| |
| |
| |
François Closset
(Herstal, 4 februari 1900-Etterbeek, 15 december 1964)
François Lambert Michel Eugène Closset werd geboren te Herstal, het welbekend industriecentrum, ten noorden van Luik. Zoals men weet was Herstal in de late Merovingische tijd, samen met Jupille vlakover aan de rechter Maasoever, een van de meest uitverkoren pleister- en verblijfplaatsen der Pippijns, de Frankische hofmeiers, van wie Karel de Grote zou afstammen. Zou de zoveel jongere dorps- of streekgenoot van Carolus Magnus, ‘herstallensis’, gedurende zijn talloze pedagogische, didactische en cultuurhistorische mijmeringen, ooit aan zijn roemruchte keizerlijke voorzaat, toch zijn verre peter op gebieden die zijn volle belangstelling hadden, hebben gedacht? Zoals ik hem gekend heb, zou me dit niet verwonderen.
François Closset stamde uit een eenvoudig, naarstig ambtenaarsgezin, dat het niet altijd gemakkelijk had. Zijn vader, Lambert Closset, was gemeenteontvanger te Herstal; deze moest het gezin vroegtijdig ontvallen, zodat de oudste zoon des huizes, - onze Luikse collega, - de verantwoordelijkheid op de schouders geschoven kreeg voor de opvoeding en het onderwijs van de overblijvende kinderen. Zelf volgde hij eerst lager onderwijs op zijn geboortedorp (1907-1913), middelbaar (secundair) onderwijs aan het Koninklijk Atheneum te Luik (1913-1919); tot hij, in oktober 1919, op de Luikse Rijksuniversiteit terecht kwam, waar hij zich liet inschrijven in de Faculteit der Wijsbegeerte en Letteren, afdeling Germaanse Filologie. Hij zou er, volgens het nog steeds in voege zijnde universitair systeem in België, nl. voor de studie van de Germaanse taal- en letterkunde, Duitse, Engelse en Nederlandse taal- en letterkunde in de kandidatuur, Duitse en Nederlandse taal- en letterkunde, met Engels als optievak, in het doctoraat studeren.
In oktober 1919 zou de Luikse Rijksuniversiteit, waarvan de werkzaamheden, ten gevolge van de eerste wereldoorlog, vier jaar lang lam gelegd werden (4.8.1914-21.1.1919), hiermee weer op dreef geraken. Eveneens in de afdeling Germaanse Filologie, waarin echter weldra wijzigingen in de samenstelling van het hooglerarencorps zouden worden aangebracht.
Toen François Closset er, in oktober 1919, met zijn studies een aanvang nam, vond hij er Joseph Mansion (1877-1937), sinds 20.10.1904 docent, nl. in de vergelijkende grammatica der Germaanse talen, de
| |
| |
historische grammatica van het Engels en het Duits, het Gotisch, de filologische oefeningen over het Nederlands. Voorts trof hij er aan: Henri Bischoff (1867-1945), sinds 5.7.1895 tot docent benoemd voor de leerstoel in het Duits; Paul Hamelius (1868-1922), sinds 20.10.1904 tot docent aangesteld voor de leerstoel in het Engels, ook in de beginselen der belangrijkste moderne literaturen; René Verdeyen (1883-1949), die op 15.12.1919 in functie zou treden, - dus enkele maanden na zijn inschrijving, - dit voor de leerstoel in de encyclopedie der Germaanse talen, en in het Nederlands. René Verdeyen, de opvolger van Frans van Veerdeghem (1849-1932), die tussen 1888 en 1919 zou doceren, was na de eerste wereldoorlog de eerste jongere kracht die, gedurende de universiteitsjaren van François Closset (1919-1923), de afdeling Germaanse Filologie fris bloed zou bijzetten. Hij zou spoedig gevolgd worden door Adolphe-Léon Corin (1889), die in januari 1920 Henri Bischoff voor het Duits zou opvolgen, door Victor Bohet (1887-1948), die in mei 1922 Paul Hamelius voor het Engels zou aflossen.
