| |
| |
| |
Ida Maria van Dugteren
(14 januari 1892 - Rotterdam - 7 augustus 1961)
Enige maanden na de oprichting van de Volks-Universiteit te Rotterdam werd de behoefte gevoeld om een secretaresse te benoemen, die het bestuur zou helpen met leiding te geven aan het werk.
Er waren een aantal sollicitanten, waaronder een jonge dame zeer de aandacht trok.
Toen kreeg ik als voorzitter plotseling bezoek van een jong meisje, mejuffrouw I.M. van Dugteren. Toen ik haar ontmoette besefte ik terstond, dat zij het meest voor een benoeming tot secretaresse in aanmerking kwam. Er was iets energieks in haar gezicht, iets dat mij deed besluiten aan haar de voorkeur te geven en daar het bestuur zich daar ook mee kon verenigen, werd zij in mei 1918 inderdaad tot secretaresse gekozen. Zij, die op 14 januari 1892 geboren was, was de dochter van een zeer bekende Rotterdamse huidarts en kunstverzamelaar en zij was daardoor ook te Rotterdam op school geweest. Dr. Jacobsen, oudleraar van het Erasmiaans Gymnasium, vertelde mij, dat zij gedurende een jaar een van zijn leerlingen geweest was. Zij behoorde echter niet tot zijn goede leerlingen. Wellicht was zij wat te jong en misschien behoorde zij tot die intelligente kinderen, wier belangstelling niet gebonden is aan het leerprogram, maar zich op andere zaken richt. In ieder geval was dit veranderd toen zij later onderwijs van Dr. van Dillen kreeg. Volgens een vriendin was zij ondeugend en niet ijverig. Niemand zal toen vermoed hebben dat dit verwende kind later de onzelfzuchtige en onvermoeide sociale werkster zou worden! Haar moeder had zij jong verloren. Zij gevoelde geen neiging voor de huishouding en studeerde liever. Zij verkreeg akten Staatsrecht en economie. Een veelvuldig verblijf in het buitenland voltooide haar ontwikkeling. Zij werkte op het secretariaat van de Amsterdamse socialistische wethouder Wibaut en was daar adjunctcommies en waarnemend chef der afdeling crisis. Zij werkte met haar chef prettig samen en was zeer actief. Hij miste, toen zij vertrok, haar zeer. Zij gaf vóór die tijd ook les aan de H.B.S. en de Handelsschool te Vlissingen en leidde een cursus voor secretaresse voor de vrouwenvereniging te Dordrecht.
Een van de redenen dat zij solliciteerde naar het secretariaat van de Volks-Universiteit was, dat zij meer tijd voor studeren wilde hebben, maar door het vele werk, dat zij daar kreeg, is daar niet veel van gekomen.
| |
| |
Dr. J.G. van Dillen te Amsterdam, die haar een paar jaar les had gegeven, noemde haar vlijtig en intelligent en zeide dat zij veelzijdige belangstelling had en actief was. Hij noemde haar beschaafd en aangenaam en welwillend van karakter en meende dat zij met de docenten en leerlingen wel goed zou kunnen omgaan.
Mejuffrouw van Dugteren aanvaardde met grote ijver haar nieuwe taak. Zij bleek uitstekend te kunnen organiseren en werd al spoedig de leidende kracht.
De Rotterdamsche Volks-Universiteit ontwikkelde zich snel en werd al spoedig de grootste in Nederland.
Zij begon met een aantal voordrachten over wetenschappelijke onderwerpen, maar differentieerde zich steeds meer. Zij gaf een groot aantal luister- en werkcursussen, populaire leergangen voor arbeiders, toneelvoorstellingen, concerten, losse lezingen en tentoonstellingen.
De kunstafdeling, wier werkzaamheid volkomen in overeenstemming was met de bedoeling van de instelling, werd eerst in het leven geroepen toen financiële overwegingen door het wegvallen van het rijkssubsidie, het bestuur noodzaakten naar andere middelen ter versterking der financiële positie om te zien.
Vooral op het gebied van het toneel gaf de Volks-Universiteit uitstekende voorstellingen. Het waren niet alleen de mensen met kleine beurzen, die deze bezochten, maar ook vele welgestelden. Ten onrechte verweet men wel de Volks-Universiteit, dat zij het gewone toneelbezoek beconcurreerde. Want de welgestelden, die de toneelvoorstellingen bezochten, deden dit omdat de Volks-Universiteit een uitstekende keuze van stukken deed. Zij kwamen dus niet uitsluitend uit financiële overwegingen en steunden vaak als lid de instelling.
