Cyriel Emiel de Baere
(Baasrode, 9 april 1884 - Beringen-Mijn, 14 oktober 1961)
Cyriel Emiel de Baere leeft in onze herinnering als een voorname, beheerste verschijning, met de kalme flits van de blauwe ogen onder de zware bril, het vriendelijke sikje, de donkere aktentas: leraar, taalinspecteur, organisator van wetenschappelijk en cultureel leven, zelf voordrachtgever, schrijver en beoefenaar van wetenschap.
Zovele uitingen van een intense drang naar activiteit, die zich niet tot één bepaalde werkkring, die van het eigen beroep, beperkte, doch bovendien op idealistische wijze een uitweg zocht in tal van sociale bedrijvigheden daarbuiten. Zo heeft hij zijn grote gaven van geest en gemoed, met standvastige overtuiging, in dienst gesteld van onderwijs, van taal- en letterkunde, van volksontwikkeling en cultuurleven. Dat in een tijd, die nog niet ongeveer elke vorm van wetenschap, kunst of letterkunde langs het medium van brochure of pocket op grote schaal verspreidde. Hij was een man die zichzelf niet ontzag en zichzelf nooit zocht, zoals reeds van hem werd getuigd.
Cyriel Emiel de Baere is te Baasrode in Oost-Vlaanderen, België, op 9 april 1884 geboren, in een groot gezin waaruit meer dan één knap onderwijsman is voortgekomen. Zijn jeugd bracht hij te Kruishoutem (O.-Vl.) door, de gemeente, waarvan hij later ereburger zou worden. Hij studeerde aan het College te Oudenaarde en aan de Universiteit te Leuven, waar hij tot doctor in de Wijsbegeerte en Letteren (Germaanse Filologie) promoveerde.
In 1906 werd hij leraar aan het Gemeentecollege te Nijvel. Van 1908 tot 1933 was hij achtereenvolgens leraar aan de Koninklijke Athenea van Hasselt, Elsene en Brussel. Van 1932 tot 1952 was hij taalinspecteur voor het middelbaar onderwijs. Hij heeft niet alleen verschillende generaties Nederlandstalige en Franssprekende leerlingen, door het levende woord in de wereld van het Nederlands binnengeleid. Hij heeft voor hen, en voor vele leraren, degelijke handboeken samengesteld, reeds toen goede leerboeken voor het Nederlands in België nog niet zo bijzonder talrijk waren. Hij heeft op dat gebied vaak pioniersarbeid verricht. In 1923 verscheen zijn Beknopte Nederlandsche Spraakkunst ten dienste van het middelbaar en het normaal onderwijs in Belgische scholen, later door de Oefeningen gevolgd, die ruim twintig uitgaven heeft gekend en thans nog, door andere bewerkers, wordt in het licht gegeven. Als