Het is dus hoofdzakelijk van genoemde naoorlogse jongere ploeg, nl. het driemanschap Bohet-Corin-Verdeyen, met daarbij Joseph Mansion als de wijze, geëerbiedigde mentor, dat François Closset hoger onderwijs in de Germaanse taal- en letterkunde zou genieten: Victor Bohet, ‘homme probe et libre’ (Closset); Adolphe-Léon Corin, ‘plus qu'un savant, plus qu'un Maître: un guide, un soutien et un ami à travers la vie’ (Closset); René Verdeyen, ‘l'animateur auquel l'enseignement du néerlandais à l'Université de Liège doit son épanouissement’ (Corin); hun aller mentor, Joseph Mansion, ‘grand savant’ (rector Duesberg). Het is onder de leiding en de tot wetenschappelijke werkzaamheid aansporende impuls van dit bijzonder geliefd, vooral ook gezaghebbend, en daarom bewonderd Luiks professorenteam, - de ouderen onder ons kunnen hiervan nog getuigen, - dat tussen 1919 en 1923 de Luikse Germaanse Filologie die toen, en nog in latere jaren, afgezien van sommige ideologische verschillen een sterke onderlinge samenhang vertoonde, François Closset als filoloog voor het leven zou stempelen. Zulks zou niet enkel het geval zijn op de gebieden van de Duitse, Engelse en Nederlandse taal- en letterkunde, op die van de pedagogie, de methodiek en de didactiek, evenzeer op die van de doorgronding en kennis van de mens over het algemeen, gepeild en gemeten naar 's mensen eigen maat.
Op 15.7.1921 werd François Closset tot Kandidaat in de Wijsbegeerte en Letteren gepromoveerd; op 25.7.1923 tot Doctor in de Wijsbegeerte
| |
| |
en Letteren, en wel op een, in het Nederlands geschreven, Duits proefschrift: Bijdrage tot betere Kennis van de Fantasie van Jean Paul Fr. Richter aan de hand van zijn Vergelijkingen en Metaphora's in den ‘Quintus Fixlein’. In bewuste naoorlogse jaren, die van het hoogtij vierend gemeenschapsideaal, was de academische geest nog zo, dat een dergelijk samengaan van verschillende talen en cultuurgebieden mogelijk bleek te zijn, althans wat de vorm van het academisch proefschrift betreft.
Onmiddellijk na zijn promotie te Luik, zou François Closset, als leraar in de Germaanse talen, het middelbaar (secundair) onderwijs ingaan; hij zou er dertien jaar lang, nl. aan de Koninklijke Athenea van Bouillon (24.10.1923-9.1.1924), Dinant (9.1.1924-5.8.1927) en Hoei (5.8. 1927-20.2.1936) werkzaam zijn. Het zullen de jaren zijn, tussen 1927 en 1936 doorgebracht te Hoei, die, pedagogisch, tot zijn meest stimulerende, en methodologisch tot zijn meest vruchtbare, de meest voorgoed vormende kunnen worden gerekend; zijn latere methodologische werkzaamheid aan de Luikse Rijksuniversiteit is, in functie hiervan, van deze leerjaren te Hoei niet los te denken.
Het is te Dinant dat François Closset zijn aanstaande vrouw, Angèle Georgette Manteau, met wie hij op 4.4.1936 in het huwelijk zal treden, zal leren kennen. De jonge echtgenoten zullen zich na hun huwelijk te Brussel vestigen, waar een beetje later de Uitg. Mij Onze Tijd, S.V., die vanaf 1.8.1936 Onze Tijd, Maandblad voor letteren, kunst en wetenschap uitgaf, en toen onder de directie stond van Leo J. Kryn, tot de Uitg. Mij A. Manteau, N.V. zal worden omgevormd. Het Vlaams en Hollands uitgeversbedrijf, ook zij wier taak het is zich met de geschiedenis van de Nederlands literatuur onledig te houden, weten wat ze aan de Uitg. Mij A. Manteau, N.V. verschuldigd zijn; ik herinner slechts aan de uitgave van het verzameld werk der Van Nu en Straksers, Karel van de Woestijne, August Vermeylen, Herman Teirlinck; de belangstelling voor ‘die van 't Fonteintje’, Raymond Herreman, Karel Leroux, Richard Minne, Maurice Roelants, die in het bijzonder door François Closset werden bestudeerd; het ontdekken van jongere Vlaamse talenten, vooral romanschrijvers, die ten gevolge van de stichting van de Leo J. Kryn-Prijs, waarvan François Closset jurylid was, dit samen met Willem Elsschot, Raymond Herreman, Willem Pelemans en Maurice Roelants, werden bekend gemaakt. De Leo J. Kryn-Prijs werd het eerst in 1942 toegekend, nl. aan Louis-Paul Boon voor zijn roman De Voorstad groeit.
Buiten zijn werkzaamheid als leraar aan genoemde Koninklijke Athe- | |
| |
nea, is François Closset, voor en tijdens zijn docentschap aan de Rijksuniversiteit te Luik, eveneens werkzaam geweest als docent in het Nederlands aan de Rijksmiddelbare Normaalschool te Luik (2.10.1933-31.1. 1936), als docent in de Germaanse Talen aan het Hoger Handelsinstituut te Bergen, Provincie Henegouwen (1.2.1936-1.10.1939).
