| |
| |
| |
| |
J. Tersteeg
(25 Maart 1873 - 's-Gravenhage - 8 Juni 1953)
Hoewel de zoon van de kunsthandelaar Herman Gijsbert Tersteeg en zijn echtgenote Maria Magdalena Alida Pronk bij zijn geboorte op 25 Maart 1873 in de woning Plaats no. 20 te 's-Gravenhage de voornaam Johan ontving, heeft hij zich in het openbaar nimmer anders willen noemen dan J. Tersteeg; zelfs voor zijn vertrouwdste vrienden was hij dat; tenzij men deze naam tot J.T. verkortte. Afkeer van jovialiteit en misplaatste gemoedelijkheid zal hier niet vreemd aan zijn geweest; Tersteeg was een man van vormen en reeds als kind voelde hij zich aangetrokken tot een aristocratische levenshouding. Deze voorkeur leidde er toe, dat de zoon aanvankelijk geen lust had de voetstappen van de vader, de leider van de vermaarde kunsthandel Goupil, te volgen; hij bezocht de destijds bekende school van Bouscholte op de Koninginnegracht en werd er speciaal opgeleid voor de K.M.A. te Breda; in 1889, nog geen 16 1/2 jaar oud, zag men daar de knaap verschijnen. Dat hij er in 1892 deel ging uitmaken van de ‘commissie tot redactie’ van de Cadetten-Almanak behoeft ons thans niet te verwonderen; maar voor zijn populariteit pleit stellig dat hij, in 1895 2e luitenant der infanterie geworden, toen erelid der redactie werd gemaakt en dit tot en met 1899 bleef. Zijn bijdragen in de almanak waren voornamelijk gedichtjes. Serieuzer werk plaatste hij echter van '92 tot en met '98 in een blad dat onder anonieme leiding verscheen, De Landsverdediging, en hierin leverde hij, ook onder schuilnamen, scherpe critiek op onderdelen van de militare organisatie, waartegen soms superieuren in het geweer kwamen. Oppositie is de schrijver bijkans zijn hele leven blijven voeren, dikwijls aggressief, later veel milder, maar steeds met geest. Gedurende zijn tienjarig officiersschap - hijzelf noemt zich ofsier - zien we op merkwaardige wijze zijn belangstelling voor de dienst vermengd met zijn ontluikende liefde voor de letteren; in '93 debuteert hij als prozaschrijver met een schets in Elseviers Geïllustreerd Maandschrift, in '97 krijgt hij een eerste eenacter opgenomen in Boon's Geïllustreerd Magazijn, in '99 begint hij een reeks literair-historische en ook militaire artikelen in het Dagblad van Gouda. In deze plaats ontvangt hij een opdracht krijgskundige onderzoekingen in het stedelijk archief te doen, met weinig rechtstreeks resultaat, doch hij ontdekt er dat de uit 1672 bekende kolonel Pain-et-Vin ten onrechte van verraad beschuldigd en ter dood gebracht werd. Het Goudse archief verschaft hem
| |
| |
evenwel volop materiaal voor uitvoerige studies in wetenschappelijke tijdschriften, van 1901 tot en met 1905. Tegelijk heeft hij in 1899 meegewerkt aan het radicale en socialistische orgaan van Herman Heijermans, onder ergen naam; in 1903 is hij mederedacteur van het weekblad Lente geworden, uitkomend onder leiding van Margaretha Meijboom (in het bijblad daarvan, Scandinavië-Nederland, plaatst hij artikelen over onze moderne letteren en schilderkunst) en gedurende het hele jaar 1904 is hij hoofdredacteur van De Militiewet, ‘maandblad ten dienste van allen die belang hebben bij de wetten op de nationale militie’. In '97, '98 en '02 zijn er korte romans en novellen van hem in boekvorm verschenen, ‘Loulou’, ‘Max van Heelstra’ en ‘Rapsodie’ - de beide eerste onder de naam Jafir -, en in 1900 zag er zelfs een zestal bundeltjes kinderverzen het licht. Hij was dat jaar getrouwd met Elisabeth Keus, die de moeder werd van Johan Leo Gijsbert Tersteeg, geb. 1901, en Herman Gijsbert Tersteeg, geb. 1905, de latere toneelspeler. (Zijn tweede huwelijk zal hij in 1919 sluiten met de romanschrijfster Julia Frank, zijn derde in 1927 met Neeltje Maria Wilhelmina de Hen.)
