Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1966
(1966)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adriana Roelandina Hol
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdere leven met hetzelfde geduld, dezelfde volharding en hetzelfde plezier blijven doen. Op blz. 2 en 3 van haar proefschrift schreef ze de volgende alinea, die typerend is voor de geest waarin ze dit werk deed: ‘Honderden kilometers zijn per fiets afgelegd om dit resultaat te bereiken, ik heb daarbij intens genoten van het landschap, zowel bij mild voorjaarsweer, als bij warme zomerdagen. Ik heb daarbij vaak de grote wegen moeten verlaten, heb gefietst langs aardige bospaadjes, langs smalle wegjes door de korenvelden, soms modderig en vuil, en ook wel dwars door de weilanden heen. Ik heb genoten van de schoonheid der kleine dorpjes en der oude hoeven, die tussen forse bomen verscholen verspreid liggen over het wijde Twentse land. Ik heb mijn proefpersonen moeten opdiepen in plaatsen, die als toeristenoorden totaal van karakter waren veranderd, waarin het dialect nog maar door enkelen gekend werd en ook in grote fabriekssteden, waar de streekspraak nog wel meer in ere was, maar waar het moeite kostte personen, die belangstelling hadden voor taalonderzoek uit te vinden. Ik heb mij gevoeld als een ontdekkingsreiziger: wat zou de volgende plaats mij leren, zou ik mensen kunnen vinden, die lust hadden mij te woord te staan en zou ik de vormen, die ik nodig had te horen krijgen?’ Zowel het navorsen van een probleem als de omgang met de mensen boeiden haar. Ze was voor alles dialectologe en dialectgeografe. De stellingen in haar dissertatie geven een indruk van haar brede belangstelling op dit gebied, zowel synchronisch als diachronisch, want ze liggen bijna alle op dialectologisch of taalhistorisch terrein; twee ervan betreffen de historie van ons land, die ze ook in haar studie uitvoerig had behandeld, slechts twee vallen hierbuiten. Deze beperking was tevens haar grote kracht. Wanneer ze een onderwerp gekozen had verzamelde ze haar materiaal, zowel het hedendaagse als dat uit vroeger tijd, zo uitvoerig mogelijk. Aan de betrouwbaarheid ervan hoeft men nooit te twijfelen, ze was zorgvuldig en liet zich nooit door haar fantasie meeslepen. Door deze grondige wijze van werken is het aantal publikaties van haar hand klein gebleven, het aantal werkuren groot geworden. Een enkele opname voor een atlas in de serie Nederlandse Dialectatlassen bv. vraagt een achturige werkdag. Ze deed deze opnamen rustig, want ze besteedde nooit minder dan drieëneenhalf à vier uur aan het gesprek met de zegslieden. Met de heen- en terugreis en het in het net copiëren van de tekst zullen vele opnamen haar zelfs meer dan acht uur hebben gekost. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is bijna onvoorstelbaar dat ze dit werk, tientallen opnamen, heeft kunnen doen naast de administratie van het bedrijf en haar beroep als lerares. Want dat is ze gebleven, de laatste jaren in Tiel, tot haar vijfenzestigste jaar toe. Het kon dan ook alleen omdat ze het graag deed en ze deed het graag omdat ze het goed kon. Ze sprak met haar proefpersonen in het dialect over onderwerpen waarvan ze zelf ook verstand had: landbouw, veeteelt en tuinderij, de financiële problemen van de landbouwer, over alles wat de belangstelling van haar zegslieden had en waarover de meeste dialectgeografen niet kunnen meepraten. Die blijven voor hun proefpersonen stedelingen, maar in haar troffen ze een gelijke: geen stadsdame naar het uiterlijk en de geest. Het grootste deel van de dialectgeografische studies behandelt de dialecten van midden-Nederland, een kleiner aantal die van oost-Nederland. Werkwoordsvormen hebben het meest haar aandacht geboeid gehouden. Maar niet alleen om deze wetenschappelijke arbeid werd het Dorpsplein van Ingen herdoopt. Iedereen in de Betuwe kent haar naam door het boek ‘De Betuwe’, dat in 1957 verscheen als nr. III in de serie Nederlands Volksleven en dat in 1965 een tweede druk beleefde. Daarin wordt haar geboortestreek van alle kanten belicht: geschiedenis, literatuur, middelen van bestaan en andere onderwerpen die men kan samenvatten onder het begrip volkskunde. Hieruit begrijpen we haar liefde voor het land, die nergens ontaardt in verheerlijking. Ook dit populaire boek is wetenschappelijk verantwoord. Niet alle hoofdstukken zijn even goed uit de verf gekomen, want deze vrouw was niet in staat met haar fantasie aan te vullen waar haar algemene kennis van het onderwerp te kort schoot. Daardoor blijven sommige hoofdstukken beperkt tot een opsomming van verschijnselen zonder dat een synthese werd bereikt. Even duidelijk als uit de tekst spreekt haar liefde uit de foto's, het meest uit de kleurenreproductie van de bloeiende bomen op het stofomslag. Voor haar was dit niet een cliché-foto, zoals reisbureaus ze gebruiken om klanten te lokken voor een tocht naar de bloeiende Betuwe. Ze genoot steeds weer van de schoonheid van de bloesems, maar die vormden voor deze zakelijke vrouw tevens het kapitaal waarvan haar welvaart afhing. Aan het dialect van de Betuwe worden in dit boek maar enkele bladzijden gewijd. Dit was niet de plaats voor een indringende dialectgeografische behandeling van de Betuwse dialecten. Misschien zou ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die nog eens geschreven hebben wanneer de dood haar niet zo plotseling en voor velen onverwacht had weggenomen. Het materiaal ervoor ligt in haar artikelen en de opnamen voor de atlassen. In de laatste jaren werd ook zij gegrepen door de grote betekenis van de veldnamenstudie voor de dialectologie. In haar geboortestreek met de oude geschiedenis vond ze de bewijzen ervan naast de deur. De grote belangstelling van Dr. Hol voor het regionalisme in de ruimste betekenis van het woord beperkte zich niet tot verzamelen en publiceren. Ze verzuimde geen lezing over onderwerpen die erop betrekking hadden en zag nooit tegen een reis van enkele uren op om ze te kunnen horen. En bijna altijd gaf ze met een nuchtere opmerking of een mededeling uit de praktijk van haar eigen onderzoek een positieve bijdrage tot de discussie. Ze kwam naar deze bijeenkomsten nooit alleen met een wetenschappelijk doel, maar evenzeer om vakgenoten en kennissen te ontmoeten, gezellig met hen samen te zijn, te eten en te drinken, want Jaan Hol was een mens in de volle zin van het woord.
JO DAAN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieGa naar voetnoot1Afkortingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Boeken en dialectatlassen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Studies in bundels en tijdschriften, kaarten en kaartjes van dialectverschijnselen.
|
|