Jacob Clay
(Berkhout, 18 januari 1882 - Bilthoven, 31 mei 1955)
Professor dr. J. Clay was van middelbare, niet zware, gestalte. Vroegere blondheid had plaats gemaakt voor grijze slapen, waardoor de rose kleur van het hoofd te sterker uitkwam. Zijn gelaatsuitdrukking wisselde van zonnige ernst tot innemende vriendelijkheid, in latere jaren nu en dan doorbroken door een trek van droefheid, als diep, in wijsheid gedragen, gezinsleed scherper doordrong. Blauwe, kleine, doch krachtige ogen, waaruit de activiteit van de waarheidszoeker straalde.
Zijn leven was, met grote steun van zijn, geestelijk met hem geheel verbonden, echtgenote, een harmonische ontplooiing van de gaven, die zich reeds in zijn studententijd duidelijk openbaarden. Zijn sterk en scherp intellect werd gedreven door een intense waarheidsdrang en deze wil tot waarheid uitte zich in een creatieve belangstelling voor de natuurkunde en voor de wijsbegeerte. Maar daaruit groeide in hem niet een innerlijk conflict, doch veeleer een harmonie. Zijn wijsgerige drang verbreedde en versterkte zijn arbeid voor de positieve wetenschap; zijn liefde voor deze wetenschap behoedde zijn wijsgerig werk voor onvruchtbaar en dogmatisch getheoretiseer. ‘Kennis der werkelijkheid’, dit was voor hem de leuze, waarin hij zijn beide studiegebieden verenigde. En kennis was voor hem, zoals hij in een in 1940 gehouden rede uitsprak, ‘niet een rustig bezit, maar een opgave, een aansporing tot werkzaamheid; ze is slechts werkelijkheid, als ze in actie is’. Doch hij was niet enkel man van wetenschap; hij toonde een openheid voor vele verschijnselen van het culturele leven en voor de bijzondere individualiteit van elke mens. Letteren en andere kunsten trokken zijn weliswaar niet scheppende, maar genietende belangstelling. Velen kwamen tot hem en zijn echtgenote met hun levensmoeilijkheden. Zo was het reeds in zijn studententijd; zo was het in zijn gehele verdere leven. Daardoor ook groeide de vriendenkring gestaag, zonder dat oude banden verzwakten. Hij vertegenwoordigde met zijn hele wezen de idee der geestelijke vrijheid, waarvoor hij zich tijdens de bezetting en daarna een actief strijder betoonde.
Het geheel zijner kwaliteiten maakte hem tot een uitnemend docent voor middelbaar en hoger onderwijs en tot een begeerd spreker voor wetenschappelijke en andere instellingen en voor de radio. Hij heeft door geschreven en gesproken woord belangrijk bijgedragen tot het