maar zag hij in hen toch een nieuwe en hem in vele opzichten vreemde generatie. Hij vond het moeilijk zich over godsdienstige zaken uit te spreken of zich daaromtrent vast te leggen; toch bewaarde hij ook dienaangaande veel in zijn hart. Van het bigotte en fanatieke moest hij niets hebben; wanneer hij in anderen echter ware gedrevenheid zag, kon hij daar toch soms met iets van jaloersheid over spreken.
Witsen Elias heeft het nog beleefd dat er door jan-en-alleman over cultuur werd gesproken. Voor hem bestond cultuur vooral uit bescheidenheid en terughouding, in sierlijke soberheid, in licht en pittig discours van gelijkgezinden. De Duitse geeest was hem te romantisch, te mystiek, te überschwenglich en te wreed, de Engelsman was hem te koud en te ingetogen, - maar hoe heeft hij van Dickens genoten, vooral van de Pickwick Papers,-de Fransen gebruikten hem juist even te veel en te graag mooie woorden, maar bij de laatsten paste hij met zijn romaans lijkende natuur toch het best. Zelf was hij helemaal geen spreker; eerder zou hij toneelspeler hebben kunnen zijn. In een klein gezelschap was hij beter op zijn plaats dan in een groot; misschien liet hij zich nog het meest en het liefst gaan in een kring van hem bekende collega's of hem sympathieke kunstenaars.
Hij heeft in de loop der jaren vele honderden letterkundige kronieken en toneelcritieken in de Leeuwarder Courant gepubliceerd; hij had een trouw en hem zeer waarderend lezerspubliek dat gaarne vertrouwen in zijn voorzichtig en gematigd oordeel stelde. Zijn aristocratische persoonlijkheid kwam ook daarin tot uiting, dat hij in al deze met veel kennis en stijlvermogen gecomponeerde beschouwingen onopvallend en dienend ter zijde bleef staan en zich dan toch steeds als een uitgesproken fijnproever openbaarde. Hij liet zijn oordeel en zijn voorkeur niet bepalen door de groep, de bent, de richting of de school; hoewel hij de oudere schrijvers (Louis Couperus!) dikwijls het best aanvoelde, heeft hij toch met veel begrip voor de noodzaak van vernieuwing en ook met veel sympathie voor het experiment over de jongeren geschreven. Aan de poëzie waagde hij zich in latere jaren steeds minder; enerzijds, omdat hem het hachelijke van de poëziecritiek uit het werk van zijn confraters meermalen was gebleken, anderzijds omdat het moderne dichterlijke jargon hem niet lag of niet raakte. Poëzie-gevoelig was hij echter - evenals zijn zuster, de declamatrice Claudine Witsen Elias, - in hoge mate.
In het Friese literaire maandblad De Tsjerne heeft prof. dr. J.H. Brouwer kort na de dood van Witsen Elias een degelijk en warm gesteld