Na een jaar op non-actief geweest te zijn verlaat hij op 1 Mei 1905 de dienst - hij heeft dan al een poosje in uniform op het uitgeverskantoor van de firma Becht te Amsterdam gezeten, waar Top Naeff verrukt over de knappe jonge luitenant was bij een bezoek - en in de kelder krijgt hij nu te worstelen met enorme pakken boeken. De financiële vooruitzichten zijn echter niet gunstig in de nieuwe werkkring, en zo wordt hij weldra in de zaak van zijn vader opgenomen. Nu breekt er een heel ander leven aan: in de komende tien jaar reist hij honderden malen naar Parijs, naar de moederonderneming, vele tientallen keren naar Londen, vooral voor veilingen, en ook twee Amerikaanse reizen vallen in deze periode, ondernomen voor expertise en het uitbreiden van relaties. Herinneringen aan de officierstijd en de weerslag van de kennismaking met een wijdere wereld vindt men in de romans ‘Dubbele levens’ en ‘De man van veertig jaar’. Maar niet alleen een internationale allure vertoont vooral het tweede van deze beide boeken, er spreekt ook een aristocratische levenshouding uit, terwijl de psychologie er in op aanmerkelijk hoger niveau staat dan die van de burgerlijke familieroman die dan te onzent welig tiert; ze vormen een duidelijke reactie tegen dit genre. Nog sterker is dit het geval in de tweedelige roman ‘De weg van Paul de Raet’, die bovendien een ander bijzonder element bevat: de belangstelling voor het katholicisme. Te Parijs was Tersteeg in nauwere aanraking met dit geloof
| |
| |
gekomen en hij had er verdere studie van gemaakt; het boek trok zeer de aandacht en het kwam velen voor dat de auteur katholiek zou worden. Hij heeft deze stap niet gedaan, maar toch publiceerde hij in 1924 nog een korte roman, ‘De rijke jongeling’, die geheel in een katholiek milieu speelt. Al deze boeken - er behoort ook nog de roman in twee delen ‘Liefde's veelvoudigheid’ bij - verlieten de pers onder de auteursnaam J. Eilkema de Roo en ze maken het hoogtepunt van zijn letterkundige productie uit. Nederland bezat in Tersteeg toen een aristocratisch auteur, die evenwel niet als romancier is voortgegaan - als zodanig werkzaam te blijven is in ons land eis om ‘in de running’ te blijven - en die pas in zijn laatste levensjaren weer de gunst van het publiek verwierf met zijn ‘Lutetia’ en zijn causerieën.
De eerste wereld-oorlog had het internationale verkeer stilgelegd, het Haagse filiaal van Boussod, Valadon en Cie (de opvolger van Goupil) was van het moederbedrijf afgesneden geraakt, en na de wapenstilstand had men te Parijs niet veel aandacht meer voor de zaak op de Plaats, werd deze geliquideerd. Tersteeg werd toen mededirecteur van Sijthoff te Leiden - al spoedig maakte men hem (ongenoemd) redacteur van de Nederlandsche Bibliographie - en hij kwam daar zozeer in contact met de periodieke pers dat hij achtereenvolgens secretaris, penningmeester en voorzitter van de vereniging van die naam werd. In 1918 had men hem ook reeds het hoofdredacteurschap van het maandblad van de Ned. Uitgeversbond toevertrouwd, en met de ruggesteun van grote figuren van het vak, als Jan Tadema van de firma Bohn, kreeg hij de vrije hand om in dit orgaan ongezouten zijn mening te zeggen over misstanden, hetgeen hij volle 35 jaar met eruditie en esprit heeft gedaan. Andere functies die hij op cultureel gebied heeft waargenomen waren die in het bestuur der Vereniging tot vereenvoudiging van onze spelling, van het genootschap Nederland-Frankrijk, van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. In zijn tijd bij Sijthoff valt ook zijn medewerking aan het Letterkundig Bijblad van de N.R. Crt. (mede op instigatie van de Ned. Uitgeversbond gesticht, d.w.z. van Tersteeg); Johan de Meester plaatste er zijn bijdragen echter lange tijd anoniem of met fantasie-initialen; na half April 1922 evenwel met de ondertekening J.E. de R.
