verschenen niet minder dan 17 gedegen opstellen over dit boeiende onderwerp, later, in 1939, nog gevolgd door een zevental andere. Hij toont zich hier, als altijd, een man met een scherp oog voor het detail, en zijn waarde om ons een blik te gunnen in de zielkundige conflikten. Immers, die waren talrijk en diepgaand, ze leidden vaak tot dramatische spanningen. Een extra erkenning voor deze noeste arbeid - hij vestigde zich 's zomers veelal de hele vacantie bij Kaapstad om dichter bij de archieven te zijn - werd hem in 1929 ten deel. Zijn vroegere collega S.F.N. Gie, de historicus, wist voor de Universiteit van Stellenbosch de beschikking te verkrijgen over een ruim fonds, door het Franse volk aan het begin der eeuw bijeengebracht met het doel degenen te honoreren die verdienstelijk werk hadden verricht voor de bevordering van de Franse kultuur in Zuid-Afrika. Deze fondsen maakten het mogelijk een leerstoel in het Frans in te stellen. Franken verkreeg dit eerste professoraat, dat hij gedurende 35 jaren heeft bekleed. Hij was een nauwgezet en inspirerend docent, die zijn colleges wist te kruiden met velerlei pikante tussengerechten.
Toch oogstte hij zijn grote successen niet op het gebied der Romaanse filologie. Hij was in de eigenlijke zin geschiedvorser.
Een dualiteit in zijn persoonlijkheid kenmerkte trouwens zijn hele wezen, gelukkig niet in negatieve zin. Hij had twee, of eigenlijk drie vaderlanden: Zuid-Afrika, Nederland, en Engeland. Frankrijk zou men zijn amour kunnen noemen.
Gemakkelijk kwam hij in 't geweer, en in 't verweer, voor elk land op zijn beurt. Met zijn intieme kennis der kultuur, altijd gebaseerd op kennis der mensen, kon hij ongemotiveerde kritiek onbarmhartig afwijzen. In zijn kring was hij het toonbeeld van de wereldburger. Maar tevens verknocht aan alles wat hem uit de diepste bronnen van het landseigene geschonken was. En dat geschonkene kwam goeddeels uit het verleden.
Niet echter zijn Vrouw, Catherine Gardner, met wie hij huwde in november 1935. Zij, violiste en vioollerares aan het Conservatorium voor Muziek te Stellenbosch, was evenzeer artistiek begaafd als hij. In hun ideale huis, met de prachtige tuin en het uitzicht op de bergen, heerste de sfeer der muziek en der schilderkunst. Haar zorg heeft de laatste jaren van zijn hulpbehoevend lijden verlicht.
Hoe groot was zijn voldoening toen hij, in 1928, de uitlating vond van de jonge Hendrik Bibault: ‘'k ben een Afrikaander’, gesproken