In 1934 begon hij zijn loopbaan als docent aan de Luikse Rijksuniversiteit.
Bij Koninklijk Besluit van 19.3.1934 werd hij eerst aangesteld tot docent 3de categorie (half-time) voor de bijzondere methodiek over het Engels, het Duits en het Nederlands, en de hierbij horende oefeningen (Méthodologie spéciale de l'anglais, de l'allemand et du flamand, et les exercices qui s'y rapportent). Ten gevolge van het overlijden van Joseph Mansion op 8.11.1937 en een verzoek tot ontlasting, ingediend door Antoine Grégoire en aanvaard bij Koninklijk Besluit van 25.1.1939, - Antoine Grégoire bezette deze leerstoel vanaf 15.1.1921, - werd hij voorts, bij Koninklijk Besluit van 23.1.1939, tot docent 1ste categorie (full-time) benoemd voor de filologische oefeningen over het Nederlands (Exercices philologiques sur le flamand, partim: 1re année candidature, en remplacement de Monsieur le professeur Mansion, décédé), daarbij de facultatieve leergang in de orthofonie, partim: orthofonie der Germaanse talen (Cours facultatif d'orthophonie, partim: Orthophonie des langues germaniques, candidature, en remplacement de Monsieur le professeur Grégoire qui en a été déchargé sur sa demande). Bij Koninklijk Besluit van 21.7.1942 werd hij, met ingang van 1.1.1942, tot gewoon hoogleraar bevorderd. Een laatste maal, dit ten gevolge van het overlijden van René Verdeyen op 9.10.1949, werden zijn opdrachten, bij Koninklijk Besluit van 21.12.1950, eens te meer uitgebreid; het gold hier de grondige geschiedenis van de Nederlandse literatuur (Histoire approfondie de la littérature flamande, licence en philologie germanique), de filologische oefeningen over het Nederlands, partim literatuur (Exercices philologiques sur le flamand, partim: partie littéraire, licence en philologie germanique, en remplacement de Monsieur le professeur Verdeyen). Op 15.6.1958 werd hij verder toegelaten een vrije leergang in de Nederlandse taal te doceren (Cours libre: Langue néerlandaise); een toelating, die op 29.6.1959 werd vernieuwd.
Als men de werkzaamheden van François Closset als leraar, hoogleraar, daarbij als bestuurder, voorzitter of gewoon lid van sommige raden, stichtingen, verenigingen, commissies, tijdschriften, e.d. overzichtelijk
| |
| |
beschouwt, valt het op dat zijn bedrijvigheid in het bijzonder een dubbele richting uitging: de methodiek en didactiek van het onderwijs in de levende, inz. De Germaanse talen, vooral het Duits en het Nederlands; de wegen die dit onderwijs, op nationaal vlak in de franstalige middelbare (secundaire) en hogere onderwijsinstellingen, op internationaal vlak door middel van jeugdeontacten, jeugdbewegingen, culturele akkoorden, m.e.w. internationale uitwisselingen zou dienen te gaan. Hierbij moet dan nog zijn bijzondere belangstelling en bedrijvigheid hoofdzakelijk op het gebied van de Nederlandse literatuurstudie worden onderstreept, nl. De Nederlandse literaire kritiek, de Nederlandse literatuurgeschiedenis, de vertaling van sommige wel uitgekozen Nederlandse schrijvers in het Frans, zijn moedertaal.
In verband met deze werkzaamheden dient niet te worden vergeten dat het, van huis uit, als franstalige Luiker Waal geweest is, dat François Closset bedoelde bedrijvigheid aan de dag gelegd heeft. Het is van het Frans als voertaal uit, dat hij naar de studie en de praktijk van de Germaanse talen en literaturen, inz. de Nederlandse taal en literatuur, is overgegaan. Dit betekent niet, dat hij de Duitse en Engelse talen en literaturen zou verwaarloosd hebben; zijn bibliografie wijst het tegendeel uit. Nochtans moet worden onderstreept dat zijn ontwikkeling, wanneer men die van in het begin af overzichtelijk beschouwt, zowel wat het praktisch tweede taal-onderwijs als het literair onderwijs betreft, vooral in de richting van het Nederlands is gegaan, dat hij trouwens, zowel gesproken als geschreven, precies als franstalige Luiker Waal op bewonderenswaardige wijze wist te hanteren. Wat hij in zijn Door Nederland, als ondertitel van het werk, de ‘Nederlandse omgangstaal’ heeft genoemd, heeft bij onze collega altijd een bekwaam verdediger gevonden; hij heeft hiermee het franstalig gedeelte van ons land, feitelijk zijn ‘land van herkomst’, werkelijk gediend. De Vlaamse en Hollandse neerlandisten zijn er hem dan ook dankbaar voor geweest, getuige het vertrouwen dat zij in hem stelden in tal van organismen, die het Algemeen Beschaafd, de Nederlandse literatuur en cultuur op hun programma hebben.
