| |
| |
| |
Hendrik Antonius Franciscus Lampen
(Alkmaar, 27 november 1888-'s-Gravenhage, 14 december 1966)
Hendrik Antonius Franciscus Lampen, meer bekend onder zijn kloosternaam Willibrord, werd 27 november 1888 te Alkmaar geboren en is 14 december 1966 in 's-Gravenhage overleden. Na een gezongen uitvaartdienst in de Haagse Sint Paschalis Baylon-kerk, op 19 december 1966, werd zijn stoffelijk overschot vervoerd naar Katwijk aan de Rijn en daar bijgezet op de zeer zinvol uitgekozen begraafplaats van huize De Wilbert, dat de naam draagt van zijn illustere patroon.
In zijn jeugd had hij de gebruikelijke studies gedaan aan de seminaries der Nederlandse Minderbroeders te Megen (1901-1907), Wychen en Weert. Nog in 1914, het jaar zijner priesterwijding, vertrok pater Willibrord naar de universiteit van Breslau om zich in de theologie verder te bekwamen. In 1915 ging hij middellatijnse philologie studeren aan de universiteit van München, waar hij in 1920 bij Paul Lehmann magna cum laude promoveerde op Thiofried van Echternach (overleden in 1110), levensbeschrijver van Sint Willibrord en Sint Liutwin.
Ondertussen was hij al in 1919 te Weert optreden als lector in de theologie. Na zijn promotie te München werd hij benoemd tot lector generalis aan het Antonianum, de hogeschool zijner Orde, in Rome. Van 1922-1931 was hij verbonden aan het Internationaal College Quaracchi bij Florence als medewerker aan de uitgave der ‘Summa’ van Alexander van Hales (gestorven in 1245). Te oordelen naar enkele van zijn latere uitlatingen moeten de jaren te Quaracchi tot de gelukkigste van zijn leven hebben behoord. Gezondheid en rust heeft hij sedert Quaracchi niet meer gekend.
Hij was reeds aangetast door diabetes, toen hij in 1931 het ambt aanvaardde van buitengewoon hoogleraar voor diplomatiek en paleographie aan de R.K. Universiteit te Nijmegen. Hij gaf daar wekelijks drie colleges voor beginners en één privatissimum (sedert eind 1936 zelfs twee privatissima) voor gevorderden. Een der colleges voor beginnelingen was aan handschriftenkunde gewijd. De privatissima waren bedoeld als training in het uitgeven van middellatijnse teksten naar de handschriften. In gesprekken maakte de nieuwe hoogleraar er geen geheim van, dat hij gaarne het studieterrein van zijn leermeester Paul Lehmann, de middellatijnse philologie, in het Nederlandse universitaire bestel zou willen invoeren of ingevoerd zien worden. Wrijvingen met collega's en klachten over overbelasting van studenten bleven niet uit, vooral niet nadat W. Mulder S.J.,
| |
| |
die Lampen naar Nijmegen had gehaald, in 1937 was overleden en opgevolgd door R.R. Post. Een en ander had tot gevolg, dat aan Lampen een drastische beperking werd opgelegd, waarvan men de neerslag kan vinden in de Series Lectionum van 1939/1940. Aan de beginnelingen mocht voortaan uitsluitend diplomatiek en paleographie (elk één uur per week) worden gegeven. Het derde college-uur, dat voor handschriftenkunde, zou voortaan alleen voor gevorderden bestemd zijn. De privatissima vervielen geheel.
Lampen heeft zich in deze breideling niet kunnen schikken. Niet lang na het verschijnen van de genoemde Series Lectionum, nog in 1939 diende hij zijn ontslagaanvrage in en vertrok naar Rome, waarheen hij trouwens geroepen was door zijn verkiezing tot definitor-generaal zijner Orde. Van 1940 tot 1946 doceerde hij daar weer theologie aan het Antonianum, waarbij opnieuw bleek, dat hij als docent niet in alle opzichten een succes was. Sedert zijn vervroegd pensioen in 1946 heeft hij lange jaren ambteloos in Utrecht gewoond; aan het einde van zijn leven is hij verpleegd geweest in Weeze (bij Kevelaer) en in Den Haag. Ook in zijn gedwongen rust bleef hij vol bedrijvigheid: als medewerker aan het Lexikon für Theologie und Kirche en aan de Bibliotheca Sanctorum, als promotor in enige zaligverklaringsprocessen, als radiospreker over doopnamen, als heemkundige en wat niet al meer. Van de jaarvergaderingen der Maatschappij was hij een trouwe bezoeker.