Dat jaar 1922 verliet een medewerker van Sijthoff deze onderneming, de heer P.J. Eman, en richtte de N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij op; Tersteeg volgde hem het jaar daarna en werd zijn mededirecteur. Tot dan
| |
| |
toe had hij op elk terrein dat hij betrad succes gehad - tijdens vacantie in Duitsland zelfs met het arrangeren van de muziekpartijen voor een kapel - dank zij zijn kennis, talenten en charmante persoonlijkheid, doch nu begon het tijdvak waarin hij de wereld pas goed van de zwarte kant leerde kennen. Hetgeen een feestredenaar in het Tersteeg-nummer van De Uitgever, op zijn tachtigste verjaardag uitgekomen, deed verklaren: ‘Ik begrijp niet, waarom deze man zoveel tegenslag moest ondervinden; waarom zijn capaciteiten, wilskracht en doorzettingsvermogen niet meer profijt hebben opgeleverd’. Uiterlijk bemerkte men echter niets aan hem - hij was dan ook een geboren toneelspeler - en bij alle déveine putte hij troost uit de natuur op de wandelingen over heuvels en bergen, uit de muziek, de kunst (vooral te Parijs) en uit oudere litteratuur (al waardeerde hij ook tal van hedendaagse Amerikanen).
Schrijver dezes, die 28 jaar lang meer en meer vertrouwelijk met Tersteeg heeft omgegaan - en die voor zijn geestelijke vorming veel aan hem te danken heeft - meent een uitleg te kunnen geven van vermelde teleurstellingen. Tersteeg was in den beginne lang niet onbemiddeld, doch de opbouw van een uitgeverij verslindt kapitalen en de kostenrekening is in de laatste decenniën enorm gestegen. Men moet boeken waarin men gelooft kunnen voort-exploiteren en niet gedwongen zijn de oplagen van de hand te doen als de eerste room er af is. Daarbij was Tersteeg een erudiet van de oude stempel, van een uitstervend ras, die een voornamelijk bellettristisch fonds wilde vormen, jongeren aanmoedigen en werk van belofte of van culturele waarde een kans geven, waarbij zijn persoonlijke voorkeur sterk meesprak. Maar juist toen hij begon was de tijd voor zulke ondernemingen voorbij. Was hij omstreeks 1900 in het vak gegaan, hij zou wellicht tot de grote bellettrie-uitgevers van die dagen zijn gaan behoren, zoals Van Dishoeck, Brusse, etc. Doch hij roeide tegen de stroom op, een kwart-eeuw lang (in 1948 trad hij, als 75-jarige, als directeur van de L.U.M. af) en van een bemiddeld man was hij in krappe omstandigheden geraakt. De tweede wereld-oorlog had daar extra toe bijgedragen, met het verbod van alle verenigingsorganen die hij uitgaf en waar de zaak op dreef. Maar hoe heeft hij gewerkt, èn uit ontembare scheppingsdrang, èn om zijn bedrijf en zichzelf te handhaven! Men heeft daartoe maar een oog in onze bibliographie te slaan, waarin zo goed als geen op zichzelf staande artikelen zijn opgenomen, die hij ook in groten getale schreef. Zelfs hield hij nog een tijdlang, van 1928 tot '33, kunstveilingen in Den Haag; ook al een hard achteruitgaand
| |
| |
vak. Intussen werd hij steeds meer een propagandist om de ‘boekheidenen’ (term van hèm) te bekeren; ontelbaar veel lezingen hield hij voor hen. Tersteeg is eveneens de initiatiefnemer geweest voor het tot stand brengen van de commissie voor de propaganda voor het boek, met het instellen van een boekenweek. Onder de hand deed hij ook nog een poosje aan politiek, was een der oprichters van het Verbond van Actualisten (maar toen Hitler aan het bewind kwam, schreef hij, dat Azië bij Oldenzaal begint); in een artikel in De Gids van na de oorlog heeft hij uiteengezet hoe het fascisme uit het futurisme is ontstaan. Te vergeefs hebben vrienden er bij hem op aangedrongen zijn vele herinneringen aan de Haagse schilderschool te boek te stellen; hoe boeiend kon hij niet vertellen over de kunstenaars die in zijn ouderlijk huis over de vloer kwamen, over hun techniek en over de aesthetische en commerciële waarde van hun voortbrengselen. Hij kon de tijd niet vinden zich in de administratie van het huis Goupil te verdiepen. En hij, die er vaak op aandrong dat uitgevers toch hun leven en werk zouden beschrijven, was tot het maken van een autobiographie niet te bewegen. Te veel arbeid van ephemeer karakter nam hem in beslag.