Beroepshalve ging echter zijn hoofdbelangstelling, - hij was aan de Luikse Rijksuniversiteit verantwoordelijk voor het onderwijs in de bijzondere methodiek van de Germaanse talen, - men mag wel zeggen het meest overtuigd, strijdend, om niet te zeggen combatief, naar de didactiek van de moderne, levende talen, inz. de Germaanse talen, in het middelbaar (secundair) en hoger onderwijs.
| |
| |
Hij stond, - en dit tot aan zijn dood, - op het standpunt van een tweede taal-onderwijs vanuit de praktische, levende taal. Zoals hij het nog, onmiddellijk voor zijn overlijden, in een bijdrage aan zijn Tijdschrift voor Levende Talen, A propos d'automatismes (XXXI, 1965, 1, blz. 99 en vlg.), wist te zeggen, mag het grammaticaal tweede taal-onderwijs in geen geval louter geheugenonderwijs zijn, nl. alleen met dit geheugenonderwijs tot doel. Het moet rekening houden met de bijzondere aanleg van iedere leerling afzonderlijk, geduldig, geleidelijk van een lagere naar een hogere kennis en vorming voeren, zonder daarom, desgevallend, sommige ‘automatismen’ uit te sluiten. Het is wat hij vaak noemde de leerling op zich laten afkomen, hem uit zijn nest halen, en hem vooral niet overdonderen met onmogelijke eisen, boekenkennis, brani. Vertaal-, spreek- en steloefeningen, zowel van de algemeen beschaafde omgangstaal als de bijzondere, particuliere taal, zowel van de handelscorrespondentie als de hogere cultuurtaal, dit om eindelijk te kunnen deelnemen aan het volle dagelijkse, sociale, economische, literaire, artistieke, wetenschappelijke leven, ze dienen parallel en progressief vanuit een directe, actieve instelling tegenover de student te worden opgevat, met het doel hem zodoende harmonisch te leren voelen, denken en handelen, zij het nationaal of internationaal, en dit alles, sprekend of schrijvend, tot uitdrukking te leren brengen.
Het is uit deze geest, dat zijn handboeken, nl. Door Nederland, De kleine Correspondent, Nederland's Handel en Verkeer, Nederland in een Notedop, De Nederlandse Taal en Cultuur, ook, dit in samenwerking met Adolphe-Léon Corin, Deutscher Handel und Wandel, met de Deutsche Geschäftsbriefe als complement, zijn ontstaan. Theoretisch steunen genoemde handboeken op zijn Didactique des Langues Vivantes, waarvan uitgaven in het Nederlands, het Joegoslavisch en het Spaans het licht zagen, daarbij op een reeks opstellen bezorgd als publikaties van het Seminarie voor de bijzondere Methodiek en de Orthofonie der Germaanse talen van de Luikse Rijksuniversiteit: ze omvatten de hele problematiek van het moderne, levende, vooral tweede taal-onderwijs, vanaf een reeks praktische wenken voor de leraar levende talen om dit onderwijs tot een goed einde te brengen, tot een antwoord op de in de jongste tijd meermalen opgeworpen vraag, of dit onderwijs, op het ogenblik, al dan niet aan zijn failliet toe is.
Ik acht me persoonlijk onbevoegd enig oordeel uit te spreken nopens de wijze waarop, in de geschiedenis van het vak te onzent en in het
| |
| |
buitenland, bewuste vrije, disponibele, humanistische methodiek van François Closset, werkelijk baanbrekend, in het bijzonder nieuw geweest is, of nog is. Ik laat dit aan de historici van de discipline over. Maar wat ik toch kan verantwoorden is, dat François Closset met zijn evenwichtige, labiele combinatie van tegendelen, nl. van de actieve, directe mondelinge methode en de passieve, indirecte schriftelijke methode, dus gesproken en geschreven woord, woordgebruik en taal, d.i. het praktisch en het rationeel, gecodificeerd grammaticaal taalgebruik, enkele studenten heeft gevormd, - generaties is te veel gezegd, - die zijn didactische inzichten aan anderen zullen doorgeven in de geest van een methodiek in voortdurende staat van wording, dit ondanks alle automatiserende, techniserende pogingen. Zij hebben van hem geleerd, dat taal ten slotte evenzeer irrationeel als rationeel leven en persoonlijke levensexpressie is; ze laat zich niet altijd vatten of leiden, gezwegen van onderwijzen door middel van een mechaniekdoosje, of een machientje.
