en Zonen te Haarlem. Hier vond of schiep hij zich alle mogelijkheden voor de ontplooiing van zijn talenten. In een sfeer van traditie, waar het noblesse oblige in alles tot maatstaf wordt genomen, in het midden van internationale contacten en met de beschikking over de beste vaklieden en apparatuur, kon hij verwezenlijken wat zijn aristocratische, strenge en toch hoofse aard hem voorschreef als de enig aanvaardbare taakopvatting van de typograaf.
Hij zag zijn functie daarbij zeer overtuigd als een dienende, maar daarom zeker nog niet minderwaardige of gemakkelijke. Een bedienaar van het te drukken woord, zo voelde hij zich, maar met de waardigheid van een minister der Kroon, of zelfs verbi divini. Zoals deden was hij diep doordrongen van de waarde der continuïteit en van de betrekkelijkheid van het eigentijdse. Wat hij maakte moest de essentie bevatten van eeuwenlange ervaring en trachten geldig te blijven voor een ieder en tot in verre toekomst.
Het is te begrijpen dat hij zich met zijn natuur sterk aangetrokken voelde tot de Italiaanse en Franse Renaissance en alles wat deze culturen inhouden enerzijds aan wettelijke fundering van de schoonheid, anderzijds aan hoofse zwier en hang naar het goede leven. Deze liefde uitte zich in zijn levenslange pogen de ‘ware’ vorm van de drukletter voor deze tijd te benaderen door een bewerking van de beste modellen van Francesco Griffo en Claude Garamont met hedendaagse technieken; in zijn prachtige calligrafische cursieftypen, zijn sierlijke boektitels en monogrammen, waarin Hollandse maniëristen van de zeventiende eeuw hun invloed deden gelden; in zijn verbinding van vormelijkheid en levensgenieting die hem de sfeer der Engelse clubs zo congeniaal maakte.
Later in zijn leven, te midden van naoorlogse stemmingen en inzichten welke hij verfoeide, voelde hij zich gedrongen zijn opvattingen en ervaringen op schrift te stellen. Ook in zijn schrijfwijze vindt men hem terug: een uiterst verzorgde taal, soms wat archaïsch en gemaniëreerd, in de trant van de woordkunst welke in de Haagse litteraire milieus van zijn jongelingsjaren in zwang was.
De invloed van typografen als Van Krimpen en zijn generatiegenoten Charles Nypels en Alexander Stols, met hun litteraire smaak en eruditie, op de letterkunde van hun tijd is moeilijk aan te wijzen, maar daarom niet minder reëel. Met deze collega's heeft Van Krimpen niet alleen mede de uiterlijke vorm bepaald van de letterkundige productie van zijn tijd in Nederland; door zijn initiatieven tot velerlei uitgaven heeft hij deze ook naar richting en gehalte beïnvloed.