Als zeker moet worden gesteld, dat door de ziekte Lampen's krachten voortijdig waren verzwakt. Men kan de teruggang aflezen uit de motivering van zijn vervroegd pensioen en het daarna stilaan wegebbend rythme van zijn publicaties. In toenemende mate beperkte hij zich tot het wetenswaardig allerlei en ander kleingoed en ontkwam daarbij niet altijd aan het gevaar van ‘het uitgeknipte prentje’, waarvoor hij al in 1922 door een recensent was gewaarschuwd. Even moedig als verstandig, heeft de physiek snel achteruitgaande Lampen zijn grote studieobjecten vaarwel gezegd en al lang vóór het einde veel materiaal vernietigd of uit handen gegeven. De reusachtige verzameling, die hij had aangelegd voor een zeer vermeerderde en van bewijsplaatsen voorziene derde bewerking van Graesse's Orbis Latinus en die omstreeks 1935 al 40.000 fiches omvatte, heeft hij tijdig overgedragen aan een buitenlandse uitgever.
De Benedictijn Angelbert van Admont (13e eeuw) heeft de liefhebber van vele boeken, die zijn aandacht versnippert over de meest uiteengelegen onderwerpen, eens vergeleken met de eeuwige wandelaar: her- | |
| |
bergen hebben zij genoeg, maar geen tehuis. Het middel - zo vervolgde hij - om in de wetenschap vorderingen te maken is volharden in de eenmaal begonnen studie tot het einde toe. Bij het lezen van deze uitspraak heb ik onwillekeurig aan Willibrord Lampen moeten denken, maar ik ben er mij tevens van bewust, dat zij niet als norm mag worden aangelegd aan een man van zo artistieke sensibiliteit en kinderlijke vroomheid, die in Nederland als ‘geestelijk schrijver voor het Roomse volk’ van meer waarneembaar belang is geweest dan als geleerde.
Een groot deel van Lampen's werk, ook van zijn wetenschappelijk werk, is van hagiographisch karakter (Sint Willibrord; de Martelaren van Alkmaar en van Gorcum; enzovoort). De voornaamste constante in zijn werk lijkt mij het thema van het Allerheiligste Sacrament des Altaars, waarmede hij in 1915 als schrijver debuteerde en dat hij in ononderbroken stroom tot het einde van zijn leven is blijven behandelen. Ik wijs in het bijzonder op zijn vier delen bloemlezing van eucharistische gedichten uit de wereldlitteratuur, waarin zijn artistieke aanleg en zijn persoonlijke vroomheid tesamen het beste tot hun recht zijn gekomen.
In de hieronder volgende bibliographie is alleen voor de boeken naar volledigheid gestreefd. Van de artikelen zijn alleen de enigszins omvangrijke bijdragen aan tijdschriften en bundels opgenomen.
P.C. BOEREN
| |
Lijst van geschriften
I. Boeken
1915 | Roomsche brieven over het Allerheiligste Sacrament des Altaars. Woerden. 2e druk Woerden 1922. |
1916 | Sint Willibrord. Utrecht. |
1920 | Thiofrid von Echternach. Eine philologisch-historische Untersuchung. Breslau, Nischkowsky. - Proefschrift München. Niet voor het ruilverkeer. Volledige tekst in de handelsuitgave, die een lichtelijk gewijzigde titel heeft, als volgt: |
1920 | Thiofrid von Echternach. Eine philologisch-historische Studie. (= Kirchengeschichtliche Abhandlungen. Band XI). Breslau, G.P. Aderholz. |
1922 | De Martelaren van Alkmaar en hun tijd. Alkmaar. |
1923 | Florilegium liturgicum medii aevi. |
1924 | Alexandri de Hales Summa theologica. 3 tom. Quaracchi 1924-1930 (in samenwerking met anderen). |
1929 | Alcmaria Eucharistica. Ter gelegenheid van het 5e eeuwfeest van het Eucharistisch Wonder van Alkmaar. Alkmaar. |
1929 | B. Joannes Duns Scotus et Sancta Sedes. Quaracchi. |
| |
| |
1930 | Eucharistica. Florilegium internationale in honorem SS. Sacramenti. 3 tom. Alkmaar 1930-1934. |
1930 | Liturgie en drama. (Geert Groote Genootschap). 's-Hertogenbosch. |
