naar Haarlem te zijn vertrokken, keerde hij in 1903 naar de hoofdstad terug op de Amsterdamse redactie van de Nieuwe Rott. Ct, onder de leiding van de toenmalige correspondent, de eminente dagbladschrijver H.L. Berckenhoff, een veelzijdig man met belangstelling op velerlei terrein, een voorbeeld van het niet meer bestaande type van de ‘all-round’ journalist. Kouwenaar werd zijn opvolger; hij bleef dit tot 1941, toen hij wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd werd gepensioneerd. Hij heeft van Berckenhoff ongetwijfeld diens liefde voor Amsterdam overgenomen, zo hij deze al niet bezat! Deze beperking is ongetwijfeld op haar plaats als men nagaat, dat Kouwenaar op 10 September 1876 werd geboren in het hartje van Amsterdam, de Kalverstraat. Zijn vader, T. Kouwenaar, had er op nr. 62 een boekhandel en uit de ouderlijke woning kon David dus al vroeg kennis nemen van wat zich daar, in het middelpunt van de hoofdstad, afspeelde. Vele, vele jaren later, immers pas in December 1949, toen hij al ruim acht jaar rustend - nu ja, ‘rustend’! - journalist was, zou hij er van gaan vertellen in zijn werk ‘Tussen Dam en Muntplein’, de levensgeschiedenis van de Kalverstraat: van de man, die ezelinnenmelk letterlijk aan de deur afleverde door met een kudde ezelinnen te verschijnen en die op de stoep te melken ten bate van een jonger broertje van de schrijver dat een zwak kind was; van de burgerweesjes, in haar flatterende rood-en-zwarte dracht, als zij Zondagsmorgens ter kerke gingen; van de krantenverhuurder, want het was in de tijd dat men nog kranten huurde, die dan na lezing weer werden opgehaald en (tegen een lager tarief) bij een volgende klant werden bezorgd. Weemoedig stemt het te denken, dat op de laatste bijeenkomst van het Senioren-Convent in de Journalistiek, een halfjaarlijkse bijeenkomst van oude en oud-journalisten, in December 1956 gehouden, die hij kon bijwonen met het oog op zijn gezondheidstoestand - hij overleed een half jaar later - Kouwenaar aan die krantenverhuurder herinnerde als zijn eerste contact met de journalistiek! Doordat zijn vader lid werd van de redactie van het (oude) ‘Nieuws van den Dag’ werd dit contact uit den aard der zaak nog verstevigd.
Het spreekt vanzelf dat een man, die zulk een eervolle en langdurige staat van dienst bij de Nederlandse dagbladpers zou bekleden, ook in haar organisatie een belangrijke plaats ging innemen. Zo was hij vele jaren bestuurslid, o.a. secretaris, van de Nederlandse Journalisten-Kring en was hij eveneens tal van jaren voorzitter van de vereniging van Amsterdamse journalisten, ‘De Amsterdamse Pers’. Bij zijn aftreden