Verschillende acteurs verklaarden dat het toneel, dat in die tijd slecht bezocht werd, door de Volks-Universiteit gesteund werd.
Ook gaf de Volks-Universiteit mooie openlucht-voorstellingen, eerst op primitieve wijze in het voormalige hertenkamp van ‘Dijkzicht’ en later in het door de Gemeente gestichte mooie openluchttheater.
De secretaresse wist steeds actuele onderwerpen voor cursussen te kiezen en de Volks-Universiteit profiteerde daarbij van de talrijke relaties, die zij in de wetenschappelijke en kunstenaarswereld in binnen- en buitenland had.
Op den duur breidde de Volks-Universiteit haar werk uit tot verschillende andere plaatsen als bv. Gouda en Brielle en zo had zij in 1952
| |
| |
16 afdelingen. Mejuffrouw van Dugteren stelde in overleg met de plaatselijke besturen de programma's op en gaf leiding aan het werk dier afdelingen. Niets was haar te veel en al spelende gaf zij leiding aan dit omvangrijke werk.
Voor mejuffrouw van Dugteren bestond niets buiten haar werk, 's morgens, 's middags, 's avonds en vaak ook 's nachts wanneer zij zich met nieuwe plannen bezig hield.
Daar zij in het gebouw van de Volks-Universiteit woonde, was zij persoonlijk altijd aanwezig. Ook leidde zij zelf studiereizen naar het buitenland. Wanneer zich moeilijkheden voordeden greep zij krachtig in. Toen bij een opvoering van de Mattheus Passion een van de belangrijkste zangers, die telefonisch niet aangesloten was, plotseling ziek werd, begaf zij persoonlijk in haar auto zich naar Limburg en haalde de zanger, die intussen hersteld was, naar Rotterdam, zodat de voorstelling voortgang kon hebben.
Zij deed dit sociale werk steeds zakelijk. Er was bij haar geen spoor van amateurisme en zij zou ook elders op een handelskantoor volkomen op haar plaats geweest zijn.
Op dit overmatig werken volgden vooral in de eerste jaren meermalen inzinkingen wanneer zij plotseling de moed opgaf en beweerde voor haar functie te willen bedanken. Ik, die ouder dan zij was en daardoor een zeker gezag over haar had, wist haar daar steeds over heen te helpen.
Daar ik dit beter vond voor onze verhouding, bleef ik haar juffrouw en zij mij mijnheer noemen en pas toen ik in 1940 als voorzitter aftrad, hoewel ik bestuurslid bleef, stelde ik voor, dat wij elkaar bij de naam zouden noemen, wat zij zeer waardeerde.
Zij had de eigenschap telkens met enkele mensen te dwepen. De waardering werd steeds groter tot zij op een zeker ogenblik voor critiek plaats maakte en op een ander oversloeg. Hoewel ik dit zag gebeuren, kon ik niet veel doen om dit te matigen.
Zij wist met echt vrouwelijke zorg alle bijeenkomsten gezellig te maken. De lunchvergaderingen van het bestuur in de mooie met veel aan haar toebehorende antiquiteiten versierde bestuurskamer, waren voortreffelijk verzorgd. De tafel was mooi gedekt en de gerechten waren lekker, zodat niet alleen het programma der vergadering, maar ook wat materieel geboden werd, het bezoek bevorderde.
Voor het vele sociale werk dat zij deed verwijs ik naar het artikel van Mr. Bonjer, die een artikel schreef in het Rotterdams Jaarboekje. Ida van
| |
| |
Dugteren is sinds de oprichting in 1918 van de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten een zeer actief lid van het bestuur geweest. Zij werkte zeer mee in het werk van deze bond dat gericht is op het uitdragen van de volksuniversiteitsgedachte en het verspreiden van het volksuniversiteitswerk over het gehele land en in het bijzonder ook buiten de grote steden.
Het was voornamelijk haar werk dat in 1930 de Radio-Volksuniversiteit Holland, thans Stichting Radio-Volksuniversiteit, welke ten doel had hen te bereiken die niet in de gelegenheid waren de gewone volksuniversiteiten te bezoeken, gesticht werd.
Zij verzorgde persoonlijk gedurende vele jaren uitzendingen uit de studio in het gebouw der Rotterdamse Volks-Universiteit. Behalve dit alles heeft zij nog veel ander werk op sociaal-cultureel gebied gedaan. Van 1924 af heeft zij tot aan het uitbreken van de oorlog cursussen georganiseerd voor de ingeslotenen in de strafgevangenis te Rotterdam.