1931 | De causalitate sacramentorum iuxta Scholam Franciscanam. (= Florilegium patristicum tam veteris quam medii aevi auctores complectens. Fasc. XXVI). Bonn. |
1931 | Gulielmi de Melitona Super Missam. Rome. - Eerder meer uitgebreid verschenen in: Ephemerides liturgicae (Rome), XLIII (1929) 229-344, 392-409. |
1932 | De beteekenis der paleographie als wetenschap. Inaugurele rede R.K. Universiteit 5 februari 1932. Nijmegen. |
1936 | Thiofried van Echternach en zijn Vita S. Liutwini. (= Collectanea Franciscana Neerlandica, III, fasc. 6). 's-Hertogenbosch. |
1937 | Natuur en bovennatuur (= Collectanea Franciscana Neerlandica, III, fasc. 7). 's-Hertogenbosch. (In samenwerking met anderen). |
1939 | Sint Gertrudis de Grote. Hilversum. |
1939 | Willibrord en Bonifatius (= Patria-reeks, XVI). Amsterdam. - Herdrukt onder de titel: Willibrord en zijn tijd, in dezelfde reeks, Amsterdam 1948. |
1939 | Bronnen en literatuur betreffende St. Willibrord, in: Catalogus van de St. Willibrordtentoonstelling, 16 Juni-15 September 1939 Utrecht. (In samenwerking met B. Vermaseren). |
1949 | Winfried-Bonifatius. (= Patria-reeks, XLV). Amsterdam. |
1953 | Koning Olav. Amsterdam. |
1955 | Dirk van Heeze. 's-Hertogenbosch. |
1955 | Skandinavische heiligen. (Geert Groote Genootschap, nos. 687-689). 's-Hertogenbosch. |
1955 | Pater Karl Halfdan Schilling. (Geert Groote Genootschap, no. 686). 's-Hertogenbosch. |
1955 | Panis Angelicus. Bloemlezing uit de wereldliteratuur ter ere van het Heilig Sacrament. Tielt, Lannoo. |
1956 | Hildegard van Bingen, Keuze uit de geschriften, vertaald en ingeleid. Utrecht en Antwerpen. (1955). |
1960 | Heilige moeders. Korte levensschetsen. Heerlen. |
1963 | Heeze. Een heerlijkheid in Brabant. Heeze. (In samenwerking met anderen). |
| |
II. Artikelen (Keuze)
1923 | Pseudo-Dionysius Areopagita, de vader der christelijke mystiek, in: De Katholiek, CLXIV, 33-54. |
1923-24 | De martyribus Alcmariensibus P. Daniele ab Arendonck et sociis O.F.M. († 1572), in: Archivum Franciscanum Historicum, XVI (1923) 453-468; XVII (1924) 13-19, 169-182. |
1925 | Le sermon de Richard de Mediavilla sur l'Ascension du Seigneur, in: La France franciscaine, VIII, 207-307. |
1926 | De Eucharistieleer van S. Maximus Confessor, in: Studia Catholica, II, 373-383. |
1926 | De spiritu S. Francisci in operibus S. Gertrudis Magnae, in: Archivum Franciscanum Historicum, XIX, 732-752. |
1927 | De S.P. Francisci cultu angelorum et sanctorum, in: Archivum Franciscanum Historicum, XX, 3-23. |
1927 | De Bonaventura-uitgave van Quaracchi, in: Collectanea Franciscana Neerlandica, I, 389-437. - In samenwerking met Bonaventura Kruitwagen. |
| |
| |
1927 | Hollandsche Jerusalemvaarders in vroeger eeuwen, in: Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem, XLV, 265-294. |
1928 | De fama Fr. Richardi de Mediavilla apud FF. Praedicatores, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXI, 206-239. |
1928 | Doctrina Guillelmi Ockham de reali praesentia et transsubstantiatione, in: Antonianum, III, 21-32. |
1928 | De quibusdam Fr. Richardi de Mediavilla manuscriptis deperditis, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXI, 412-415. |
1929 | Alexander von Hales und der Antisemitismus, in: Franziskanische Studien, XVI, 1-14. |
1929 | Fr. Guilielmi de Melitona, magistri parisiensis, O.F.M., Opusculum super Missam, in: Ephemerides Liturgicae (Rome), XXLIII, 219-344, 392-409. |
1929-30 | De Soliloquia van den Eerbiedw. P. Paulus Heath, O.F.M., in: Ons Geestelijk Erf, III (1929) 334-340; IV (1930) 107-108. |
1930 | Leo XIII. und die Franziskanerschule, in: Franziskanische Studien, XVII, 241-252. |
1930 | Excisio foliorum e manuscriptis res franciscanas tractantibus, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXIII, 577-580. |
