| |
| |
| |
| |
Herman Dirk van Broekhuizen
(Rijsen, 17 Juni 1872 - Pretoria, 5 Augustus 1953)
Dr Herman Dirk van Broekhuizen werd op 17 Juni 1872 te Rijsen (Overijsel) geboren. Zijn vader, Ds Hendrik van Broekhuizen, Nederlander van geboorte, was vóór zijn zoon Herman ter wereld kwam, geruimen tijd in Zuid-Afrika als predikant werkzaam geweest. Kort tevoren was hij naar zijn vaderland teruggekeerd, waar hij als herder en leraar in de genoemde kleine Overijselse gemeente was opgetreden. Zo kon het gebeuren, dat Herman, de jongste der kinderen, in Nederland geboren werd, terwijl alle andere kinderen Zuid-Afrika als geboorteland hadden. Enige jaren later vertrokken zijn ouders, de Heer en Mevrouw Van Broekhuizen-Van Andel, wederom en toen voorgoed naar den Oranje Vrijstaat. Zijn vader diende er de gemeente te Winburg en later die te Ficksburg. In die laatste gemeente was vader Van Broekhuizen een der eerste predikanten. Als pionier organiseerde hij de geestelijke verzorging van een uitgebreid gebied rondom zijn standplaats. De helft van het jaar was hij afwezig, op huisbezoek bij veraf wonende gemeenteleden. Niettemin had hij ook de zorg voor het onderwijs van zijn jongste zoon, die tot zijn twaalfde jaar uitsluitend in het ouderlijke huis de vorming ontving, die gemeenlijk op school wordt verkregen. Eerst toen bezocht de jonge Van Broekhuizen voor het eerst een school, en wel te Ficksburg; later te Senekal. Met grote waardering sprak Dr Van Broekhuizen steeds over zijn ouderlijk huis. In de eenvoudige pastorie te Ficksburg werd zijn karakter gevormd. De innige vroomheid van zijn ouders drukte een stempel op zijn leven. Op de tochten, die hij als kleine jongen met zijn vader in de uitgestrekte gemeente maakte, groeide zijn liefde voor de Vrijstaatse natuur, voor de wijde vlakten en de kopjes, ook voorde grootse landschappen van Basoetoland, welks grens op enige kilometers van Ficksburg ligt, een liefde, die hem zijn gehele leven bij bleef. Hoe kon hij nog veel later, toen hij zijn land in Nederland vertegenwoordigde, in levendige sterk beeldende bewoordingen het landschap van zijn jeugd tekenen! De Oranje Vrijstaat had het voorrecht een voortreffelijke middelbare school te bezitten onder leiding van den Nederlandsen paedagoog Dr Brill. Van Broekhuizen bereidde zich daar voor zijn matriculatie als theologisch student aan het Victoria-College te Stellenbosch voor, waar hij de opleiding tot predikant bij de Nederlands Hervormde of Gereformeerde Kerk voltooide.
| |
| |
Onder zijn studiegenoten was Van Broekhuizen gezien, hij maakte zich vele vrienden door zijn jovialiteit en kameraadschappelijkheid. Enige meer behoudende hoogleraren ergerden zich echter aan zijn liefde voor de sport. In 1896 behoorde hij tot de rugby-kampioenen van de Kaap, die een Engels champion-team een verpletterende nederlaag toebrachten.
In 1897 vertrok Van Broekhuizen met zijn vriend, de latere predikant Christie Neethling, voor een studiereis naar Europa en het ‘Midden Oosten’. De afgestudeerde theoloog bereisde Engeland, Schotland, Frankrijk en België. Lang verbleef hij in Nederland. Hij bezocht bloedverwanten en met grote piëteit en nauwgezetheid leefde hij zich in in de verschillende kerkelijke gemeenten, waar zijn vader het predikantsambt had uitgeoefend. In Oosterbierum (Fr.), de laatste Nederlandse standplaats van zijn vader, trad de jonge predikant op voor de gemeentenaren, die zijn vader een zo grote verering hadden toegedragen. Van Nederland trok hij door Duitsland en Zwitserland naar Italië. Daarna bezocht hij Griekenland en Palestina. Daar ontmoette hij Maarten Maartenz en deze aanraking leidde tot blijvende nauwe contacten, niettegenstaande zo radicaal verschillende opvattingen omtrent Engeland en de Britse cultuur. Over Egypte keerde Van Broekhuizen door de Rode Zee weder naar Zuid-Afrika terug.
