In 1921 volgde zijn benoeming tot directeur van de Rijks-H.B.S. te Zierikzee, welke betrekking hij in 1924 verwisselde met gelijke functie aan die te Wageningen. Reeds in 1929 legde hij om gezondheidsredenen zijn werk als directeur neer; twee jaar later verhuisde de familie Kruijtbosch naar 's-Gravenhage.
Bij zijn directeursarbeid had ook cultureel, en met name literair werk, hem beziggehouden. In Zierikzee richtte hij de vereniging ‘De Distelbloem’ op, waarvoor hij o.a. een voordracht hield over ‘Leven en werken van de grote Russische schrijver Gogol’. In Wageningen hield hij lezingen en regisseerde toneelstukken voor de leerlingenvereniging ‘'t Soet versaemen’. Het is hier de plaats niet om zijn werk als directeur van een H.B.S. verder te schetsen en te waarderen.
In 1931 begon voor Kruijtbosch een nieuwe periode van zijn leven. Door geen schoolarbeid meer bezwaard, vond hij te 's-Gravenhage tijd en belangstelling voor velerlei cultureel werk en de gelegenheid om zich daar een arbeidsveld van menigerlei aard te scheppen.
Tweeërlei werk valt buiten bespreking in een Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde: zijn boeken en geschriften op het gebied der wiskunde en op dat der algemene organisatie van het middelbaar onderwijs. Genoemd worden hiervan alleen:
1) Bijdragen tot de methodologie van de beginselen der meetkunde (dit werk was reeds te Wageningen geschreven) en
2) Avontuurlijk wiskunde-onderwijs.
Reeds sprak echter uit deze en andere geschriften van exacte aard zijn voorliefde voor onderwerpen van geestelijke, met name literaire inhoud. Voor het ‘Weekblad voor Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs’ schreef Kruijtbosch in de jaren 1934 en 1935 een aantal gedegen recensies van werken over psychologische onderwerpen van Künkel, Adler, Kohnstamm, Langeveld en anderen. Maar meer en meer namen de literatuur en vooral de ‘woordkunst’ bij hem een vooraanstaande plaats in.
Zijn gedeeltelijk Russische afkomst verloochende zich daarbij niet. Vooral Dostojewski had zijn belangstelling. In 1932 verscheen ‘Christus en de Grootinquisiteur’, een fantatisch poëem van Dostojewski, te vinden in het vijfde boek van ‘De Gebroeders Karamasoff’. In 1933, eveneens van Dostojewski ‘De Droom van een belachelijk Mens’, beide werken door hem met behulp van Franse, Duitse en Engelse vertalingen bewerkt, waaraan hij een paar opstellen over de Russische schrijver