Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1958
(1958)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Theodoor Bernard van LelyveldGa naar voetnoot1
| |
[pagina 56]
| |
werd in een Frans tijdschrift de publieke aandacht op de schandelijke toestanden in de bagno's gevestigd, hetgeen weer de stoot gaf tot een beweging welke uiteindelijk tot de opheffing van de deportatie-oorden in Frans Guyana geleid heeft. Na zijn West-Indische jaren keerde Van Lelyveld terug in zijn Haagse garnizoen, doch al spoedig eindigde zijn militaire loopbaan tengevolge van een ernstige val die zijn afkeuring voor de militaire dienst met zich bracht. Deze gebeurtenissen openden hem de weg naar de vervulling van de wens die hij sinds zijn schooljaren had gekoesterd: zich geheel aan de beoefening van de teken- en schilderkunst te kunnen wijden. Hij liet zich inschrijven als leerling van de Haagse Academie van Beeldende Kunsten, daarna van de Académie Julian te Parijs, waar hij zich meer in het bijzonder op de portretkunst toelegde. Er volgde een verblijf van enkele jaren te Laren met het schilderen van landschap, stilleven en figuur, waarna hij gevolg gaf aan een andere roepstem die hem sinds zijn jeugd in de oren had geklonken: het land van herkomst terug te zien. In de nu volgende jaren doorkruiste hij Java en Sumatra in alle richtingen, zijn indrukken vastleggend in schetsen en schilderingen van het landschap, daarbij zich echter ook op de portretkunst toeleggend. Het in 1916 vervaardigde staatsieportret van Gouverneur-Generaal A.W.F. Idenburg is een van zijn bestgeslaagde werkstukken uit die jaren. Zijn belangrijkste bijdrage aan de kunst lag echter op een ander gebied, de kunst niet van hem zelf dit maal, maar van anderen. Tijdens zijn verblijf in de Vorstenlanden was hij sterk onder de indruk gekomen van de in haar klassieke zuiverheid vrijwel ongerept bewaard gebleven Javaanse danskunst en dit leidde hem er toe een verdiepte studie van deze kunst te maken en zodoende een veel te lang verwaarloosde uiting van de Javaanse cultuur binnen de aandachtssfeer van belangstellenden te brengen. Het resultaat van deze studie legde hij vast in een lijvig boekwerk, getiteld: ‘De Javaansche Danskunst’ (1931), met een pittig Voorwoord ingeleid door prof. Krom en rijkelijk geïllustreerd met 73 fotografische opnamen en de reproductie van een door de schrijver zelf vervaardigd schilderij van een danseres. Naar Krom terecht in zijn Voorwoord opmerkte is de moeilijkheid bij een onderwerp als het onderhavige: ‘dat wie zich met vrucht aan de studie van exotische kunst wil wijden, kwaliteiten van den kunstenaar met die van den geleerde moet vereenigen of althans - want zulk een combinatie is | |
[pagina 57]
| |
uiterst zeldzaam - zich bewust moet blijven van wat hem naar een dier beide kanten ontbreekt’. Welnu, het is juist deze zo zeldzaam voorkomende combinatie van kwaliteiten welke Van Lelyveld's werk gemaakt heeft tot een standaardwerk dat zich ook nu nog, een kwarteeuw na zijn verschijning, met vrucht laat raadplegen door allen aan wie een van de schoonste uitingen der Javaanse cultuur ter harte gaat. Na zijn verblijf in Indonesië bleef Van Lelyveld's belangstelling in het bijzonder op de Oosterse kunst gericht, met het gevolg dat hij toetrad tot het bestuur der Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst en met de hem eigen toewijding meer dan een kwart eeuw lang (1921-1948) het secretariaat der Vereniging bekleedde. Bij zijn aftreden als zodanig werd hem het erelidmaatschap der Vereniging aangeboden. Verscheidene bijdragen van zijn hand over Indische en Indonesische onderwerpen - o.a. die over Javaanse maskers, Balische krissen en over het bijzonder fraaie, in 1935 door de Vereniging verworven bronzen beeld van Sjiva als danser - verschenen er in die jaren in het Maandblad voor Beeldende Kunsten. Naast deze artikelen van populairwetenschappelijke aard gaf hij blijk van een opmerkelijk talent als schrijver in een aantal levendig en gevoelig op schrift gestelde herinneringen uit verschillende perioden van zijn leven: zijn Parijse jaren, zijn bezoek aan Barbizon, zijn verblijf in West-Indië e.d.m. Deze in Elsevier's geïll. Maandblad en andere tijdschriften gepubliceerde artikelen werden bij gelegenheid van zijn 85ste geboortedag door hem zelf verzameld en in een niet voor de handel bestemde uitgave gepubliceerd onder de titel: ‘Penneschetsen onder diverse luchten’. Behalve op het gebied der Oosterse kunst heeft Van Lelyveld zijn werkkracht en toegewijde belangstelling in dienst gesteld van tal van verenigingen met een cultureel doel in het Haagse leven van die dagen. Zo was hij bestuurslid van Pulchri Studio en fungeerde gedurende financiëel critieke jaren als haar zorgzame en strijdvaardige penningmeester. Ook door dit genootschap werd hem het erelidmaatschap toegekend. Francofiel als hij was nam hij voorts als bestuurslid werkzaam deel aan de activiteiten van de Haagse afdeling der Vereniging Nederland-Frankrijk. De Franse regering onderscheidde hem hiervoor met zijn benoeming tot Ridder in het Legioen van Eer en tot Officier de l'Instruction Publique. Ten slotte verdient vermelding zijn optreden als lid van de Raad van Bestuur der Haagse Volksuniversiteit en zijn ijveren in | |
[pagina 58]
| |
deze functie voor het opnemen in het jaarlijkse programma van voordrachten over de betekenis der wijsbegeerte. De ‘public spirit’ waarvan hij in zijn West-Indische jaren blijk had gegeven verloochende zich in zijn latere leven niet. Aanstonds stond hij op de bres wanneer de schoonheid van de stad zijner inwoning bedreigd werd en zo is het aan zijn initiatief te danken dat het monument op het Plein 1813 ontdaan werd van de hinderlijke begroeiïng aan zijn voet en dat werd afgezien van de aanvankelijk voorgenomen plaatsing van het standbeeld van Johan de Witt. Tot het laatst van zijn leven bleef zijn belangstelling levendig voor het culturele leven om hem heen, zelfs toen een slepende ziekte hem voor goed aan het ziekbed kluisterde dat zijn sterfbed worden zou. Onder een stralende herfstzon en onder de tonen van het Wilhelmus brachten vele vrienden hem op 12 October 1954 naar zijn laatste rustplaats.
F.D.K. Bosch |
|