Om zijn inzichten ingang te doen vinden, heeft François Closset er van stonde aan over nagedacht, op praktisch organisatorisch gebied, tot het mogelijk maken en bevorderen van contacten, het bundelen van krachten, zowel onder de te onderwijzen jeugd als onder de collega's levende talen zelf over te gaan. Zo zien we hem, reeds in 1930, - het is in zijn eerste vruchtbare tijd te Hoei, - zijn meester Adolph-Léon Corin ter zijde staan bij de oprichting van het Belgisch Bureau voor Studentenuitwisseling (Bureau belge pour les Echanges estudiantins); in 1945 zou dit, onder zijn bestuur, de stichting De Belgische Jeugd in het Buitenland (La Jeunesse belge à l'Etranger) worden zulks onder de auspiciën van de Belgische Universitaire Stichting. In 1934 wordt door hem overgegaan tot de oprichting van de Vereniging der Belgische Leraren in de Levende Talen (Association des Professeurs de Langues Vivantes de Belgique), met daarbij, in 1935, het orgaan van de vereniging, het Tijdschrift voor Levende Talen (Revue des Langues Vivantes), dat in een leemte voorzag.
Het is, van dit ogenblik af, dat hij, in eigen land, ook in het buitenland, hoofdzakelijk in de kringen van het onderwijs in de levende talen, de nationale en internationale jeugdpolitiek, de culturele akkoorden en soortgelijke toenaderingsorganismen, de Unesco, bekendheid zou verwerven. Zo zien we hem voorzitter worden van de Belgische Nationale Jeugdraad, de Internationale Vereniging der Leraren in de Levende Talen, de Internationale Federatie der Organismen voor Schooluitwis- | |
| |
seling, de Belgisch-Nederlandse Commissie Effectus Civilis, de Commissie der Jeugdbewegingen van de Unesco, verder lid van de Gemengde Commissies ter Uitvoering van de Belgisch-Luxemburgse, Belgisch-Noorweegse, Belgisch-Deense en Belgisch-Nederlandse Culturele Akkoorden, de Nationale Commissie van de Unesco, de Nationale Commissie voor de Promotie van het Onderwijs in de Tweede Taal. In al deze middens zal hij ongetwijfeld menig steentje hebben bijgedragen tot het doen erkennen van het bestaan, in België, van tal van pedagogische, methodologische en culturele problemen die, op nationaal of internationaal vlak, op een oplossing wachten.
Als didacticus toonde François Closset, reeds in zijn handboeken, een bijzondere belangstelling voor het onderwijs van de literatuur, de kunsten en wetenschappen, evenwel in een eenvoudige, toegankelijke vorm. Het zal nochtans als belangstellende op het gebied van de Nederlandse literatuurstudie zijn, nl. de literaire kritiek en de literatuurgeschiedenis, dat hij, als franstalige Belgische germanist, die daarbij het nodige contact met Nederland onderhield, zijn sporen zal verdienen.
Als men zijn bedrijvigheid op dit gebied van dichtbij onderzoekt, constateert men het volgende: zij gaat van het zeer algemene tot het zeer bijzondere, van het literair aspect, de historische schets tot de figuur, in dit geval van een of ander schrijver die dan door hem, grondiger dan andere auteurs, wordt behandeld. Voorts valt het op, dat het bij hem om een beperkt, doch ideologisch vast aantal dichters, romanschrijvers en toneelschrijvers gaat: Multatuli, de Hollandse groep van Forum, allen Multatulianen; Vermeylen, de Vlaamse groep van 't Fonteintje, allen Vermeylianen; dan nog, als jongste vertegenwoordiger van de vrij humanistische, antiëstheticerende richting, die liever de ‘vent’ boven de ‘vorm’ stelt, de mens boven de kunst, Herwig Hensen. Afgezien van tal van aankondigingen, boekbesprekingen, karakteriseringen, herdenkingsartikels, enz., zowel in het Frans als het Nederlands, vooral in zijn eigen tijdschrift, het Tijdschrift voor Levende Talen, - hij volgde hierin de eigentijdse produktie, men mag wel zeggen op de voet, - stelt men in het bijzonder een voorkeur vast voor, eerst Raymond Herreman, dan Herwig Hensen, dan Maurice Roelants. De werkelijk levende, ik bedoel zoekende, zich vernieuwende, experimentele avant garde-literatuur op welk gebied ook, kwam bij hem weinig aan bod. Op kritisch en historisch literair gebied heeft m.i. hierbij het tegenovergestelde plaatsgehad van wat in zijn werk op didactisch en methodologisch gebied plaatshad: hij
| |
| |
hield het, literair, bij gevestigde, traditionele waarden, ook waarden die dicht bij zijn levens- en denkkring lagen. Zijn keuze was zeker selectief, maar ging een en dezelfde richting uit: liever wat de schrijver als mens, dan wat de schrijver als schrijver te betekenen heeft. Werkelijk formele, als zodanig ten slotte literaire verschijnselen en problemen bleken hem niet erg te liggen; men vindt er althans weinig sporen van in zijn kritische en historische geschriften, wat betreft de Nederlandse literatuur.
