deur te Bonn - betrok. Vanaf 1942 bewoonde men eindelijk een ‘eigen’ gemeubileerd huis te Amersham (Buckinghamshire).
Te Londen werd Van de Pitte eerst toegevoegd aan de Belgische ambassade, en belast met het organiseren van een bureau voor de behartiging der belangen van de Belgische vluchtelingen en voor de schifting van de politiek verdachte Belgische staatsburgers die via Duinkerke in Engeland waren beland. Naderhand werd hij toegevoegd aan het Belgische Ministerie van Buitenlandse Zaken te Londen (beheer afdelingen Kanselarij en Consulaire Zaken). Tenslotte werd hij benoemd tot Belgisch gedelegeerde bij de intergeallieerde conferentie van de E.C.I. T.O. (European Central Interallied Transport Organisation), om eindelijk in 1945 naar Rotterdam terug te keren.
Het Rotterdamse consulaat moest toen van de grond af opnieuw opgebouwd worden, een taak waar Van de Pitte zich met volle toewijding aan gaf. Op 1 januari 1943 reeds bevorderd tot consul-generaal 3de klasse, werd hij op 31 maart 1952 consul-generaal 2de klasse. Op 1 februari 1957 ging hij als honorair consul-generaal met pensioen. Hij was toen 44 jaar lang aan het Rotterdamse consulaat verbonden geweest, en had al die tijd op een tactvolle en bekwame manier zijn land als diplomaat gediend.
Hij was drager van vele Belgische burgerlijke en militaire onderscheidingen. Verder was hij ook commandeur in de Orde van Oranje Nassau. In 1955 werd hij voorzitter van de Belgische Vriendenkring te 's-Gravenhage, waarvan hij een der oprichters was; naderhand werd hij erevoorzitter van de Kring.
Als we het beeld van de mens Van de Pitte pogen te schetsen, dan kunnen we dat niet beter doen dan door hem zelf aan het woord te laten. Een lezing die hij eens heeft gehouden over de taak van een consul, eindigde met een tafereel uit ‘En waar de ster bleef stille staan’ van Felix Timmermans. Op de vraag waar Jozef, Maria en het Kerstkind, die noch brandstof noch voedsel, noch geld hadden, toch van leefden, antwoordt Pietje Vogel ‘zij leven van de vreugde’. ‘Wij ook’, zo besloot Van de Pitte zijn lezing, ‘leven van de vreugde, omdat wij hebben het geloof, de hoop en de liefde. Laten wij ons daarom gedragen naar de spreuk van de wijsgeer: bene agere et laetari, wel doen en blij zijn’. En in dezelfde lezing zei hij, dat hij zijn ambt altijd met enthousiasme vervuld had, dat zijn werk steeds groter bekoring voor hem had gekregen, en dat zijn arbeid hem altijd datgene had verschaft wat ons aller droom is: levensvreugde. Zijn