gen, Hollandsen zomeravond, dan weer een pittigen herfstochtend of een belofte van lente. Dit hangt als een geur over de bladzijden, ook als aan de geschiedenis een treffende pointe ontbreekt.
Het is onbegrijpelijk, hoe deze niet sterke vrouw, met een druk gezin, waarin ze zich volkomen aan man en kinderen wijdde, met weinig hulp en een voortdurende aanloop van vrienden en vriendinnen, toch tijd heeft gevonden een zo respectabel aantal verhalen te schrijven, die wel niet altijd sterk van inhoud zijn, maar die uitmunten door verzorgde stijl, goede sfeerschepping en een aantrekkelijke positieve instelling tegenover het leven.
En niet alleen in geschriften leefde ze zich uit; ze hield ook een oneindig aantal lezingen door het hele land, maar vooral voor de bezoekers van ‘de Hoorneboeg,’ een buitenoord van de Remonstrantse gemeente, waaraan ze haar hart had verpand, zodat de kinderen plagend zongen:
Ik denk, dat ze dit alles aan kon, omdat ze niet, zoals wij tegenwoordig, haar tijd verdeed met te klagen, dat ze het zo druk had.
Haar benadering van jonge kinderen (In Knop) was van een verrassende, voorzichtige humor. De schrijfster gaat hier op in de moeder, die met vertedering geniet van het ontluikende begrip en de bloeiende fantaisie, en die daarin gefascineerd meespeelt.
Ze moest in den oorlog evacueren en woonde van '40-'50 in Wassenaar, waar in 1944 haar man stierf. In den zomer van '47 ging ze naar Zuid Afrika, naar Grahamstown, om bij haar geliefden oudsten zoon Christoph te logeren. Ze hield er lezingen, verdiepte zich in de taal en de folklore van die geheel andere wereld, genoot van de overstelpende bloemenpracht,-totdat de symptomen van de ziekte zich openbaarden, die jaren later tot haar dood zou leiden. Ze kwam toen ijlings met een vliegtuig terug om in Holland haar eerste operatie te ondergaan.
Over dat overhaaste vertrek, de reis naar Holland, haar ziek zijn en voorlopig beter worden heeft ze een boekje geschreven ‘Geneugten en perikelen bij ziekte en herstel,’ zo menselijk, zo geestig en eerlijk, dat het jaren lang het beste geschenk was, als iemand in een ziekenhuis een moeilijken tijd moest doormaken. Het adagium, waar ze van uit gaat, is het woord van Pascal: ‘Heer, leer mij mijn ziekte goed gebruiken.’