Zoals blijkt uit zijn historische geschriften, Esquisse des littératures de langue néerlandaise, La littérature flamande du moyen âge, Aspects et figures de la littérature néerlandaise depuis 1880, ook grondiger studies over een of andere voorkeurschrijver, was zijn doel steeds, niet zozeer speurend, onderzoekend, streng wetenschappelijk, of ook scheppend essayistisch te werk te gaan, doch veelal voorlichtend, informatief, neutraal, zoals het een gids betaamt. Hij steunde hierbij meestal op wat al ontdekt of geformuleerd was, en bracht, zo objectief mogelijk, verslag uit over wat hij las; bijna nooit over wat het gelezene in hem opriep, en de manier waarop het hem aansprak. De man van het onderwijs, de pedagoog die de literaire feiten en verschijnselen allereerst onder de ogen van zijn leerlingen heeft te brengen, nl. zoals ze zijn, of ten minste schijnen te zijn, - want in hoever is iets, of schijnt iets in literatuur en kunst te zijn, - haalde het bij François Closset veelal op de lezer, die ja of neen zegt.
Er dient hier, aan het slot van dit levensbericht van onze betreurde Luikse collega, nog gewezen op de bekendmaking door hem, nl. langs Franse vertalingen, van sommige Nederlandse schrijvers, die zijn voorkeur hadden. Dit zijn, uit de modernen, Maurice Roelants, Herwig Hensen en Simon Vestdijk; uit de middeleeuwse literatuur, werken als Karel ende Elegast, Beatrijs, Van den Vos Reinaerde, sommige Strofische Gedichten, Visioenen en Brieven van Hadewych, een Martijn van Jacob van Maerlant, Lanceloet van Denemerken, de klucht Nu Noch, Marieken van Nieumegen, Elckerlijc, fragmenten uit Ruusbroec, een reeks middeleeuwse gedichten. Ook hiermee was zijn bedoeling bescheiden; zijn ambitie, tevens zijn excuus op dit gebied, schrijft hij in zijn woord vooraf tot zijn Joyaux de la littérature flamande du moyen âge, was uitsluitend: ‘de suggérer le désir d'une initiation à une littérature trop peu connue’.
Bedoelde Joyaux betekenen wellicht het kostbaarste geschenk dat François Closset, de ‘minnaar van het Nederlands’ (Karel Jonckheere), ‘dag aan dag bezig met onze letteren’ (Raymond Herreman), samen met zijn Didactique des Langues Vivantes, - maar dit dan op een ander gebied, -
| |
| |
de franstalige Belgische studerende jeugd heeft weten te bieden. Het is dan ook voor deze Joyaux dat hem, in 1962, de Belgische Staatsprijs voor Vertalingen te beurt mocht vallen.
Als erkenning van bewezen diensten, in eigen land en in het buitenland, werd François Closset met menige Belgische en buitenlandse ridderorde onderscheiden.
M. RUTTEN
| |
Overzicht van de publikaties van François Closset
A. Methodiek
1930 | Door Nederland. Handboek der Nederlandsche Omgangstaal. Ettlingen, Baden und Leipzig; Brussel. 2de druk 1934; 3de druk 1939. |
1942 | Door Nederland. I. Handboek van de Nederlandsche Omgangstaal, 4de omgewerkte druk. Freiburg i. Br., Brussel. Id., Handboek van de Ned. Taal. Leeren Leesboek. Het dagelijksch en sociaal Leven. Teksten ter Inleiding tot de Nederlandsche Letterkunde en Cultuur, 5de druk 1944; 6de druk 1947; 7de druk 1955. |
1942 | Door Nederland. II. Handboek van de Nederlandsche Taal. Het dagelijksch, sociaal en cultureel Leven. Vertaal-, Spreek- en Steloefeningen (enz.). Freiburg i. Br., Brussel; 2de druk 1948. |
1944 | Door Nederland. III. Handboek van de Nederlandsche Taal. Leer- en Leesboek. Handel en Economie (enz.). Freiburg i. Br., Brussel; 2de druk 1950. |
1931 | De kleine Correspondent. Handboekje voor de Nederlandsche particuliere- en handelscorrespondentie. Brussel. |
1934 | (Met A.L. Corin) Deutscher Handel and Wandel. Einführung in die deutsche Handelskorrespondenz, nebst Einblicken in das Wirtschaftsleben. Liège.
