigenis, eigen bleef, hoewel hij al zeven jaar later met zijn ouders naar Komen aan de Leie trok. De Vangassens wisselden zo dikwijls van woonst en steeds in grensplaatsen omdat vader Vangassen een douaneambtenaar was. Komen was toen, in 1905, veel Franser dan nu en de jonge Vangassen genoot er dan ook een volledig Frans onderwijs. In 1909-1910 was hij leerling van de Vlaamse Rijksmiddelbare School te Veurne en van 1910 tot 1914 van de Vlaamse Rijksmiddelbare School te Menen. Zijn ouders woonden toen in een andere grensstad aan de Leie: Wervik. Hij ging in de oorlog echter terug naar Komen, waar hij zich tot het examen van onderwijzer voorbereidde. In september 1917 hervatten de Britten het offensief bij Ieper en het front kwam in beweging. De Duitsers verplichtten de burgers het frontgebied te verlaten en de Vangassens brachten het laatste oorlogsjaar eerst te Tiegem (bij de Schelde, op een boogscheut van Ingooigem, het dorp van Hugo Verriest en Stijn Streuvels) en daarna te Hekelgem bij Aalst door. Maar al dat oorlogsgeweld belette toch die Vlaamse jongen met Franse opleiding niet twee dagen vóór de wapenstilstand, op 9 november 1918, voor de centrale examencommissie te Seraing s/Meuse (Luik) het Franse diploma van onderwijzer te verwerven. Hij was haast tweeëntwintig jaar oud. In 1919 waren in de stad Ninove twee plaatsen van onderwijzer te begeven. H. Vangassen dong mee, werd de eerste geklasseerd en op 1 mei | |
[pagina 159]
| |
1919 trad hij in dienst. Kort daarop kwam hij zich met zijn ouders te Ninove vestigen en hij heeft die stad nooit meer verlaten. Op 7 februari 1925 huwde hij er Yvonne Muylaert, onderwijzeres. Hendrik Vangassen was een zeer rustig en bescheiden man, wiens aanwezigheid men in een vergadering ternauwernood opmerkte. Maar hij had een grote wilskracht en een onlesbare dorst naar wetenschap. Daarom wilde hij eerst verder studeren. Het zou Germaanse Filologie zijn. Wie in die tijd echter (en nog tot voor korte tijd) die richting wilde uitgaan, moest een diploma van oudere humaniora kunnen overleggen. Hendrik Vangassen had nooit Latijn of Grieks gestudeerd. Dan maar aan het werk, op zijn eentje. In oktober 1923 behaalde hij voor de Centrale Examencommissie te Brussel het diploma der oude humaniora en een jaar later legde hij voor een andere centrale examencommissie (die van letteren en wijsbegeerte) het eerste examen voor de Germaanse Filologie af. Het jaar daarop - hij was pas enkele maanden gehuwd - was hij kandidaat in de letteren en wijsbegeerte, Sectie Germaanse Filologie. Ook het eerste doctoraatsexamen legde hij voor de centrale examencommissie af. Hij was er zich goed van bewust dat om een degelijk proefschrift te schrijven en wegwijs te worden in de vergelijkende en de historische grammatica, leiding nodig was. Hij vroeg dan ook bij het stadsbestuur van Ninove voor het academiejaar 1926-1927 een verlof aan zonder wedde en liet zich inschrijven aan de Vrije Universiteit te Brussel, die hij zeer gemakkelijk per tram kon bereiken. Op 23 juli 1927 promoveerde hij tot doctor in de letteren en wijsbegeerte. Daarop hervatte hij heel gewoon zijn taak van onderwijzer te Ninove en het is pas twee jaar later dat hij tot leraar Germaanse talen werd benoemd aan het Koninklijk Atheneum te Vorst (Brussel). Ook zijn Atheneum is hij trouw gebleven. In 1957 werd hij op pensioen gesteld. U ziet dat het hem niet aan wilskracht en volharding heeft ontbroken. Dat was de man die Blancquaert helpen zou zijn doel te bereiken. Men kon voorzien dat zij best met elkaar zouden opschieten. Vangassen bezat niet alleen een zekere ervaring in het optekenen van dialekten, hij had ook voor een vrij groot aantal plaatsen uit het Ninoofse betrouwbare zegslieden, wat zeer kostbaar is. Ook hij ging onmiddellijk aan de slag. Hij tekende in 45 gemeenten van oostelijk Zuid-Oost-Vlaanderen dezelfde vragenlijst op, die Blancquaert voor Klein-Brabant had gebezigd. Daarna gingen zij samen die opnemingen controleren. Blancquaert getuigt in de inleiding van de atlas van Zuid- | |