Zij had een grote liefde voor dieren en voor een dier had zij alles over. Slechts voor beesten zou zij zich te allen tijde in haar werk laten storen. Dikwijls werd in het gebouw van de Volks-Universiteit een zwervende hond of kat in een der localen verzorgd. Zij redde pasgeboren katjes uit het water van de Leuvehaven. In het gebouw werd zij onafscheidelijk gevolgd door een trouwe mooie herdershond en ook liep in het gebouw ergens een kat. Soms liep deze hond bij de ernstigste voordrachten met haar mee door de zaal. Alle leden kenden hem en noemden hem bij de naam en krieuwden hem achter de oren, zodat er een goedige lobbes uit groeide, die voor inbrekers geen gevaar opleverde, want hij zag deze voor leden aan.
Op het kantoor zette zij haar medewerksters aan het werk. Daar zij van zichzelf het uiterste eiste, meende zij ook van haar medewerksters veel te kunnen verlangen. Zij was niet altijd gemakkelijk en nam geen blad voor haar mond. Desniettegenstaande had zij medewerksters als Mejuffrouw Mongers, Mejuffrouw Goedhart en Mejuffrouw van Embden, die vele jaren nuttig werk deden en voor haar door het vuur gingen en door haar huishoudster, Mien Mighorst, werd zij trouw verzorgd.
Zij had een zeldzaam heldere en vlugge geest en kon aan twee of meer dingen tegelijk denken en was daardoor soms ongeduldig en verwachtte van iedereen dat hij zich prompt naar haar wensen zou schikken. Haar dwingen om alles precies zo te willen hebben als zij zich had voorgesteld, was wellicht de uiting van het zeer verwende kind, dat zij in haar jeugd
| |
| |
was geweest, die maakte dat zij haar zin moest hebben! Zij kon wel uitvallen en zich zeer onbeheerst uitlaten, niet alleen tegenover het personeel, maar ook tegenover anderen als bijv. de leden en cursisten van de Volks-Universiteit. Dit maakte geen prettige indruk op de buitenwereld, maar het was alles het gevolg ervan dat zij bezeten was van haar taak en niet er om gaf welke indruk zij maakte.
Wanneer zij mij als voorzitter wilde bereiken, kon het haar niet schelen of ik in een vergadering of in een belangrijke bespreking was, zij wist altijd tot mij door te dringen, want de zaken moesten terstond voortgang hebben en geen ogenblik wachten. Dit maakte dat zij zo veel werk deed en zo veel bereikte.
Zij schepte er behagen in om de meest gewaagde ondernemingen: schouwburg-voorstellingen, opera's en concerten van Mengelberg te organiseren en hoe moeilijker het was, hoe prettiger zij het vond. Zij sleepte met haar enthousiasme ieder mee en had daardoor voortdurend de medewerking van de leden van het bestuur bij het maken van het programma en anderszins.
Hoe zij de leden van het bestuur aan het werk zette, blijkt uit een schrijven, dat de bekende journalist en schetsboekschrijver van de N.R.C. benevens begaafd tekenaar Ch. A. Cocheret mij schreef: ‘Wanneer iemand iets voor de V.U. deed, was zij daar kinderlijk dankbaar voor. Ik hield zoveel van deze kloeke vrouw, dat ik haar nooit iets heb kunnen weigeren. En dat geeft mij na haar dood een grote voldoening. Dan telefoneerde zij: ‘Maak jij nu even een tekeningetje bij die aankondiging in het programma?’ En ik tekende. Of: ‘Wil jij die bijschriften bij die foto's maken?’ En ik schreef. Franse correspondentie met een Franse zangeres dicteerde ik per telefoon en dan bezwoer ze me uitbundig dat ik zo knap was. Och arm! Ik wil alleen maar zeggen, dat het zo'n volkomen satisfactie was, wanneer je wat voor haar kon doen’.
In het bestuur was mij de rol toegewezen van de wijze en verstandige man op wie iedereen vertrouwde, dat hij, wanneer dit nodig was, zijn veto zou doen gelden. Hoewel ik ondernemend van aard ben en vaak het initiatief tot het oprichten van nieuwe instellingen heb genomen, moest ik mij deze ondankbare taak laten welgevallen. Ook voor de penningmeester was zij niet gemakkelijk, want zij had voor verschillende doeleinden aparte potjes. Eens merkte de accountant dat een door hem betaald kwartje, dat door hem wegens te laat komen betaald was, niet verantwoord was. Natuurlijk was dit geld besteed ten behoeve van de
| |
| |
Volks-Universiteit, doch hij bemerkte dat de secretaresse deze kwartjes in een apart potje stopte. Daardoor was het niet nodig, wanneer zij een plannetje in het hoofd had, het bestuur en de penningmeester daarin te kennen.