Deze reis had voor de vorming van den jongen godgeleerde de allergrootste betekenis. Hij werd erdoor uitgeheven boven de in die dagen enigszins beperkte geestelijke horizon van Stellenbosch. Hij had een brede visie gekregen en was uitgegroeid boven de kleine tegenstellingen, die in de politiek van Zuid-Afrika in de laatste jaren van de negentiende eeuw zich zo sterk deden gelden.
Hij, de Vrijstater, werd na zijn terugkeer in het vaderland in 1898 hulpprediker in Pretoria. Hij was een van de vurigste pleiters voor een nauwe aansluiting van Transvaal, Oranje Vrijstaat en Kaap. Hij kwam op tegen de stelselmatige uitsluiting van Vrijstaters en Kapenaars uit Transvaalse ambten en betrekkingen, die door vele leidende personen werd voorgestaan. Hij zag niet in, dat zodanige uitsluiting hoofdzakelijk gevolg was van gegronde vrees voor het gevaar van verengelsing van de Transvaal.
President Kruger waardeerde de persoonlijkheid van den jongen prediker. Hoewel de President niet tot Van Broekhuizens kerkgenootschap behoorde, raadpleegde hij den jongen man in tal van netelige
| |
| |
zaken. Hoe hoog de hulpprediker in de Transvaalse hoofdstad werd geschat, blijkt wel uit het feit, dat hij, op zijn jeugdigen leeftijd, uitverkoren was, om de gewichtige laatste zitting van den Uitvoerenden Raad van de Republiek, waarin besluiten werden genomen die spoedig tot den Boerenoorlog zouden leiden, met gebed te sluiten. Toen den 14en October 1899 in den Volksraad tot het uitzenden van het bekende ultimatum was besloten, en niemand zich meer illusies maakte, dat oorlog nog te vermijden zou zijn, spoorde hij de tragen aan hun plicht jegens het vaderland te doen. Voor hemzelf was het een gewetensconflict, of hij zijn gemeente geestelijke zorg moest blijven geven of gevolg mocht geven aan zijn innerlijken drang, om, na het uitbreken van den oorlog naar het front te gaan. Zodra de tweede predikant zijner gemeente in Pretoria terug was, vertrok hij, om deel te nemen aan de landsverdediging. Toen hij na gevangenneming weigerde den eed van trouw af te leggen werd hij naar Engeland verbannen. Door middel van de hulp van den Boerenvriend William T. Stead slaagt hij erin, het vaste land van Europa te bereiken. Op advies van Dr Leyds begaf Van Broekhuizen zich naar de Verenigde Staten van Amerika, teneinde belangstelling voor de Boerenzaak te wekken en geld te verzamelen voor de vrouwen en kinderen, die zich in Engelse concentratiekampen bevonden. Omtrent Van Broekhuizens arbeid in de Verenigde Staten zijn wij voornamelijk door de door Dr Leyds gepubliceerde correspondentie goed ingelicht. Velen getuigden hierin van het grote succes, dat Van Broekhuizen met zijn inzamelingen had en de Consul-Generaal van de Zuid-Afrikaanse Republiek te Londen, Montagu White, die tegelijk met Van Broekhuizen in de Verenigde Staten was, spreekt met de grootste lof van zijn arbeid in Amerika: ‘It gives me great pleasure to testify to the excellent work which has been done here by the Rev. Mr. van Broekhuizen. He has collected quite large sums and his expenses have been ridiculously small’. Dat was geheel Van Broekhuizen, hij beperkte zich zelf op scrupuleuse wijze tot de soberste levenswijze, omdat hij nimmer ook maar het geringste voordeel zou willen trekken van zijn arbeid voor lijdende landgenoten. Zijn oratorisch talent stelde hij ten volle in dienst van zijn volk. Ook daarvan getuigt Montagu White, die, in New York woonachtig, Van Broekhuizen van nabij volgde: ‘Van Broekhuizen made a very excellent speech last night at Columbus Hall; I only regret that the vast majority of the audience, ... were hardly worthy of so fine
| |
| |
an effort...’. Hij ontmaskerde in de Verenigde Staten personen, die geld voor de Boerenzaak verzameld ten eigen bate aanwendden.
Teruggekeerd in Nederland hield Van Broekhuizen op 22 Augustus 1902 op het 27e Nederlandsche Taal en Letterkundig Congres een vurig pleidooi voor Afrikaans als toekomstige taal van het Afrikaandervolk. Hij de Nederlander van huis uit zag beter dan vele zijner Afrikaanse landgenoten dat het hoog-Nederlands geen toekomst meer had in Zuid-Afrika en hij had den moed het in het openbaar uit te spreken.
