en van vriendschappelijk verkeer. Voor ‘Moeder Anke’ was nooit iets te veel. Kinderen waren haar altijd welkom. Er waren in dat Bergense leven de hoogtepunten, wanneer de hartelijke gastvrouw ging voorlezen, dikwijls een zelfgeschreven verhaal. Dan zat de wijde kring geboeid te luisteren naar die bezielde stem, te kijken naar dat bewegelijk gelaat en vreugdevol te letten op de begeleidende gebaren van haar kleine handen.
Het schrijverschap van Anke Servaes dateert al van haar Amersfoortse jaren. Achtereenvolgens waren haar meisjesboeken verschenen, waarin zij - voornamelijk in de boeken voor oudere meisjes - steeds veel gaf van zichzelf, van vreugde en strijd, met het doel de opgroeiende jeugd iets mee te geven van de door haar met de jaren veroverde levenswijsheid. Wij zien haar in die Bergense jaren op het hoogtepunt van haar kracht. Zij is de raadgeefster van ettelijken, de vraagbaak voor iedereen, de leidsvrouw van kinderen, de maatschappelijke werkster. En zij schept haar letterkundige arbeid. Na de twee kleine, inleidende werken: ‘Bezoekuur’ en ‘Spreekuur’ schrijft zij haar eerste roman ‘Kinderzaal’, gevolgd door een reeks van werken: ‘Kinderen, die over zijn’, ‘Moeder Liesbeth’, ‘Kindertoevlucht’ en vele andere, die telkens uiterst aan elkander verwante motieven behandelen, maar desondanks, voortdurend opnieuw door vele duizenden van lezers worden verslonden. De eentonigheid van het motief schrok de lezers niet af, omdat ieder nieuw boek dat verscheen, uitmuntte door de indringendheid van zegging, door die stem, die door de bladzijden heen klonk, door een fijnzinnig psychologisch begrip en door een warme, innige gevoelssfeer.
Na de doodvermoeiende winters, die het maximum van haar geestkracht eisten, ging zij dan 's zomers het buitenland in. Naar Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk, Italië. Italië trok haar het meeste aan. Het hele gezin begaf zich dan over de grenzen; haar kinderen gingen mee. Zij logeerden bij eenvoudige mensen, zodat zij in aanraking kwamen met het volk in de bezochte gebieden en zij dwaalden door de oude steden van Italië en genoten van een uitgelezen natuur.
De reis, die Anke Servaes (haar schuilnaam ontleende zij aan de Sint Servaeskerk te Maastricht, die haar bizondere belangstelling had) in 1939 ondernam, zou de laatste zijn. De oorlog brak uit en de familie haastte zich uit Italië naar het vaderland terug. Toen, in 1940, werd Nederland in de oorlog betrokken. Anke Servaes behield haar geestkracht, haar bezielend vermogen, dwars tegen de ongunst der tijden in, hoewel de