Zij gaf ook weinig om haar uiterlijk en liep met wilde haren en slordige kleren. Vrouwelijke behaagzucht was haar vreemd.
Zij was niet alleen energiek, maar vooral moedig. Zij vond het ook niet erg om des nachts in het holle, grote huis van het gebouw van de Volks-Universiteit te slapen met alleen de concierge in de diametraal tegenovergestelde hoek. Bij een inbraak heeft zij in kimono met de huisbewaarster een inbreker gearresteerd en in bedwang gehouden tot de politie kwam, die haar verzekerde, dat het een zeer gevaarlijke misdadiger was, die zich op onbegrijpelijke wijze door haar had laten intimideren. Toch ging zij de volgende avond weer rustig slapen in haar kamer boven de ingang van dat eenzaam achteraf liggende huis, want zij kende geen vrees!
Zij was bescheiden en kon huldebetoon slecht verdragen. Toen, bij het veertig jaar bestaan van de Volks-Universiteit burgemeester van Walsum in zijn officiële rede gekomen was tot de verdiensten van Mejuffrouw van Dugteren, stond zij kalm op en verliet de zaal, alsof zij was weggeroepen. Er ging een zacht grinnekend gemurmel door de zaal en zelfs van Walsum amuseerde dit zichtbaar.
Egoïsme was haar vreemd. Zij was niet op zichzelf, maar geheel op anderen ingesteld.
Bij het uitbreken van de oorlog bleek hoe moedig Ida van Dugteren was. In mei 1940 terwijl de oude Rotterdamse binnenstad en het Oosten in brand stonden, zat men in het rustige en gespaard gebleven Schiedam gespannen op verzoeken van hulpverlening te wachten.
De eerste Rotterdamse auto, die 's morgens al vroeg voor het Schiedamse stadhuis stopte, was die van Mejuffrouw van Dugteren. Burgemeester en Wethouders waren aanwezig en gereed om op het eerste sein maatregelen voor bijstand te treffen. ‘Brood en water’ zeide de koerierster ‘we zitten zonder water en brood en in de omgeving van het gebouw van de Volks-Universiteit kamperen wel duizend dakloze vluchtelingen, die eten en drinken moeten hebben’.
Onmiddellijk nam de burgemeester de telefoon op en gaf het bevel dat alle Schiedamse bakkerijen op die dag voor Rotterdam zouden brood bakken. Ook werden de sproeiwagens gevuld met water en onmiddellijk naar de zwaar getroffen naburige stad gezonden. Toen de eerste orders
| |
| |
waren gegeven, wendde de burgemeester zich tot Mejuffrouw van Dugteren, die er erg vermoeid uitzag, want zij was dagen lang niet uit de kleren geweest en had geen tijd gehad om behoorlijk te eten. Hij zegde vriendelijk en bezorgd: ‘En nu moet U hier toch eens even rustig gaan zitten en mij het genoegen doen deze boterhammen, die mijn vrouw vanmorgen voor mij heeft klaar gemaakt, op te eten’.
Op alle mogelijke manieren heeft Mejuffrouw van Dugteren aan het verzet deelgenomen en de Duitse bezetters benadeeld. Zij spionneerde, hielp geallieerde piloten ontvluchten, verborg joden, had een geheime zender enz. Toen Bennekom, waar zij een huis gehuurd had om joden te verbergen, geëvacueerd werd, haalde zij de joden met levensgevaar onder het oog van de Duitsers weg.
In september 1944 op de beruchte Dolle Dinsdag, maakte zij de slag om Arnhem mee in Lunteren. Tegen haar waarschuwing verlieten veel ondergedoken joden hun schuilplaats en vielen daardoor later helaas aan de Nazi's ten prooi.
Tenslotte werd zij gevangen genomen op de beschuldiging dat zij een ondergrondse organisatie in haar huis had laten vergaderen. Negen maanden zat zij in Arnhem, Haren en Scheveningen gevangen. In de laatste plaats was zij erg ziek, was kortademig en had dikke voeten door gebrek aan voedsel. Maar haar trouwe hulp Mien Mighorst en haar concierge ‘Juffrouw Jo’ wisten haar steeds weer te vinden en haar wat levensmiddelen te bezorgen en daardoor haar en haar celgenoten voor de ergste honger te behoeden.
