genoot. In samenwerking met deze geleerde bezorgde Verdenius de uitgave van Sofokles' Koning Edipus, Euripides' Ifigenie in Tauren, Euripides' Feniciaansche of Gebroeders van Thebe, en Sofokles' Hercules in Trachin. Geen wonder, dat Prof. Stoett, toen deze in 1933 als hoogleraar aftrad, Verdenius als zijn opvolger aanwees, die in de voetsporen zou treden van zijn voorganger. Verdenius' inaugurele rede - 3 October 1933 - Bredero's dialectkunst als Hollandse reactie tegen Zuidnederlandse taalhegemonie - betekende een werkprogramma: er volgden verschillende artikelen betreffende Bredero's en Coster's kluchten.
Hoezeer de 17e-eeuwse taal zijn hart had, is af te lezen uit de bibliografie van zijn geschriften, afgedrukt in de bundel Studies over zeventiende eeuws: verspreide opstellen en aantekeningen, ‘aangeboden door vrienden, leerlingen en oud-leerlingen ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag op 7 Maart 1946’.
Van zijn medewerking aan de Vondeluitgave der W.B. spraken we reeds. In de Vondelkroniek (7e Jg.) schreef hij over Lucifer en Virgilius. Vondel's Faëton verscheen in 1939 bij Thieme te Zutphen, met een toelichting van zijn hand. Dat de Vereniging Het Vondelmuseum hem in haar jaarvergadering van 2 Juni 1938 tot haar voorzitter koos, toen Prof. Dr. de Vooys zich niet meer herkiesbaar stelde, lag voor de hand.
Als Amsterdams hoogleraar in de Nederlandse taal viel Verdenius de eer te beurt - op 27 Mei 1935 - de eredoctoren Willem Kloos en Lodewijk van Deyssel toe te spreken. En in 't Vondeljaar, 1937, had hij het genoegen, het eredoctoraat in de Nederlandse letteren te verlenen aan twee uitnemende Vondelkenners, zijn vriend C.R. de Klerk, en de Nijmeegse hoogleraar in Vondel, pater Molkenboer. De redevoeringen, gehouden bij deze erepromoties zijn afgedrukt in 't Gedenkboek van de Vondelherdenking der Universiteit van Amsterdam, 1938. - In 1940 verscheen bij W.J. Thieme te Zutphen P.C. Hooft, Granida, naar het Amsterdamsche handschrift uitgegeven en door hem toegelicht, met medewerking van ondergetekende.
Voor zijn werkzaamheid als hoogleraar moge ik verwijzen naar de lijst van artikelen, in verschillende tijdschriften verschenen, afgedrukt in de bovengenoemde bundel Studies.
Een afzonderlijke vermelding verdient de reeks artikelen, verschenen in het dagblad De Telegraaf, en in Onze Taal, het blad, geredigeerd door en voor zakenlieden. Het zijn ‘populair-wetenschappelijke beschouwingen, voornamelijk op het gebied van de Nederlandse taalkunde,