Zou iemand er nog eens toe komen een biographie van Tersteeg samen te stellen, dan zou deze niet slechts dienen om een man nader bekend te maken die velen van aanzien hebben gekend en die door hem zijn bekoord, maar zulk een boek zou ook een spiegel van een tijdvak worden, van een ondergegane cultuur. Tersteeg was in veel opzichten tegen de nieuwe tijd, met name wat betreft het verlies van het persoonlijke, van de individuele vrijheid, van het correcte en het hoffelijke, van de aandacht voor het geestelijke erfgoed. En zo was de tijd tegen hém en bereidde hem een langzame ondergang; waarbij hij in de laatste jaren geteisterd werd door soms bijna ondragelijk lichaamslijden tot aan zijn dood op 8 Juni 1953. Het is zeker geen gering compliment, als we verklaren dat een gesprek met hem ook toen nog altijd een verkwikking en een verrijking betekende.
Men heeft in de pers onze Maatschappij verweten dat zij pas in 1950 Tersteeg het lidmaatschap aanbood. Haar treft echter in dezen geen blaam daar zij reeds lang geleden hem er mee hoopte te onderscheiden. Tersteeg bedankte toen, gelijk vele jonge litteratoren dit destijds deden.
Gerben Colmjon
| |
| |
| |
Lijst van geschriften
A. Naamloos verschenen boeken.
1910 | ‘Een halve eeuw met Jozef Israels’ (ten onrechte toegeschreven aan H.G. Tersteeg.). |
1910 | ‘Half a century with Jozef Israels’ (idem). |
| |
B. Boeken verschenen onder de naam J. Tersteeg:
1900 | ‘Marianne’ (zes bundels kinderversjes) |
1902 | ‘Rapsodie’ |
1930 | ‘De uitgever en zijn bedrijf’. |
1938 | ‘Lutetia en de vreemdeling. Wandelingen door Parijs’. 2e herz. en verm. dr. 1947; 3e herz. en verm. dr. 1951. |
1941 | ‘De kunst van briefschrijven’. |
1945 | ‘Tien onvruchtbare jaren’ (voor de Vereen. ter Bevord. v.d. Bel. des Boekhandels). |
1947 | ‘Mensen en manuscripten. Herinneringen van een uitgever’. |
1947 | ‘Mensen en boeken. Herinneringen van een lezer’. 2e dr. 1948 |
1949 | ‘Honoré de Balzac en drie vrouwen’ (gevolgd door bloemlezing uitspraken van De Balzac, niet gekozen door Tersteeg, maar door Louis Boucher). |
1950 | ‘Mensen en boeken’. Tweede verzameling. |
1950 | J.H. de Ruyter: ‘Gevleugelde woorden. Een verzameling van bekende citaten, spreekwoorden en zegswijzen in het Nederlands, Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans, Latijn en Grieks, zoveel mogelijk met opgave van een vertaling of verklaring in het Nederlands.’ 5de, geheel herziene, vermeerderde en verbeterde druk, bezorgd door J. Tersteeg. |
| |
C. Boeken verschenen onder de naam Jafir:
1897 | ‘Loulou’. |
1898 | ‘Max van Heelstra’. |
| |
D. Boeken verschenen onder de naam A. Bertrand:
1902 (?) | ‘De geheimzinnige Japanees’ (niet in Brinkman's Catalogus). |
1902 (?) | ‘Van schooljongen tot koning’ (alleen de 2de dr. van 1917 in Brinkman's Catalogus). |
1902 | ‘In dienst van den kroonprins. Een verhaal uit den Fransch-Duitschen oorlog’ (waarschijnlijk bewerking van een boek van Karl Tanera; vgl. de afd. Vertaalde Boeken). |
