laten hadden. Voor velen hunner was hij een perfekte vriend. Hoezeer zijn leerlingen hem waardeerden, is op overtuigende wijze gebleken bij de waarlijk grootse hulde, die hem bij zijn afscheid in 1947 gebracht is.
De traditie getrouw heeft Sneyders een groot deel van zijn energie gegeven, eerst als lid, later als voorzitter, aan de examencommissies Frans m.o. en l.o. Daarnaast had hij een zeer actief aandeel aan de redactionele werkzaamheden van Neophilologus, het tijdschrift tot welks oprichting in 1916 hij mede de stoot heeft gegeven. De vele bijdragen, die hij in de loop der jaren in Neophilologus heeft gepubliceerd vormen zeker niet het minst belangrijke gedeelte van zijn wetenschappelijk werk, waarvan de bibliografie in het Sneyders de Vogel-nummer (1947) van dit tijdschrift tien volle bladzijden beslaat.
Op dit werk heeft zijn aanvankelijke studierichting een zeer duidelijk stempel gedrukt. Zijn belangstelling ging steeds uit naar de invloed van het Latijn op het ontstaan der Romaanse talen en op de middeleeuwse letterkunde. Noemen wij hier slechts zijn Syntaxe historique du français (eerste druk 1919, tweede druk 1926), die zeker representatief genoemd mag worden voor de grammaticale studiën in het eerste kwart dezer eeuw. Daarnaast zij vermeld de uitgave - in samenwerking met L.-F. Flutre uit Lyon - van Li Fait des Romains (1937-38), die als een der meest erudiete tekstuitgaven op dit gebied mag gelden.
Een groot aantal Romaanse proefschriften zijn onder de leiding van Sneyders tot stand gekomen.
Echter beperkte zijn activiteit zich niet tot het toch reeds zeer uitgebreide gebied der Romanistiek Ook voor de Nederlandse taal- en letterkunde heeft hij zich geïnteresseerd, zoals blijkt uit de rede, die hij in 1918 heeft gehouden, als voorzitter, op de jaarlijkse vergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, en die gewijd was aan een beschouwing over de moedertaal.
Zijn grote verdiensten werden o.a. erkend door ere-doctoraten, verleend door de universiteiten van Montpellier en Lyon, en door binnen- en buitenlandse onderscheidingen.
Bij velen leeft deze bescheiden en blijmoedige geleerde in dankbare herinnering voort.
A.H. van der Weel
Een bibliografie van Sneyders de Vogel's geschriften, samengesteld door zijn zoon, Dr. K. Sneyders de Vogel Jr., is verschenen in het Sneyders de Vogel-nummer van Neophilologus (1947). Ik meen daarnaar te mogen verwijzen.