President Kruger verzocht hem tijdens diens verblijf in Nederland als zijn predikant te willen optreden. Wat Van Broekhuizen in de laatste levensjaren van den President voor dezen betekend heeft, kan moeilijk worden overschat. De jonge predikant van toen nauwelijks dertig jaren. Hij had echter een zodanig diep geestelijk leven, dat hij den ouden onder zwaar leed gebukten Kruger tot godsdienstigen steun kon zijn.
In 1904 huwde Van Broekhuizen Elsie Franzina Eloff, een kleindochter van den President. Dit huwelijk is voor hem een groten zegen geweest. Toen hij in 1904 in Zuid-Afrika terugkeerde verbood Lord Milner hem den toegang tot de Transvaal. Hij nam daarop het beroep aan naar een Kaapse gemeente, Kuilsrivier, niet ver van Stellenbosch. Alles moest hier nog worden verricht, om een gemeentecentrum te stichten: kerk en pastorie moest hij doen bouwen. Zijn gaven zette hij ten volle in voor dit werk, bescheiden na de ruime activiteit, die hij buiten eigen land had kunnen ontwikkelen. Mevrouw Van Broekhuizen was hem daarbij een krachtige steun.
Twee jaren later kon hij weder in de Transvaal terugkeren en begon de periode van zijn leven, die cultureel de grootste betekenis heeft gehad.
Toen de Onderwijswet van 1907 in de Transvaal was aangenomen, heeft Van Broekhuizen met kracht de strijd voor het onderwijs in de moedertaal, het Afrikaans, aangevat. Hij was Voorzitter van het hoofdbestuur van de Afrikaans-Hollandse Taalvereniging. In een brochure ‘Wij zullen handhaven’ zette hij in dien tijd zijn denkbeelden over moedertaal-onderwijs uiteen.
In 1909 was Van Broekhuizen een van de stichters van de Suid Afrikaanse Akademie vir Taal, Lettere en Kuns, thans Suid Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns, een instelling, die van den aanvang af een zo belangrijken invloed in het culturele leven van Zuid-Afrika heeft gespeeld. Een jaar later vond op zijn initiatief de eerste ‘Kruger- | |
| |
dagviering’ plaats, een plechtigheid die thans een vaste plaats in het Zuid-Afrikaanse nationale leven heeft gekregen.
Wij hebben gezien, dat Van Broekhuizen zijn Europees verblijf in 1897 voor algemene ontwikkeling had gebruikt. Later heeft hij het betreurd, toen niet een bepaald studieplan te hebben voltooid. Hij gevoelde zich in toenemende mate onbevredigd door het gemis aan afsluiting van zijn studiën en bekroning daarvan met een Nederlandsen graad. In 1912 verkreeg hij een jaar studieverlof, dat hij aan de Utrechtse Universiteit doorbracht. Hij slaagde er echter niet in toen zijn doctorale studiën te voltooien. Het was hem een teleurstelling, doch was het niet tevens een bewijs van gebrek aan inzicht in den omvang van de voorgenomen taak?
Bij zijn terugkeer in Pretoria begaf hij zich onmiddellijk weder in de politiek. Bij de rebellie naar aanleiding van de militaire operaties tegen Zuid-West-Afrika in het begin van den eersten wereldoorlog, waaraan vele vooraanstaande leiders uit de Afrikaanse groep van de bevolking deelnamen, speelde ook Van Broekhuizen een rol. Kort na het uitbreken van den oorlog hield hij zijn ruim bekendgeworden preek over de tekst: ‘Zoo zegt de Heere: Gij zult niet optrekken noch strijden tegen uwe broederen’ (2 Kron. 11 : 4). Als rebel werd een prijs op zijn hoofd gesteld. Hij werd na zijn gevangenneming tot een gevangenisstraf van achttien maanden veroordeeld. Later werd hij nimmer moede, in openbare redevoeringen en particulier gesprek zijn ervaringen in de ‘tronk’ te verhalen. In de rebellie heeft Van Broekhuizen de beste kansen van zijn leven gehad, niet alleen om naam te maken, doch ook om te bewijzen, dat bij hem woord en daad één waren. Hij werd bevriend met de edelste en meest vooraanstaande persoonlijkheden zoals Gen. Beyers, Gen. De Wet en Pres. Steyn. Het was het hoogtepunt van zijn leven. Na zijn bevrijding werd hij predikant bij de Hervormde Kerk te Pretoria.