| |
E. Boeken verschenen onder de naam J. Eilkema de Roo:
1910 | ‘Dubbele levens’; 2de gewijzigde druk 1919 |
1914 | ‘De man van veertig jaar’; 2de gewijzigde druk 1915, 3de dr. 1923. |
1917-18 | ‘De weg van Paul de Raet’, 2 dln; 2de gewijzigde druk 1919. |
1919 | ‘Liefde's veelvoudigheid’, 2 dln; 2de gewijzigde druk 1924. |
1920 | ‘Ontknopingen’ |
1923 | Een muzikale compositie ‘Mon rêve familier. Poésie de Paul Verlaine’. |
1924 | ‘De rijke jongeling’. |
1926 | ‘De moordenaar’ |
| |
F. Boeken verschenen onder de naam J.T. van Leiden:
1920 | ‘Avonturen van een marconiman’. |
1927 | ‘James Watt, detective’. |
| |
| |
| |
G. Boeken verschenen onder de naam Frank Farrington:
1926 | ‘De kunst van verkoopen’ (volgens Brinkman's Cat. de vertaling van The clerk's book). |
1926 | ‘De kunst van zaken doen’ (volgens Brinkman's Cat. de vertaling van The boss's book.) |
| |
H. Onder de naam van Th. H. van de Velde:
1926 | Hele gedeelten van ‘Het Volkomen Huwelijk. Een studie omtrent zijn physiologie en zijn techniek. Voor den arts en den echtgenoot geschreven’ zijn van de hand van J. Tersteeg, o.a. de Intermezzo's. Zesde druk 1952. |
| |
I. Onder de naam Simon van der Tocht:
1928 | ‘Een Don Juan in de 17e eeuw, 1672/73’. |
| |
J. Onder de naam Evert de Bloch:
1932 | ‘Het verhaal van mijn fortuin’; 2de dr. 1948. |
| |
K. Onder de naam Eva H. Post:
| |
Vertaalde boeken:
1902 | Tanera, Karl: ‘In dienst van den kroonprins’ (jongensboek), bewerkt door A. Bertrand (d.i.J. Tersteeg) (oorspr. titel onbekend). |
1921 | Kellermann, Bernhard: ‘Ingeborg’ (Ingeborg), vert. door J. Eilkema de Roo |
1923 | Margueritte, Victor: ‘De Vrijgezellin’ (La Garçonne), vert. door J. Eilkema de Roo. |
1929 | Lederer, Joe: ‘Het meisje George’ (Das Mädchen George), vert. door Hans Hollander (d.i.J. Tersteeg). |
1934 | Pitkin, Walter B.: ‘Het leven begint met veertig’ (Life begins at forty). |
1935 | Alsen, Ola: ‘Vrouwenspiegel’ (Schönheit und Lebensfreude durch Körperpflege); geen vert. genoemd in Brinkman's Catalogus (d.i.J. Tersteeg). |
1936 | Körmendi, Ferenc: ‘Zij die zondigen’ (Bönösöh), )vert. door H.E. Gézayvan Vloten uit het Hongaars (d.i.J. Tersteeg, die het uit het Duits vertaalde; Duitse titel onbekend). |
1936 | Alsen, Ola: ‘Zoo zijn onze manieren’ (uit het manuscript Gute Lebensformen); geen vert. genoemd in Brinkman's Catalogus; d.i.J. Tersteeg. |
1936 | Brande, Dorothea: ‘Ontwaak en leef!’ (Wake up and live!). |
1936 | Daring, Thomas: ‘Uitbuiters van de natuur’ (Ausbeuter der Natur); geen vert. genoemd in Brinkman's Catalogus; d.i.J. Tersteeg. |
1939 | Alsen, Ola: ‘Wat zie je er aardig uit!’ Geen vert. genoemd in Brinkman's Catalogus; J. Tersteeg bewerkte dit uit het Duitse manuscript; titel onbekend. |
1943 | [Von Volkmann, Richard]: ‘De sprookjes van Leander’ (Träumereien an französischen Kaminen); 3de dr. 1947. |
