Caroline Louise Thijssen-Schoute
(Wageningen, 19 mei 1904 - Utrecht, 11 februari 1961)
Met het heengaan van Dr. C.L. Thijssen-Schoute, na een smartelijk en in waarheid voorbeeldig gedragen lijden, is het Nederlandse geestesleven een bijzondere en markante figuur ontvallen. Geboren te Wageningen, als enige dochter in het gezin van de botanicus, Dr. J.C. Schoute en kleindochter van de bekende Groningse uitgever Noordhoff, bracht zij haar jeugd achtereenvolgens door te Wageningen, Gouda en met name Bussum, waar zij de H.B.S. bezocht. Het einddiploma behaalde zij te Groningen, waar haar vader inmiddels tot hoogleraar was benoemd. Daarna bereidde zij zich terstond voor op het Staatsexamen B. Zo kon zij in 1923 toegelaten worden tot de Universiteit om er aanvankelijk rechten te studeren. Weldra bleek haar aanleg en belangstelling evenwel duidelijk anders gericht. Op grond van een aanvullend examen A mocht zij in 1926 omzwaaien naar de Neerlandistiek, waarna haar ijver en vasthoudendheid haar in staat stelden - ondanks een enthousiast deelnemen aan het toen nog zo prille verenigingsleven der vrouwelijke studenten, compleet met feministische polemieken-en wat dies meer zij - vier jaar later doctoraal te doen.
Mejuffrouw Dra. Wies Schoute was geen gewone Neerlandica. Had de algemene oriëntatie van haar interessensfeer zich al gemanifesteerd in de keuze van haar bijvakken - Italiaans en kunstgeschiedenis - typerend voor haar speciale instelling mag het in 1939 gepubliceerde proefschrift Nicolaas Jarichides Wieringa heten, waarin zij deze 17e eeuwse Rabelaisvertaler de aandacht schonk die hij tot dusver had moeten ontberen. De overbrenging naar het vaderland van elders in het Europa der post-Renaissance ontdekte ideeënrijkdom - en omgekeerd - zou haar namelijk zodanig fascineren, dat het verzamelen van bouwstenen tot de studie van dit verschijnsel haar leven zou blijven vervullen en dit eerste object een mijlpaal in haar ontwikkeling zou blijken.
Een andere mijlpaal was haar huwelijk geweest, kort na haar doctoraal examen, met Dr. W.J. Thijssen, leraar wiskunde te Groningen en later directeur ener H.B.S. Van 1934 tot '46 woonde het echtpaar te Naarden, vervolgens te Enkhuizen, waar Mevrouw Thijssen enkele jaren het oud-archief der Gemeente verzorgde, en sinds 1952 te Utrecht. Het is daarbij of met het definitief verlaten van Groningen, waar trots alle omzwervingen haar wortels toch wel altijd gevestigd waren geweest,