[pagina 160]
| |
Oost-Vlaanderen: ‘...en ik ging, met hem samen zijn opnemingen ter plaatse, en bij dezelfde zegslieden telkens opnieuw controleren. Na korten tijd ging dat trouwens zeer vlug. Vangassen hoorde en teekende op zooals ikzelf’ (p.v). Om de lezer daarover te laten oordelen hebben zij van één plaats, Heldergem, twee parallel-teksten gepubliceerd. Zij hadden die plaats samen opgenomen, maar elk van hen noteerde voor zichzelf en tegelijk wat de zegslieden uitspraken. Die opnemingen werden ongewijzigd afgedrukt. Blancquaert concludeert: ‘De lezer zal kunnen constateeren dat de verschillen bijna nooit belangrijker zijn dan een nuance in duur of openingsgraad. Er moet bij deze dubbele opneming tenslotte ook werden opgemerkt dat de zegslieden nu eens door mij, dan eens door Vangassen verzocht werden een woord of een zin te herhalen en dat het wel eens kan gebeurd zijn dat de eene opnemer deze, de andere gene ‘lezing’ heeft opgeteekend, hoezeer wij er ook naar gestreefd hebben om zulks te vermijden’ (p.v). Ik wil er nog op wijzen dat in deze atlas ook de taalgrens wordt aangegeven en dat dit in de drie andere dialektatlassen waarin taalgrensgebieden voorkomen insgelijks gebeurde: Vlaams-Brabant (H. Vangassen), Limburg (A. Stevens), Frans- en West-Vlaanderen (W. Pée), zodat men in de Reeks Nederlandse Dialektatlassen een betrouwbare taalgrens kan vinden van aan het Kanaal bij Duinkerke tot aan de Duitse grens, de Voerstreek inbegrepen. Die samenwerking verliep schitterend en de Atlas van Zuid-Oost-Vlaanderen verscheen vijf jaar na de eerste, in 1930. In dat tempo zou er nooit een einde komen aan dat onderzoek. Dus: het werk verdelen en naar andere medewerkers uitzien. Blancquaert, die toen in Merelbeke bij Gent woonde en te Gent doceerde, zou het noordelijk deel van Oost-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen bewerken; Vangassen, die bij de westelijke grens van Brabant huisde en gedurende het schooljaar dagelijks te Vorst les gaf, zou Vlaams-Brabant voor zijn rekening nemen. De Atlas van Noord-Oost-Vlaanderen en Zeeuwsch-Vlaanderen kwam in 1935 van de pers, die van Vlaams-Brabant pas in 1938. Het zou echter onrechtvaardig zijn Vangassen hiervoor de steen te werpen. De atlas van Blancquaert telt 142 opnemingen, die van Vangassen 189. Vangassen had bovendien meer dan 70 km taalgrens te onderzoeken. Ook beschikte Vangassen als leraar mo die dagelijks een zestigtal kilometer per tram moet afleggen over veel minder vrije tijd dan een professor. Wie zelf dialekten voor een atlas heeft opgenomen weet uit ervaring | |
[pagina 161]
| |
hoe vermoeiend en afmattend dergelijke onderzoekingen zijn en kan niet anders dan Vangassen bewonderen voor zijn taai doorzettingsvermogen. Men mag ook niet uit het oog verliezen dat een bandopnemer toen onbekend was en dat vele plaatsen moeilijk bereikbaar waren per tram of per bus. Blancquaert en ikzelf fietsten in den beginne. Hoe Vangassen het gedaan heeft, weet ik niet. Met zijn atlas van Vlaams-Brabant had Vangassen ruim zijn deel gedaan en kon zich nu vrijelijk aan andere taalkundige vraagstukken wijden. Professor Frans van Coetsem, een geboren Geraardsbergenaar, die toen in Leuven doceerde, thans professor is aan de Cornell University in Ithaca, zei ter gelegenheid van de verschijning van het tweede deel van Vangassens Geschiedenis van Ninove op 14 februari 1960 te Ninove: ‘Het kenmerkende van deze eerste twee omvangrijke publikaties en van het onuitgegeven proefschrift is in het geheel van