In 1922, juist tien jaar na zijn eerste studieverlof, ging hij weder naar Nederland om zijn doctorale studiën af te sluiten. Dit maal werd zijn arbeid met succes bekroond. In 1922 behaalde hij de graad van doctor in de Godgeleerdheid aan de Leidse Universiteit op een proefschrift: ‘Die wordingsgeskiedenis van die Hollandse Kerk in Suid-Afrika’.
In 1925 werd Van Broekhuizen bij een parlementaire tussenverkiezing tot lid van den Volksraad voor de nationalistische partij verkozen. Dit betekende het einde van zijn loopbaan als predikant. Trouwens
| |
| |
reeds verscheidene jaren stond zijn politieke werkzaamheid voorop. In de Volksraad heeft hij zich veel moeite gegeven, om Pretoria een onafhankelijke universiteit deelachtig te doen worden. Hij ijverde met goed gevolg voor pensioenen voor de oud-ambtenaren der beide vroegere republieken. Zijn parlementaire werkzaamheid was evenwel slechts een zeer matig succes. Van Broekhuizen was sedert het einde van den eersten wereldoorlog te veel politicus, om een goed predikant te zijn. In de Volksraad was hij echter te veel de predikant, om een goed politicus te zijn. Zijn emotionaliteit stond hem in den weg. Nimmer leerde hij zich te voegen naar de partijdiscipline. Hij was een partijlid, waarop weinig staat was te maken: steeds bleef Van Broekhuizen individualist.
Een nieuwe periode van zijn leven nam een aanvang met zijn benoeming tot Gezant van de Unie van Zuid-Afrika in Nederland en later tevens in België. Van Broekhuizen heeft zich in dat ambt zeer toegelegd op een betere verstandhouding tussen Nederland en Zuid-Afrika. Hij verkreeg een grote populariteit door zijn talrijke redevoeringen, overal in Nederland gehouden. Hij sprak tot de brede lagen van het volk. Toch was zijn missie, zakelijk gesproken, niet geslaagd. Van Broekhuizen miste het vermogen, om de leiding te nemen bij het aanpassen van de Nederlands-Zuid-Afrikaanse betrekkingen aan de moderne ontwikkeling van Zuid-Afrika. Hij miste tevens de zakelijkheid, om diplomatieke demarches tot een goed einde te brengen. Bij het uitbreken van den Tweeden Wereldoorlog en het optreden van het kabinet-Smuts bood hij den nieuwen Eersten Minister zijn ontslag aan wegens verschil van politiek inzicht. Op verzoek van Smuts bleef hij in functie. Na den inval in Nederland en België woonde hij te Londen. Einde 1941 keerde hij wegens de gezondheid van Mevrouw van Broekhuizen naar Zuid-Afrika terug, na zijn ontslag als Gezant te hebben verkregen. Hij vestigde zich te Pretoria.
Sedert 1911 was Van Broekhuizen lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In 1924 werd hij tot lid van den Raad van het Transvaalse Universiteits-College (later Universiteit) gekozen. Hij beijverde zich in die hoedanigheid zeer voor de Afrikaanswording van deze instelling. In de vergadering, gehouden in 1932, waarin daartoe het besluit genomen werd, trad hij, hoewel toen ter tijd onder-voorzitter van den raad, als voorzitter op. Tot zijn dood bleef hij actief aan de belangen van de Universiteit medewerken.
| |
| |
Overigens leefde hij vereenzaamd, vooral na het overlijden van zijn echtgenote in 1945. Uitermate heeft hij de Ere-graad gewaardeerd, die de Universiteit van Pretoria hem kort voor zijn dood verleende en waarvan de uitreiking op achttien April 1953 plaats vond. Den vijfden Augustus daarop volgende overleed hij.
Dr Van Broekhuizen was een hoffelijk man. Hij had een aangeboren zin voor den omgang met anderen. Hoffelijk was hij jegens een ieder, onafhankelijk van stand, rang of leeftijd, hoffelijk ook in den kring van het gezin ten aanzien van vrouw en kinderen.