1943 | Zedwitz, Franz: ‘Dieren en hun karakter’ (Duitse titel niet bekend). |
1943 | (?) Winkler, Bruno: ‘De beeldhouwer van Krakau. Roman uit het leven van Veit Stoss’ (in Brinkman's Catalogus niet vermeld; titel origineel onbekend). |
1943 | Barth, Emil: ‘Liefde en lauweren’ (Das Lorbeerufer). |
1944 | Fleischhack, Marianne: ‘Moederlevens’ (Deutsche Mütter). |
| |
| |
1944 | Girardi, Anton: ‘Aan hat noodlot is niet te ontkomen. De levensroman van Alexander Girardi’ (Das Schicksal setzt den Hobel an). |
1944 | Pachtner, Fritz: ‘August Borsig. Tijd, leven en werk van de grondlegger ener Duitse industrie’ (August Borsig. Zeit, Leben und Werk eines deutschen Industriegründers). |
1947 | Blytom, Enid: ‘Het land daarginds’ (The land of far-beyond). |
1947 | Crozier, W.P.: ‘Andere goden, eendere mensen’ (The fates are laughing). |
1947 | Unwin, Stanley: ‘De uitgeverij in haar ware gedaante’ (The truth about publishing). |
1947 | Wenger, Lisa: ‘Jorinde’ (Jorinde, die Siebzehnjährige). |
1948 | Kent, Louise Andrews: ‘Avontuurlijke reizen [met] Christoffel Columbus (He went with Christopher Columbus), 3e dr. 1952. |
1948 | Franken, Rose: (pseud. van W. Brown-Meloney): ‘Claudia. Het verhaal van een gelukkig huwelijk’ (Claudia). |
1948 | Franken, Rose: ‘Claudia en David’ (Claudia and David). |
1949 | Kent, Louise Andrews: ‘Avontuurlijke reizen met Vasco da Gama’ (He went with Vasco da Gama). |
1949 | Kent, Louise Andrews: ‘Avontuurlijke reizen met Magellaan’ (He went with Magellan); 2de dr. 1950. |
1950 | Frison-Roche, R.: ‘De grote kloof. Roman van een berggids’ (La grande crevasse), 2de dr. 1950. |
1950 | Fromentin, Eugène: ‘De oude meesters’ (Les maîtres d'autrefois). |
| |
Bijdragen-reeksen in periodieke publicaties:
1892 | debuut in Cadetten-Almanak: gedichtje ‘Levenswijsheid’; evenals de volgende bijdragen daarin, t/m 1901, getekend J. |
1893 | art. in De Landsverdediging, get. Soldenier; de artt. van '95 t/m '98 get. Luctor. In Elseviers Geïllustreerd Maandschrift een schets (‘Wachten’), get. Jafir; in '94 drie sonnetten, in '97 drie novellen, in '98 nog 1 id.: alle get. Jafir. In 1901 aldaar novellen onder eigen naam, in 1901 een eenacter id. |
1897 | en '99 twee eenacters in Boon's Geïll. Magazijn, o.e.n. |
1897-1900 | een schets en zeven gedichten in tdschr. Nederland, get. Jafir; in 1901 twee gedichten daarin o.e.n. |
1898-1900 | schetsen in tdschr. Europa, get. Jafir. Novellen in Het Leeskabinet, get. id.; in 1901 een eenacter o.e.n. |
1899 | twee novellen in De Jonge Gids o.e.n. |
1899-1900 | in Dagblad van Gouda ‘Goudsche Praatjes’ (15 uitvoerige artt. over historische, militaire en litteraire onderwerpen), get. Floris. |
1899-1908 | boekbesprekingen in De Amsterdammer o.e.n. |
1900 | art. over letterkundige critiek in Maandschrift De Arbeid. |
1901 | materiaal uit de Goudse archieven in Vragen van den Dag en in De Tijdspiegel van '01 en '03. Uitvoerige artt. met dergelijk materiaal in Bijdragen voor Vad. Geschied. en Oudheidkunde 1901, '03 en '05. |