Dr. Vangassens wetenschappelijke productie, niet zozeer dat ze taalgeografisch van aard zijn, maar dat ze modern materiaal verzamelen en beschrijven en minder verklarend zijn. Die eerste periode in zijn taalkundig werk, die helemaal vóór de oorlog ligt en klaarblijkelijk met de Dialectatlas van Vlaamsch-Brabant wordt afgesloten, draagt dan ook meer het karakter van een voorstadium tot zijn naoorlogse wetenschappelijke bedrijvigheid.’Ga naar voetnoot1 En over die naoorlogse bedrijvigheid zegt Vangassen zelf in de inleiding van zijn Bouwstoffen tot de historische taalgeografie van het Nederlands; Hertogdom Brabant: ‘Het doel van dit werk is een eerste bijdrage te leveren tot een breed opgevatte verzameling excerpten uit al de steden van het Nederlands taalgebied. Het beschikken over een dergelijk algemeen en aanzienlijk materiaal zou ons in de mogelijkheid stellen in het licht van de reeds bestaande dialectatlassen, van de regionale en locale historische en dialectologische werken en grammatica's, de reeds getrokken besluiten te toetsen en een verdere stap te zetten tot een nauwkeuriger historisch-geografisch beeld van de Nederlandse dialecten van aan de taalgrens in het zuiden tot in het oosten, het Duits taalgebied.’Ga naar voetnoot2 En Vangassen is in die richting blijven voortwerken, al zijn vrije tijd bestedend aan wetenschappelijk onderzoek. | |
[pagina 162]
| |
Bij kb van 18 april 1938 werd hij briefwisselend, en bij kb van 29 juli 1955 werkend lid van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Hij was - zoals uit zijn bibliografie blijkt - een geregeld medewerker aan de Handelingen van deze Commissie, waar hij niets dan vrienden telde. In 1949 verscheen het eerste nummer van Het Land van Aalst, het tijdschrift van de heemkundige vereniging van dezelfde naam. Vangassen was lid van de redactie tot 1954, en van 1954 tot 1963 voorzitter. In 1963 werd hij vervangen door de heer Fritz Courteaux. Uit een brief van de heer Courteaux vernam ik waarom hij dat voorzitterschap had neergelegd: ‘Toen de Geschiedenis van Ninove beëindigd was, verloor hij (Vangassen) meteen zijn belangstelling voor het historische en ging zijn volle werkkracht naar de studie van het oud Nederlands. Graag hadden wij hem behouden als voorzitter, maar daarvoor was hij te eerlijk: aangezien hij de heemkunde vaarwel had gezegd, vond hij het niet passend dat hij deze funktie bleef vervullen, aan een voorzitterschap als eretitel voelde zijn nederige aard geen behoefte. En toen werd hij ziek... Wij zullen nooit vergeten met hoeveel weemoed hij ons de stapel nota's van zijn taalkundige opsporingen toonde, overtuigd dat hij dit werk niet meer zou kunnen voltooien.’ De heer Courteaux zal hem wel goed hebben gekend: want dat is een treffende beschrijving van H. Vangassens persoonlijkheid: ernstig, degelijk, onvermoeibaar, bescheiden en nederig. In 1956 werd hij verkozen tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Ik vraag mij nu af waarom wij, Zuidnederlanders, hem niet in 1947 hebben voorgesteld. Ik vermoed dat wij hem, de noeste maar bescheiden werker, uit het oog hadden verloren. Op 20 maart 1960 verkreeg hij van de Koninklijke Vlaamse Academie (klasse der Letteren) de prijs Anton Bergmann en op 16 september 1964 werd hem door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde de Leonard Willemsprijs toegekend voor zijn gezamenlijk werk over Middelnederlandse filologie. Dit is het vierde In Memoriam dat ik over Hendrik Vangassen schrijf. Ik heb hem zowat veertig jaar gekend, maar niet van dichtbij, veeleer door zijn werk. Ik behoud steeds van hem de indruk van een zachtaardig, eenvoudig en bescheiden man, die uit liefde voor zijn werk de Vlaamse wetenschap heeft willen dienen. Daarin is hij dan ook in hoge mate geslaagd.