Z.j. Id., Deutsche Geschäftsbriefe (enz.). Liège. |
1938 | Kantteekeningen bij ‘Door Nederland’. Lees-, Spreek- en Vertaaloefeningen. Charleroi. |
1938 | Phonétique de la langue néerlandaise. Liège. |
1941 | Nederland's Handel en Verkeer. Inleiding tot de Nederlandsche Handelscorrespondentie en het economische en sociale Leven. Liège; 2de druk 1951. |
1941 | De Nederlandsche Handelstaal. Vervolg op Nederland's Handel en Verkeer. Handelsbrieven (enz.). Luik. |
1942 | Enkele Aspecten van het Onderwijs in de Levende Talen. Reeks Levende Talen. In: Tijdschrift voor Levende Talen, VIII. Brussel. |
1942 | Nederlandsche Taal, Letterkunde en Kunst. Brussel; 2de druk 1948. |
1942 | Introduction à une didactique spéciale des Langues Vivantes. Bruxelles. |
1950 | Didactique des Langues Vivantes. Bruxelles; 2de druk 1953; 3de druk 1956; 4de druk 1961. |
1954 | Inleiding tot de Didactiek van de Levende Talen. Z.p.; id., Amsterdam, 1955; 2de druk 1961, Amsterdam, Groningen, Brussel. |
1951 | Invitation au voyage. Bruxelles. |
1952 | Nederland in een Notedop. Brussel. |
1959 | Id., De Nederlandse Taal en Cultuur. Brussel, Antwerpen; 2de druk 1961; 3de druk 1962; 4de druk 1963. |
1952 | L'Enseignement des Langues Vivantes et la Compréhension Internationale |
| |
| |
| Etude et rapport rédigés à la demande de l'Unesco (stage 1953), et au nom de la Fédération Internationale des professeurs de Langues Vivantes. Getypt. |
1955 | Buts de la formation pédagogique des professeurs de Langues Vivantes. In: L'Enseignement des Langues Vivantes (enz.). Paris. |
1959 | Les Langues Vivantes dans l'Enseignement Secondaire. Université de Liège. Bruxelles. (Voortgezet in 1960, 1961, 1963, 1964). |
| |
B. Literatuur
1935 | George Bernard Shaw. Son oeuvre. Paris. |
1940 | H. Marsman, Menno ter Braak en E. du Perron. Reeks Levende Talen. In: Tijdschrift voor Levende Talen, VI. Brussel. |
1943 | Raymond Herreman. Critique-moraliste. In: Album René Verdeyen. Bruxelles, Den Haag. |
1943 | Aspects et figures de la littérature flamande. Collection nationale, 3e série, no. 26. Bruxelles; 2de druk 1944. |
1943 | Over den dichter Raymond Herreman. Université de Liège. Bruxelles. |
1944 | Raymond Herreman, de Dichter en de Criticus. Geïllustreerd met een foto en een facsimile van handschrift, benevens een Proeve van Bibliografie van en over zijn werk (enz.). Brussel, Rotterdam. |
1945 | Marginalia bij F.V. Toussaint van Boelaere. In: Album Amicorum F.V. Toussaint van Boelaere (enz.). Antwerpen. |
1946 | Maurice Roelants. Brussel. |
1946 | La littérature flamande au moyen âge. Collection nationale, 6e série, no. 70. Bruxelles. |
1946 | Dictionnaire des littérateurs par François Closset, Raymond Herreman, Etienne Vauthier. Bruxelles. |
1948 | Kanttekeningen bij een Gedicht van Johannes Kinker (1764-1845). In: Miscellanea Gessleriana. Antwerpen. |
1948 | Drie Amerikaanse Vertalingen van Guido Gezelle's ‘Dien Avond en die Rooze’. In: Album Prof. Dr. Frank Baur. Antwerpen. |
1948 | Die van 't Fonteintje. Bloemlezing (enz.). Brussel. |
1949 | Joyaux de la littérature flamande du moyen âge (enz.). Bruxelles; 2e éd. 1956. |
1950 | Propos sur Goethe. Série Langues Vivantes. In: Revue des Langues Vivantes, XV, XVI. Bruxelles. |
1951 | Vluchtige Begroeting. In: Richard Minne, een Vriendenboek (enz.), 1891-1951. Gent. |
1951 | August Vermeylen, Verzameld Werk, II. Verzamelde Opstellen, I en II, Beschouwingen, Leven en Werken van Jonker Jan van der Noot (redactie van de Aantekeningen bij Fr. Closset, behalve voor Leven en Werken van Jonker Jan van der Noot). Brussel. |
1953 | Herwig Hensen, Théâtre. Lady Godiva, Alceste, Agamemnon, présenté et traduit du néerlandais par Fr. Closset. Bruxelles. |
