begon een praktijk, die om 8 uur 's morgens een aanvang nam en die vaak eerst om 1 uur 's nachts zou eindigen. Op zijn lange, dagelijkse tochten langs slechte wegen, waarbij wel twee voitures ter beschikking moesten staan, heeft hij met zijn scherp waarnemingsvermogen het landschap goed in zich opgenomen; vielen hem in het heuvelachtige terrein de kleine oneffenheden op en meende hij uit de min of meer snelle groei van het koren de mogelijke aanwezigheid af te kunnen leiden van ondergrondse bouwresten. Overigens had Beckers steeds een zwak voor de natuurwetenschappen gehad. Het begon met de geologie en de paleonthologie in samenwerking met zijn vriend, rector Cremers, de bedrijvige en actieve mede-oprichter van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg. De hierbij verworven kennis is hem later bij zijn archeologische opgravingen zeer van pas gekomen en ook bij hém zou blijken, wat Bijvanck heeft verklaard, nl. dat een bestudering van de geologie, archeologie en anthropologie, waartussen een zekere nauwe relatie bestaat, onmisbaar is voor een goed begrip van de prehistorische cultuur.
‘In mijn vrije tijd dokter ik!’ Deze uitspraak is wel het allerminst van toepassing op de eerste periode van zijn dokterspraktijk, die de jaren van 1898 tot 1918 omvat en waarin hij in de wijde omtrek van Beek zijn talrijke patiënten vaak als een vader met raad en daad bijstond. Doch ook in de periode, die begon in het jaar 1918, toen hij rust moest gaan nemen, omdat hij in de grieptijd zwaar overwerkt was en sedert welk jaar hij met zijn ‘liefhebberij’ ernst kon gaan maken, is hij zich als medicus steeds van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid bewust gebleven, getuige ook zijn voorzitterschap der Gezondheidscommissie te Meerssen.
Het is niet te verwonderen, dat het eerste optreden van Dr. Beckers naar buiten als geoloog geschiedde. Dat was op het 19de Natuur- en Geneeskundig Congres te Maastricht in 1923, toen hij zijn theorie uiteenzette over het ontstaan van de kalkconcreties, de lösskindl, waarover hij gedeeltelijk in samenwerking met de toenmalige districtsgeoloog Dr. Klein artikelen heeft gepubliceerd in het Natuurhistorisch Maandblad, het orgaan van het gelijknamige genootschap in Limburg. De veelzijdig begaafde persoonlijkheid, die Beckers ongetwijfeld is geweest, openbaart zich als medicus onder meer door zijn onderzoek over de vroeger veel voorkomende mijnwormziekte; als paleontoloog door zijn onderzoekingen in oligocene lagen, waarin hij een twintigtal ver-