Willem Pée | |
[pagina 163]
| |
Voornaamste geschriftenBoekenDialect-atlas van Zuid-Oost-Vlaanderen. Antwerpen, De Sikkel, 1930 (met E. Blancquaert; twee delen). Dialect-atlas van Vlaamsch Brabant. Antwerpen, De Sikkel, 1938 (twee delen). Geschiedenis van Ninove i. Ninove 1948. Bouwstoffen tot de historische taalgeografie van het Nederlands. Hertogdom Brabant. z.p. 1954. (Bouwstoffen en Studiën voor de Geschiedenis en de Lexicografie van het Nederlands uitgegeven door het Belgisch Inter-universitair Centrum voor Neerlandistiek 3). Geschiedenis van Ninove ii. Ninove 1960. Bouwstoffen tot de historische taalgeografie van het Nederlands. Noordhollandse charters. z.p. 1964. (Bouwstoffen en Studiën voor de Geschiedenis en de Lexicografie van het Nederlands 8). De Nederlandse ij te Amsterdam (veertiende tot zeventiende eeuw). Tongeren, Drukkerij George Michiels. (Historische Dialektologie 1). | |
TijdschriftenTwee plaatsnamen te Ninove in hctd 19, 1945, p.205-215. Het geestelijk toneel in de middeleeuwen te Ninove in Land van Aalst 1, 1949, p.38-42. Persoonsnamen in Ninoofse plaatsnamen in Land van Aalst 1, 1949, p.21-25 en 52-54. De Ommegang van het Heilig Kruis te Ninove (veertiende tot zestiende eeuw) in Land van Aalst 1, 1949, p.97-102 en 135-138. Een Latijnse school te Ninove in de achttiende eeuw in Land van Aalst 2, 1950, p.180-188. ‘Zullen’ in het Hertogdom Brabant in Album Dr. Jan Lindemans, Brussel, Drukkerij A. Hessens, 1951, p.355-362. Persoonsnamen te Ninove in 1408 in Land van Aalst 4, 1952, p.22-33. De keur van Herlinkhove in Land van Aalst 4, 1952, p.193-204. Î in het Mechels in hctd 26, 1952, p.41-85. De honger van Ninove in Land van Aalst 5, 1953, p.213-232. De Mechelse (a:) in Taal en Tongval 6, 1954, p.164-167. Plaatsnamen te Ninove. Benoemingen naar de vorm en naar voorwerpen in Land van Aalst 7, 1955, p.1-5. Herlinkhove in 1709 in Land van Aalst 7, 1955, p.41-51. Het vlas te Ninove en omstreken vooral in de zeventiende eeuw in Land van Aalst 7, 1955, p.277-299. Aan de grens van Vlaanderen en Brabant in hctd 29, 1955, p.209-241 (met kaart Ndl. eieieren). Iconografie van Aalst (1848-1890) in Land van Aalst 8, 1956, p.98-105. Het ambacht der blauwververs en garentwijnders te Aalst in de achttiende eeuw in Land van Aalst 8, 1956, p.164-169. Plaatsnamen te Ninove. Hydronymie in Land van Aalst 8, 1956, p.214-230. Een volkstelling te Ninove in 1784 in Land van Aalst 8, 1956, p.258-264. Lexicografische sprokkelingen in Taal en Tongval 9, 1957, p.66-74. De rederijkerskamer van Sint Anna te Ninove in de zeventiende en achttiende eeuw in Land van Aalst 9, 1957, p.49-66. Plaatsnamen te Ninove. Grasland in Land van Aalst 9, 1957, p.245-248, p.98-100. | |
