lid-rapporteur bij de zittingen te Venetië der Coopération intellectuelle van de Volkenbond.
Lid van de Schoonheidscommissie der stad Amsterdam 1935-1946.
Secretaris van de Rijkscommissie Rijksarchitectuurmuseum.
Tot 1940 voorzitter van de verenigingen Nederland-Egypte en Nederland-Hongarije en ondervoorzitter van de verenigingen Nederland-Frankrijk en Nederland-Italië.
Sedert 1950 permanent lid van de International Fine Arts Council te New York.
Ook was hij lid van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te Utrecht en van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
De volgende onderscheidingen vielen hem ten deel: 1926 ridder, 1939 officier Legioen van Eer; 1937 officier Kroonorde van Italië; 1951 ridder Ned. Leeuw. Voorts was hij erelid van het Genootschap Architectura et Amicitia en van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond.
In boekvorm publiceerde hij:
De meesterwerken der beeldhouwkunst (in samenwerking met de Luikse hoogleraar Laurat; 1916, 2e dr. 1933; Franse uitg. 1921, Italiaanse 1931).
Het Nederlandsche binnenhuis en zijn meubels, 1ste dl. 145-1650, 2de 1650-1750, 3de 1750-1800, resp. 1941, 1946, 1951.
Vijf eeuwen binnenhuis en meubels in Nederland 1450-1950, 1954.
Leo Gestel. De schilder en zijn werk, 1956.
Hij staat genoteerd als medewerker aan:
Bouwkundig Woordenboek van I. Zwiers 1916-1919.
Thieme-Becker Allgemeines Künstlerlexikon, dln 21 t/m 23, 1927-'29.
E.N.S.I.E. dl. II, 1947.
Hout in alle tijden o.r.v. W. Boerhave Beekman, dl. II, 1949.
Van zijn hand verschenen enorm veel artikelen en recensies in binnenen buitenlandse kranten en tijdschriften. Het is zeer moeilijk alles te achterhalen, waarschijnlijk echter zal in zijn archief nog veel gevonden kunnen worden, want hij hield van bewaren. In het bijzonder mag worden genoemd zijn medewerking aan het bulletin van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond en aan het maandblad Beeldende Kunsten.
Speciaal worde nog gewezen op zijn artikel over Thomas Chippendale, de grootmeester der Engelse meubelmakers en ‘Het Nederlandsche