1902-'05 | boekbesprekingen in Den Gulden Winckel. |
1903 | 1 Juli in redactie commissie van weekblad Lente (o.l.v. Margaretha Meijboom) als Johan Tersteeg; in het bijblad Scandinavië-Nederland in 1905 twee artt. Nyere Nederlandsk Litteratur, en 1905-'06 vier artt. Nederlandske Malere: Jacob Maris, Anton Mauve, Jozef Israëls, Bosboom. |
1904 | dit jaar hoofdredacteur van maandblad De Militiewet. |
1905 | boekbeoordelingen in Het Leven, maandblad onder leiding van P. van der Meer [de Walcheren] en J. Steynen. |
| |
| |
1909-'10 | gedichten in Groot Nederland. |
1914-'21 | variarubriek in weekblad Panorama, ongetekend. |
1915, '16, '18 | bijdragen in La Revue de Hollande. |
1918 | April, practisch tot April 1953, formeel tot Juli '53, hoofdredacteur van De Uitgever, maandblad. |
1920-'22 | ongenoemd redacteur maandblad Nederlandsche Bibliographie. |
1921-'22 | medewerker Letterk. Bijblad N.R. Crt., aanvankelijk onget. artt.; op 15 April '22 hoofdart. als mr W.v.d.L., vervolgens geregeld als J.E. de R.; in '23 (no. 94) voor het eerst J. Tersteeg. |
1922-'26 | boekbesprekingen Den Gulden Winckel als J. Eilkema de Roo. |
1924-'25 | reeks Haagsche Brieven in Leidsch Dagblad (en Prov. Gron. Crt.), get. Van der Haeghen. |
1924-'25 | in (eigen uitgave) De Huisvrouw bijdragen als Frouke. |
1924-'25 | in (eigen uitgave) Leidsche Post zeer veel anoniem, o.a. over de spoorwegen, maar ook als Spectator. |
1924-'26 | boekbeoordelingen in De Vaderlander, get. J. Eilkema de Roo; in '26 groot art. over de geest der moderne Ned. letteren, get. Suermondt. |
1925 | begin reeks onget. boekbesprekingen in causerievorm in de Haagsche Post; daarnaast causerieën over algemene onderwerpen, tot 1933, get. Eva. De litt. causerieën eveneens in de Bredasche Courant. |
1926 | als J. Eilkema de Roo causerieën in De Litteraire Gids; 2de periode 1930-'31 als De R. beoordeling Franse romans aldaar. |
1926 | korte biographie van Julia Frank in haar posthuum verschenen bundel ‘Distels’; ongetekend. |
1928-'31 | beschouwingen in maandblad Nederlandsche Bibliographie voor de Koloniën, get. Boekenier. |
1929 | medewerker weekblad Wereldkroniek, als Adolphe. |
1933 | bijdragen Nieuwsblad v.d. Boekhandel, get. J.T.; voortgezet gedurende en nog na de 2de wereld-oorlog, gaandeweg voornamelijk litteraire curiosa. |
1945-'46 | medewerking Zondagspost (Brussel). |
1949 | en 1950 gedurende de zomermaanden, bij afwezigheid van Inktpotje (G.H.M. van Huet), feuilletons in De Groene Amsterdammer. |
| |
Vertaald werk van J. Tersteeg:
Wiliy Blochert heeft voor Duitse populaire weekbladen tal van causerieën (Eva's) vertaald, die met de auteursnaam J. Tersteeg het licht zagen. Ook novellen, die in de Illustrirte Zeitung verschenen met de naam J. Eilkema de Roo.
| |
Over J. Tersteeg:
Het Tersteeg-nummer van De Uitgever, van 25 Maart 1953.
|
|