[pagina 164]
| |
Het Doremont te Ninove in Land van Aalst 9, 1957, p.245-248. Fonologische schakeringen in het Leuvens in Album Edgard Blancquaert, Tongeren, Drukkerij George Michiels, 1958, p.169-174. Aan de grens van Vlaanderen en Brabant ii in hctd 32, 1958, p.66-99 (Ndl. ui). In memoriam Drs. Jozef van Cleemput (1 november 1910-20 maart 1958) in Land van Aalst 10, 1958, p.137-141. Het Godshuis van Nazaret te Ninove in Land van Aalst 10, 1958, p.142-154. Echo's uit het verleden in Land van Aalst 10, 1958, p.184-189. Plaatsnamen te Ninove. Bossen, onbebouwd en bebouwd land in Land van Aalst 10, 1958, p.337-351. Een ‘bezoek’ in 1336 in Land van Aalst 10, 1958, p.352-370. De zwetende ziekte in de Dendervallei in Land van Aalst 10, 1958, p.373-377. Esbattemente ende genouchte te Geraardsbergen vijftiende eeuw in Land van Aalst 11, 1959, p.18-35. Schilders van het laatste oordeel te Geraardsbergen vijftiende-zestiende eeuw in Land van Aalst 11, 1959, p.38-39. Over de verpleging van gekwetste soldaten en de wederwaardigheden van een cirurgijn in de jaren 1658-1676 in Land van Aalst 11, 1959, p.131-137. Plaatsnamen te Ninove (slot) in Land van Aalst 11, 1959, p.149-172. Aan de grens van Vlaanderen en Brabant iii in hctd 34, 1960, p.45-76 (Ndl. oe en û vóór r). Aan de grens van Vlaanderen en Brabant iv in hctd 35, 1961, p.105-129 (Umlaut en ontronding voor Ndl. ŭ in gesloten lettergreep). Uit Hasseltse bronnen. Ndl. ie en ei in Taal en Tongval 13, 1961, p.144-149. Aan de grens van Vlaanderen en Brabant v in hctd 36, 1962, p.49-82 (Ndl. Zullen). Aan de grens van Vlaanderen en Brabant vi in hctd 37, 1963, p.149-179 (Ndl.ŏ en ŭ, in de dialekten u). Aan de grens van Vlaanderen en Brabant vii in hctd 38, 1964, p.39-56 (Ndl.o vóór r). Aan de grens van Vlaanderen en Brabant viii in hctd 38, 1964, p.57-79 (Ndl. eu). Wig in Taal en Tongval 16, 1964, p.173-176. | |
BronnenFr. van Coetsem, Het taalkundig werk van dr. H. Vangassen in Land van Aalst 12, 1960, p.182-183. Willem Pée, Hendrik Vangassen in Taal en Tongval 20, 1968, p.1-5. Willem Pée, Dr. Hendrik Vangassen in Onoma 15, 1970, p.181-183. Willem Pée, Dr. H. Vangassen en het Brabants in Brabant. Tweemaandelijks Tijdschrift van de Toeristische Federatie 1968, p.15-19. |
|