was gelegen in het feit, dat het sedert de doleantie nog verscherpte Calvinisme, waardoor het gehele geestelijke leven in zijn onmiddellijke omgeving beheerst werd, voor hem een onaanvaardbare en belemmerende druk ging vormen waar hij onderuit wou. Het is intussen allerminst een paradox, dat juist deze streng-Calvinistische vroegste opvoeding en het o.a. thuis mee aangehoord hebben van het theologiseren door vaders vrienden, van de onwaardeerlijkste dingen zijn, die zijn jeugd hem heeft meegegeven voor het verdere leven. Dank zij immers genoemde herinneringen, en daarnaast aan een later door zijn vereerde Bolland geschoolde ‘redelijke waardering’ van het ‘boven’- of ook ‘buiten-verstandelijke’, heeft de onderzoeker op het gebied van geestelijke stromingen, die wij in hem kennen, een onderscheidingsvermogen en ook gevoelsbegrip bezeten voor godsdienstige waarden als weinigen zijner literaire vakgenoten.
Zijderveld dan zou onderwijzer worden. - Na aanvankelijk enige jaren leerling te zijn geweest aan de Normaalschool te Dordrecht, waar het onderwijs hem weinig bevredigen mocht, kon de toenmaals 15-jarige in 1891 tot zijn vreugde overgaan naar de beroemde Haarlemse Kweekschool onder directie van Van der Ley, waar zijn opleiding voltooid werd. Aan deze school en de met haar verbonden samenleving bewaarde hij steeds de prettigste herinneringen; hier was voor hem zijn ware jeugd geweest. Zijn eerste standplaats als onderwijzer werd Zandvoort; in 1897 echter reeds overgeplaatst naar Amsterdam is hij sindsdien steeds aldaar werkzaam gebleven, eerst als onderwijzer, later als leraar.
In 1902 rijpte het besluit om door afleggen van het staatsexamen zich de weg te openen tot de Universitaire studie van het Nederlands. Voor het klassieke gedeelte was leidsman dr Beck, de latere hoogleraar, van wiens suggestieve lessen een blijvende invloed is uitgegaan op Zijdervelds belangstelling speciaal voor de Latijnse letteren, klassiek zowel als modern. Met dezelfde consciëntieusheid en dezelfde met lichtheid alle werk verzettende studiezin, die hem later Spaans en Italiaans zou doen bij-leren om zijn bronnen in die talen in 't oorspronkelijk te kunnen lezen, bleef hij steeds zijn contact bewaren met het Latijn, of het nu ging om de voor moraal en godsdienst der Stoa zo belangrijke Cicero en Seneca, dan wel om Vondels ‘brallende Lukreez’, of om Erasmus; - dat zelfs een Terentius en Petronius niet te kort kwamen, het is tekenend voor de breedheid ook van deze levende belangstelling.
Zijn studie voor het candidaats Nederlandse Letteren volbracht