boek’ blijk. Dit was bestemd voor gebruik op de middelbare scholen, en het kan alleen betreurd worden, dat hij niet een groot wetenschappelijk handboek der nieuwere litteratuur van principieel-Calvinistisch karakter heeft geschreven; want daartoe was hij zeker bekwaam.
Wanneer we tot zijn levensgeschiedenis terugkeren, moeten we eerst vermelden, dat hij van 1927-1932 het Nederlands doceerde aan het Centraal Instituut voor Christelijk-Sociale Arbeid te Amsterdam. Verder dat hij sinds 1939 de didactiek en de methodologie der Nederlandse taal- en letterkunde onderwees aan de Vrije Universiteit. Zijn grote practische ervaring kwam hem hierbij te stade en meer dan één student heeft later verklaard, dat hij, indien hij een goed leraar geworden is, dat vooral aan Tazelaar heeft te danken.
Na de oorlog kwam een grote verandering in Tazelaars leven. In 1945 werd hij benoemd tot rector van het Gereformeerde Gymnasium te Amsterdam. Deze functie nam hem zozeer in beslag, dat hij nadien slechts weinig kon publiceren. Het rectoraat lag hem; niettegenstaande zijn meer dan dertigjarig leraarschap aan een H.B.S. was hij een gymnasiale geest gebleven. Warme liefde voor zijn werk paarde hij aan schier te grote plichtsbetrachting; de nauwgezetheid, die zijn wetenschappelijk werk kenmerkte, stempelde ook de te vele administratieve werkzaamheden, die hij als rector te vervullen had. De leraren waardeerden hun rector, de leerlingen droegen hun paternale leidsman een warm hart toe, de ouders stelden hem veel hoger dan hij zelf geloven wilde. Ook op andere terreinen van het onderwijs bewoog hij zich: van het bestuur der Gereformeerde Kweekschool en van onderscheidene lagere scholen te Amsterdam was hij de even wijze als deskundige voorzitter. Kortom in het Christelijke school-leven der hoofdstad was Tazelaar een algemeen geziene figuur. Het is dan ook niet te veel gezegd, dat een diepe ontroering door geheel Christelijk Amsterdam ging, toen op Zondag 15 Februari 1953 de tijding bekend werd, dat hij vrij plotseling was overleden. En bij zijn begrafenis waren niet alleen al zijn leerlingen en al zijn vrienden aanwezig, maar ook honderden belangstellenden uit geheel andere levenskring. Want ook buiten eigen omgeving was hij bekend en geëerd.
Christiaan Tazelaar was een beginselvast Calvinist. Maar dit impliceerde niet, zoals men wel eens ten onrechte van zulke figuren meent, bekrompenheid en enghartigheid. Hij stond open voor alle uitingen der cultuur en aanvaardde die, al toetste hij ze aan eigen opvatting. Hij