Hij was trots op zijn Nederlandse afkomst. Groot was zijn liefde voor het Nederlandse koningshuis en voor de Nederlandse cultuur. Gedurende geheel zijn leven was hij een warm voorvechter voor Nederland in Zuid-Afrika. Daarnaast ging het hart van Van Broekhuizen uit naar de roemvolle tradities van de Voortrekkers. Hij was trots ook, omdat hij behoorde tot het Afrikaanse volk, dat zich zo fier betoond had gedurende zijn gehele geschiedenis.
Van Broekhuizen was een bij uitstek dynamische natuur. Hij bezat een sterk emotionele persoonlijkheid. Zijn imponerende figuur, zijn acteurstalent, zijn vurigheid en zijn fijn aanvoelen van de omstandigheden droegen er alle toe bij, anderen te bezielen. Waar hij werkte, in de kerk, in de politiek en in de diplomatie, overal ging er stuwkracht van hem uit. Hij toonde steeds bij zijn werk een zekere souplesse, die ingegeven was door zijn uitgebreide mensenkennis.
Deze souplesse stelde hem in staat zich in iedere situatie van het leven aan te passen en er het beste van te maken, dat onder de omstandigheden mogelijk was. Hij toonde dit als balling, in gevangenschap, op kansel en podium of in de sport. Hij had de zeldzame gave een netelige situatie te redden en het juiste woord te spreken. Zijn zin voor humor kwam hem daarbij zeer te stade.
Van Broekhuizen was een man van tegenstellingen; bij alle soepelheid kon hij soms star en onverdraagzaam zijn. Voor zijn volkshelden, President Krüger, Generaal Beyers en Generaal Hertzog had hij zijn leven veil; wie hem antipathiek waren, zoals Generaal Botha en Generaal Smuts, verguisde hij. Een middelweg kende hij niet, vooral wanneer hij onwaarachtigheid meende te zien. Toch was hij een man van ruime beginselen, allerminst een dweper, en vergevingsgezind, omdat hij zich van eigen tekortkomingen bewust was.
Steeds stond Van Broekhuizen gereed, om te helpen; geldelijke
| |
| |
voordelen telden voor hem niet. Hij gaf gul en gaarne en steeds stond zijn huis gastvrij open.
Zeer was Van Broekhuizen gesteld op invloed en macht, gaarne stond hij in het middelpunt. Voor hemzelf waren daarom zijn jaren, als Gezant van Zuid-Afrika in Nederland doorgebracht, de mooiste van zijn leven.
Wanneer wij dit leven overzien, mogen wij niet nalaten den groten invloed van zijn echtgenote te vermelden. Van Broekhuizen heeft het grote voorrecht gehad van een harmonisch huwelijksleven. Zonder zijn vrouw met haar aristocratische levenshouding, haar bezadigdheid, bescheidenheid en doorzettingsvermogen zou hij nimmer de rol hebben kunnen spelen, die hij vervuld heeft.
Zij, wien de culturele betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika ter harte gaan, zullen al met al erkentelijk zijn voor de toewijding, waarmede hij zich daaraan heeft gegeven.
P.J. Idenburg
| |
Publicaties
1900 | Paul Kruger's tocht, samen met Wyszklewicz; 's Gravenhage, Abrahams - Leiden, Blankenberg. 107 blz. |
1900 | Zuid-Afrika's Vertrouwen; Amsterdam, G.D. Bom. 22 blz. |
1901 | Zuid-Afrika's Bondgenoot (Ook in Franse vertaling); 's Gravenhage, G.J. van Peursem. 16 blz. |
1903 | Strijd en Overwinning; Pretoria. |
1907 | Wij zullen handhaven. |
1911 | Onze kracht, Gedrukte rede, uitgesproken te Amersfoort, Pretoria. |
1922 | Die wordingsgeskiedenis van die Hollandse Kerke in S.A. van 1652-1804; Pretoria, du Plessis. 206 blz., Ac. Proefsch. |
1931 | Some thoughts on Current South African Problems; Gedrukte toespraak gehouden in de Westminster Hall 2. 6. '31. |
1937 | Gedrukte toespraak voor de Oudstrijders, gehouden op 17. 4. '37. |
1937 | Oranje en Z. Afrika, Verhandeling opgenomen in een publicatie ‘Trouw aan Oranje’ van M.G. Leendertse, Amsterdam, Meulenhoff. |
1940 | The German Invasion of Holland; Gedrukte toespraak gehouden in de Westminster Hall op 29. 5. '40. |
Dr van Broekhuizen was bezig een uitvoerige verhandeling te schrijven over den Rebellie-tijd en heeft zijn aandeel daarin uiteengezet.
|
|