Vervolgens werd zij naar Utrecht gebracht eerst op het Wolvenplein en toen naar de Gansstraat waar zij goed verzorgd werd door een Nederlandse bewaakster. Zij noemde deze gevangenis dan ook ‘de vette Gans’. Bij haar verhoor door de Gestapo riep de Duitse rechter op een ogenblik verontwaardigd ‘Wie is hier de ondervrager U of ik?’
Te Utrecht pleitte voor haar een Duits advocaat, die zij vroeger in Bad Godesberg, waar zij op kostschool geweest was en waarmede zij gedanst had, had ontmoet. Deze vertelde zoveel goeds van haar, dat zij tot verwondering van haar vrienden werd losgelaten. Zij vond het geraden met het oog op het vele, dat zij tegenover de Duitsers op haar kerfstok had, direct weer in Lunteren onder te duiken. Zij opende daar een centrale, waar zij voor de ondergrondse zorgde voor valse persoonsbewijzen voor joden en onderduikers en medewerkte bij het vervaardigen en verspreiden van illegale bladen.
| |
| |
Later is zij daarvoor gehuldigd onder meer door een certificaat van de President van de Verenigde Staten van Amerika getekend door Eisenhouwer met dank voor de hulp aan geallieerde soldaten. Zij kreeg een certificaat van Groot-Brittannië voor hulp aan de zee-, land- en luchtmacht.
Van het Ministerie van Landsverdediging van België een verklaring van werkelijke deelneming aan de Inlichting- en Actiedienst en het Belgische oorlogskruis van 1940 met de palm en de medaille van de weerstand.
Mejuffrouw van Dugteren werd benoemd tot ridder in de Oranje Nassau orde, de zilveren anjer werd haar door Prins Bernhard zelf overhandigd, waarbij werd gesproken van ‘een leven gewijd aan het brengen van cultuur aan zeer brede groepen van ons volk en haar vast geloof in haar cultuur-ideaal’, zij kreeg de Paul Nijgh penning, de legpenning van de Koninklijke Vlaamse Academie van Taal- en Letterkunde, de legpenning van de Rotterdamse Kunststichting, de herinneringsmedaille van de Stichting 1940/45, de penning van de Maze, zij werd benoemd als lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en van de Soroptimist Club Rotterdam. Daar zij de bijeenkomsten van deze Club niet geregeld kon bijwonen, wilde zij daarvoor bedanken, maar haar werd gevraagd desniettegenstaande toch lid te blijven.
Ida van Dugteren, hoewel niet onbemiddeld, wilde nooit iets voor haar eigen genoegens besteden maar uitsluitend voor anderen. Zij rookte niet en borrelde alleen op feestdagen. Zij was rusteloos, gebruikte haar maaltijden op ongeregelde tijden en besteedde daar hoogstens vijf minuten aan, terwijl zij het eten vaak staande gebruikte. Zij nam nooit vacantie.
De roofbouw, die zij op haar gezondheid uitoefende, had ten gevolge dat zij vroeg oud werd. Zij werd eind juli 1959 door een vaatkramp getroffen, die haar dwong rust te nemen.
Het was een groot verdriet voor haar haar werk aan de Volks-Universiteit tenslotte te moeten opgeven. Ook kostte het haar moeite het gebouw van de Volks-Universiteit, dat gedurende vele jaren haar tehuis geweest was en waar zij haar stempel op gedrukt had, te moeten verlaten.
Na enige tijd ziek rondgezworven te hebben, overleed zij op 7 augustus 1961 na een zwaar ziekbed.
Bij haar begrafenis, op de algemene begraafplaats te Utrecht, waren talrijke mensen aanwezig en er werd gesproken door een groot aantal
| |
| |
sprekers. Behalve Mr. Bonjer, de voorzitter, sprak ik als oud-voorzitter en ook de heer van Kleef, die haar als jood bedankte dat zij hem tijdens de bezetting het leven gered had. Uit de dankbaarheid van deze vele personen bleek wel duidelijk welk een grote invloed zij op het culturele leven van Rotterdam en Nederland gehad heeft en hoe duizenden en duizenden haar erkentelijk waren voor het vele goede dat zij hun had gegeven.
Het was mij, die zo lang met haar prettig en nuttig heeft samengewerkt, een voorrecht hier haar beeld te mogen schetsen. Ik ben van mening, dat in een goed gelijkend portret ook de schaduwen niet mogen ontbreken wil de belangrijkheid van de persoonlijkheid tot haar recht komen en ik hoop dat ik erin geslaagd ben de herinnering aan deze begaafde vrouw vast te leggen!
W.C. MEES
|
|