vos duikt weg naar Mary Webb's Gone to earth. Donkersloot herdichtte het bekende gedicht van Coleridge Rime of the ancient mariner als De ballade van den oud matroos (1931) en waagde zich ook aan de vertaling van Goethe's Faust (1931). Behalve nog enkele dichtbundels als Gebroken licht (1934) en Onvoltooide symphonie (1938) publiceerde Donkersloot in 1935 zijn eerste en enige roman Schaduw der bergen, waarvan een jaar later een herziene druk het licht zag. Hij werkte voorts mee aan een geschiedenis van de Nederlandse letteren van K.H. de Raaf en J.J. Griss, waarvan de tweede druk in 1931 verscheen onder de titel Stroomingen en gestalten. Donkersloot verzorgde de literatuur na 1914. Daarnaast werkte hij ook mee aan het vijfde deel (1880-1931) van de bloemlezing Een nieuwe bundel, door dezelfde auteurs geredigeerd.
Donkersloot was in de jaren 1931-1937 gehuwd met M.P. Magani te Davos. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren: Henk Gaudenz.
In 1936 keert Donkersloot naar Nederland terug. Hij was benoemd tot hoogleraar in de Nederlandsche Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Dit ambt aanvaardde hij op 6 april van dat jaar met de rede Dichter en gemeenschap.
Dan begint ook zijn bemoeienis met het Nederlandse pen-centrum, waarvan hij al in 1931 lid was geworden en waarvan hij nu wel het werkzaamste bestuurslid wordt. Zo vertegenwoordigde hij in 1936 het Nederlandse pen-centrum op het pen-congres te Buenos Aires. Hierover schreef Donkersloot in zijn Penibel journaal van 1937. Voor de oorlog vertegenwoordigde Donkersloot het Nederlandse pen-centrum ook in Parijs.
Donkersloot hechtte grote betekenis aan de pen-club, omdat zij voor die tijd essentiële doeleinden stelde en eraan meewerkte om voor letteren en kunst onderscheid van nationaliteit, politieke gerichtheid en ras op te heffen. Hij heeft zich ingespannen voor de bevrijding van de in Spaanse gevangenschap verkerende schrijver Arthur Koestler.
Na de oorlog heeft hij, zitting nemend in het Executive Comitee van de pen-club, ons land vertegenwoordigd op congressen te Zürich (1949), Venetië (1949), Nice (1952), Dublin (1953), Amsterdam (1954) en Wenen (1955). Het congres te Amsterdam heeft hij zelf georganiseerd en wel zo, dat blijkbaar geen detail hem ontsnapte. Ook vond hij nog gelegenheid zelf een bijdrage te leveren aan de literaire zittingen met het zeer verzorgd referaat l'Expérience d'Orphee.
Na in 1937 te zijn gescheiden, is Donkersloot in de jaren 1938-1939 gehuwd geweest met een Haagse, N. Visser. Pas na de oorlog trad hij op-