1930 | De fratribus minoribus in universitate Coloniensi tempore medii aevi, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXIII, 467-487. |
1930 | De manuscriptis Alexandri Halensis olim apud Fratres praedicatores florentinos in usu, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXIII, 424-426. |
1930 | Prosae seu poemata Petri de Candia, O.F.M. (Alexandri V, Papae Pisani, † 1410), in: Archivum Franciscanum Historicum, XXIII, 172-182. |
1931 | B. Ioannes Duns Scotus, lector Coloniensis, in: Collectanea Franciscana Neerlandica, II, 291-305. |
1931 | De S.P. Francisci cantico Fratris Solis, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXIV, 551-552. |
1931 | De quibusdam sententiis et verbis in opusculis S.P.N. Francisci, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXIV, 560-564. |
1934-37 | Nomenclature et description de manuscrits franciscains, in: La France franciscaine, XVII (1934) 317-226, 479-486; XIX (1936) 269-279; XX (1937) 67-72. |
1935 | Cantico di frate sole, in: Tijdschrift voor Taal en Letteren, XXIII, 196-208. |
1937 | Descriptio codicis Clarissarum Neerlandicarum (Paris, Bibl. Nat., ms. néerl. 40), in Archivum Franciscanum Historicum, XXX, 456-466; XXXII (1938) 154-163. |
1941 | De manuscriptis Richardi de Mediavilla, O.F.M., in: Antonianum, XVI, 45-52. |
1941 | Franziskanische Mitteilungen über Handschriften in Dänemark und Skandinavien; in: Kirchengeschichtliche Studien P. Michael Bihl, O.F.M., dargeboten. Colmar. Ss. 65-79. |
1942 | Catalogus librorum abbatiae Sancti Adelberti Egmondanae, in: Antonianum, XVII, 39-72. - Onder de titel De boekenlijst der oude abdij van Egmond voor Nederland bewerkt en heruitgegeven in: Tien eeuwen Egmond. Heemstede 1950, blz. 75-95. |
1943 | Doctrina S. Joannis Chrysostomi de Christo se offerente in Missa, in: Antonianum, XVIII, 3-16. |
1943 | Notae bibliographicae de Servis Dei Daniele ab Arendonck et sociis, O.F.M., martyribus Alcmariensibus, 1572, in: Archivum Franciscanum Historicum, XXXVI, 179-193. |
1943 | De quibusdam codicibus Vindobonensibus de SS. Eucharistia tractantibus, in: Antonianum, XVIII, 163-174. |
1944 | De sermonibus Gaufredi Babionis, scholastici Andegavensis, in: Antonianum, XIX, 145-168. |
1945 | Mitteilungen über franziskanische Handschriften in Dänemark und Skandinavien, in: Antonianum, XX, 439-458. - Eerder verschenen in de huldebundel Michael Bihl, Colmar 1941 (zie boven). |
| |
| |
1947 | Bibliographische aanteekeningen over de martelaren van Alkmaar, in: Mededeelingen van het Nederlandsch Historisch Instituut in Rome, V, 105-122. |
1949 | De bronnen voor de geschiedenis van St. Willibrord, apostel en patroon van Nederland, in: Miscellanea P.J.M. van Gils (= Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, LXXXV), pp. 345-367. |
1950 | Mittelalterliche Heiligenleben und die lateinische Philologie des Mittelalters, in: Liber Floridus. Festschrift Paul Lehmann. St. Ottilien. Ss. 121-129. |
1954 | Franziskanische Reisefrüchte, in: Franziskanische Studien, XXXVI, 295-305. |
1955-57 | Franciscaanse handschriften in Nederland, in: Bijdragen voor de geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden, XIX (1955) 66-87; XX (1955) 209-255; XXI (1956) 418-423; XXIII (1957) 203-212. |
1957 | Maria van Oisterwijk, tertiaris van St. Franciscus, in: Bijdragen voor de geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden, XXVI, 219-238. |
1958 | Dirk Coelde van Munster, in: Bijdragen voor de geschiedenis van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden, XXVIII, 127-136. |
1964 | Zur Sankt-Annenverehrung im Franziskanerorden, in: Miscellanea Melchior de Pobladura, I (Rome), 447-463. |
|
|