1953 | Herwig Hensen. Poète et dramaturge flamand. In: Synthèses, 8e année, no. 86. Bruxelles. |
1953 | Les letters flamandes. In: Reine Victoria-Roi Léopold 1 er et leur temps. Bruxelles. Zelfde tekst in de Nederl. uitgave. |
1955 | August Vermeylen. Reeks Levende Talen. In: Tijdschrift voor Levende Talen, XXI. Brussel. |
1956 | Raymond Herreman, Gedichten. Keuze samengesteld en ingeleid door Fr. Closset. Brussel. |
1957 | Aspects et figures de la littérature néerlandaise depuis 1880. Cahors. |
| |
| |
1958 | Simon Vestdijk, L'Ami brun (De Bruine Vriend), présenté et traduit par Fr. Closset. Bruxelles. |
1959 | Un aspect de la tendance au didactisme dans les lettres thioises: Maerlant et Boendale. In: Mélanges de Linguistique et de Philologie, Fernand Mossé in memoriam. Paris. |
1959 | Herwig Hensen, Poèmes. In: Cahiers du Sud, XLVIII. |
1961 | Raymond Herreman. Monografieën over Vlaamse Letterkunde, uitgegeven door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, nr. 24. Brussel. |
1961 | Herwig Hensen, Choix de poèmes, présenté et traduit par Fr. Closset. Bruxelles. |
1962 | Maurice Roelants, Le joueur de jazz (De Jazzspeler), présenté et traduit par Fr. Closset. In: Revue Générale Belge, 98e année. Bruxelles. |
1962 | Littérature néerlandaise. In: Histoire générale des littératures, II (1848-1945); III (depuis 1945). Paris. |
1965 | Herwig Hensen. Monografieën over Vlaamse Letterkunde, samengesteld door het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, nr. 35. Antwerpen. |
z.j. | Esquisse des littératures de langue néerlandaise. Bruxelles. |
z.j. | F.V. Toussaint van Boelaere, De Dubbele Fetisj en Petrusken's Einde, uitgegeven, bewerkt en toegelicht door Fr. Closset. Brussel. |
z.j. | Emmanuel de Bom, Op Reis door het Vlaamsche Land. Ingeleid, bewerkt en toegelicht door Fr. Closset. Brussel; 2de druk 1948. |
Aankondigingen, boekbesprekingen en literairhistorische situeringen verschenen voorts in:
Athénée, Nouvelle Revue Critique, Revue Mondiale, Le Progrès, Cahiers du Sud, La Nouvelle Revue, Synthèses, Langues Modernes, Bulletin de l'Union des Diplômés des Universités et des Ecoles de Hautes Etudes de Belgique (Athènes), Le Courrier littéraire des Pays-Bas et de la Flandre, Littérature Moderne, Revue Générale Belge, L'Indépendance Belge, Archives belges des Sciences de l'Education, Cahiers pédagogiques pour l'Enseignement du Second Degré, Education, Les Amis de Sèvres, Bruxelles Estudiantin, Revue Pédagogique, L'Enseignement des Langues Vivantes, Cahiers J.E.B., Le Français dans le Monde, Les Nouvelles Littéraires, Le Moyen Age, Contacts, Debating, Le Mercure de France, enz.
De Nieuwe Gids, De Vlaamse Gids, De Groene Amsterdammer, Onze Tijd, Persoon en Gemeenschap, Jeugd, De Nieuwe Weg, Ons Erfdeel, Mulo, Levende Talen, Coöperade en Opvoeding, Stichting Lodewijk de Raet, Diogenes, Het Trefwoord, Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, De Volksgazet, Tijdschrift voor Levende Talen, Lindenlei, enz.
New Era, The Times Educational Supplement, The Educational Forum, Modern Languages, enz.
Syn og Segn, Le Lingue Straniere, Scuola e Lingua straniere, Filosofia, Letros y Educación, Revista de Educación, Educadores, enz.
In het Tijdschrift voor Levende Talen, XXXI, 1965, 1, blz. 12-23, is een proeve van bibliografie van bovengenoemde artikelen, enz. gepubliceerd.
Over Fr. Closset verschenen bijdragen in: Liber Memorialis. L'Université de Liège de 1867 à 1935 (1936), in: Association des Amis de l' Université de Liège, 22e année (1950), in Debating (1964-65), in: Contacts (1965), in: Tijdschrift voor Levende Talen, XXXI (1965), in: Levende Talen (1965).
|
|