Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1950-1951
(1950-1951)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P. Lucidius Verschueren, O.F.M.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1, 2, 3) heeft Verschueren tegen de dertiger jaren het terrein van de geestelijke litteratuur der Middeleeuwen betreden, waarop hij zich tot aan zijn dood met steeds groeiende deskundigheid zou blijven bewegen. Hij voelde zich sterker geboeid door het litterair-historische dan door het doctrinaire aspect van de problemen, welke hij ontmoette. Overeenkomstig zijn aanleg ging zijn voorliefde onmiskenbaar uit naar de geschiedenis van het boek, dat hij allereerst als bibliograaf benaderde. Hierbij stond hem een uitgebreide kennis van oude en nieuwe boeken ten dienste, welke hij niet ophield te verrijken, getuige zijn kronieken over de spiritualiteit van heden en verleden, welke hij regelmatig in tijdschriften als Studia Catholica (sinds 1932), Nederlandse Katholieke Stemmen (sinds 1936) en Revue d'histoire ecclésiastique (sinds 1939) publiceerde. Twee studie-objecten vooral hebben zijn aandacht getrokken: de z.g. middelnederlandse mystiek, voor zover hij deze belichaamd zag in zijn vijftiende-eeuwse medebroeder Hendrik Herp, en de middeleeuwse kloosterbibliotheken. Van meetaf heeft hij zich naam gemaakt door de meesterlijke uitgave van Herp's Spieghel der Volcomenheit (n. 7), welke getuigt van zeer grote zorgvuldigheid bij het reproduceren van de tekst en haast scrupuleuze acribie bij het beschrijven van handschriften en drukken. Rondom deze publicatie groeperen zich bibliografische studies over oude uitgaven (nn. 4, 5, 6) en meer samenvattende verhandelingen over de leer van dit werk (nn. 8, 9, 10), welke alle, ieder op haar eigen manier, de invloed ervan in de Nederlanden en in Frankrijk demonstreren. Die invloed constateert hij niet alleen in de XVIe, maar tot diep in de XVIIe eeuw, bij een schrijver b.v. als Lucas van Mechelen (n. 13), behorend tot een milieu, waarin de eenzijdige toepassing van Herp's ideeën niet vreemd is geweest aan de verbreiding van een min of meer quiëtistische mentaliteit. Wat Herp ten deel viel bleef aan een figuur van bescheidener afmetingen niet onthouden: in een serie litterairhistorische studies heeft Verschueren Antonius van Hemert, een zestiende-eeuwse kanunnik van Eindhoven, uit het isolement zijner vergetelheid verlost (nn. 11, 12). Waarschijnlijk is hij via de studie der middelnederlandse mystiek ongemerkt op het aanpalend terrein der middeleeuwse kloosterbibliotheken beland. Een samenvattend overzicht (n. 15) bleek een bruikbaar uitgangspunt voor meer gespecialiseerde onderzoekingen, waarbij het er vooral op aankwam de vage en summiere aanduidingen der oude cata- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
logen te identificeren. In het bijzonder hebben de Karthuizers zijn belangstelling gewekt, de Karthuizers van Vught (n. 14), Amsterdam (n. 16) en Roermond (n. 19), welke laatsten zelfs een monografie meekregen. Ten gevolge van de omstandigheden kwamen ook de kanonikessen van het Venrayse Jerusalem binnen zijn gezichtskring te staan; zij danken hem een brede schets van hun leven en werkzaamheid (n. 17) alsmede een uiterst minutieuze en erudiete beschrijving van hun voormalig bezit aan handschriften (n. 21). Een zelfde karakter zou vermoedelijk de studie over het klooster Bethleëm gedragen hebben, die, slechts aangekondigd door een kleine brochure (n. 20), onvoltooid moest blijven liggen. Tot dit genre verhandelingen dient ten slotte ook nog gerekend te worden een bijdrage over wat een zeventiende-eeuws klopje zoal aan geestelijke lectuur in haar eigen bibliotheek ter beschikking stond (n. 18). In opdracht van de letterkundige afdeling van het Thijmgenootschap is Verschueren zijn laatste levensjaren onvermoeid bezig geweest met het verzamelen van materiaal voor een bibliografie van de Nederlandse spiritualiteit in de XVIe en XVIIe eeuw. Een 18.000 titels werden door hem en zijn medewerkers tot dit doel bijeengebracht. Dank zij de belangeloze toewijding van zijn confrater Dr. A. van Dijk, zal dit Repertorium van de katholieke geestelijke litteratuur der Nederlanden van 1500 tot 1727 in de loop van 1952 het licht zien (n. 22).
Dr. P. Polman, O.F.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van geschriftenGa naar voetnoot1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|