| |
| |
| |
| |
Victor de Meyere
(Boom, 13 April 1873 - Antwerpen, 27 December 1938)
Victor de Meyere is ons in 1938 ontvallen. Als literator begonnen, scheen het ons, bij zijn plotseling heengaan, dat hij vooral de Vlaamse Volkskunde gediend had als geen ander vóór hem, dat hij de levende schakel was geweest tussen de generatie van pioniers der Vlaamse folklore, zoals Pol De Mont, August Gittée en Alfons De Cock, en de jongere generatie van toen (1920-40), die thans op haar beurt de oudere generatie is gaan vormen. De Vlaamse wetenschappelijke Volkskunde is Victor De Meyere veel verschuldigd, maar, daar hij als dichter en letterkundige debuteerde en zijn literair oeuvre volhield tot 1930, het verschijningsjaar van De Beemdvliegen, moeten wij hem hier ook gedenken als literator. Zijn levensloop, verstrengeld met zijn dubbel levenswerk, moge hier beknopt volgen.
Victor De Meyere werd geboren te Boom (provincie Antwerpen) op 13 April 1873. Zijn vader Honoré-Lodewijk was politiecommissaris aldaar, maar afkomstig uit Gent. Zijn moeder was een Kempische vrouw uit Wuestwezel, die voor de ontwikkeling van haar zoon Victor van ingrijpende betekenis is geweest: ze kende een schat van volksliederen en sprookjes, die ze haar kinderen, twee jongens en twee meisjes (waarvan Victor de derde was) bijzonder boeiend wist voor te dragen. Mevrouw Honoré de Meyere-Verhaegen heeft haar zoon Victor - hij droeg zijn moeder een echte verering toe - overleefd, ze is gestorven op 25 Januari 1941, 103 jaar oud. Ofschoon Boom een kleine stad is, stond zijn geboortehuis aan de stadsrand dicht bij een, voor onze gewesten groot bos, thans geheel gerooid. Die toenmaals nog ongerepte bosnatuur heeft zeker invloed gehad op zijn dichterlijk gemoed.
De jonge Victor kreeg zijn eerste onderwijs in het ‘Collegium Catholicum’ van Boom. Later stuurde zijn vader hem naar het Koninklijk Atheneum te Antwerpen. Zoals zoveel andere Antwerpse letterkundigen kwam hij in de kring terecht van Pol De Mont, toenmaals leraar aan het Koninklijk Atheneum. Door zijn leraar leerde hij niet alleen de oude en nieuwe Nederlandse letterkunde kennen, maar ook de grote figuren uit de Franse letterkunde der 19e eeuw: de Vigny en de Musset, voor wie De Meyere een grote voorliefde had, en, belangrijk voor zijn latere eigen poëtische richting, de ‘contemporains’: A. Samain, Francis Viélé-Griffin, José Maria de Hérédia, Francis Jammes en de
| |
| |
Belg I. Gilkin. Door Pol De Mont ging hij eensdeels dwepen met Guido Gezelle, anderdeels met de mannen van '80. Het schrijven zat hem, volgens eigen verklaring (Boekenkast, 1 Nov. 1934, blz. 22-23), in het bloed. Zijn vader was familie van Hippoliet Van Peene en al vroeg nam Victor zich voor naar letterkundige lauweren te dingen. In het lager onderwijs was hij reeds aan een onafgewerkte romanfleuve begonnen. Toen hij de gedichten van Pol De Mont voor 't eerst in 1888 onder de ogen kreeg, begon hij zich te uiten in verzen.
In 1890 gaf hij met enigen van zijn medestudenten aan het Atheneum: H. Melis, Edm. Van Offel, M. Rudelsheim een studentenblad uit: De Strijd. Daar hij meer en meer in zich de roeping van het dichterschap voelde, geraakte de wetenschappelijke studie op het achterplan en verliet hij het Atheneum na afloop der poësis. Het eerste nummer van ‘Van Nu en Straks’ is in 1893 pas verschenen of in het tweede nummer daagt een nieuwe Antwerpse medewerker op: Victor De Meyere, amper negentien jaar oud. In 1894 verschijnt zijn eersteling: ‘Verzen’ op royale, smaakvolle wijze uitgegeven. Het jaar nadien maakt de achttienjarige Karel Van de Woestijne kennis met Victor en uit de bewaarde briefwisseling blijkt dat De Meyere Van de Woestijne in de ‘nieuwe’ beweging van onze Vlaamse letteren heeft geïntroduceerd. Vader De Meyere drong bij zijn dichterlijke zoon aan tot het verwerven van een positie. Victor bood zich noodgedwongen aan voor een examen van candidaat-deurwaarder, waarin hij slaagde en waardoor hij een administratief baantje kreeg op de greffie van het Gerechtshof te Antwerpen. Alsdan trad hij in 1895 in het huwelijk met Mejuffrouw I. Thijs uit Willebroek, doch dit huwelijk werd een mislukking, waarvan de tragische echo's naklinken in de verzenbundels: De Avondgaarde (1903) en Het Dorp (1904). Aangeboren schuw en overgevoelig kan hij moeilijk critiek verdragen. Gekrenkt door een uitlating van zijn ontdekker, Em. De Bom, die zijn poëzie had genoemd: ‘een schemering in het deftige’, trekt hij zich uit de ‘Van Nu en Straks’-beweging terug en beperkt zich voortaan tot de Antwerpse kunstkring. Gescheiden van zijn vrouw trekt hij zich eveneens uit zijn staatsambt terug en solliciteert een post van bediende op het Antwerps Stadhuis, die hij in 1900 bekomt. Ondertussen was zijn toneeldrama verschenen: Gunlaug en Helga, een stuk uit de Germaanse voortijd, en naar de geest verwant met Hegenscheidt's Starkadd en Hubert Melis' Koning Hagen. Van af 1900 publiceert Victor De Meyere tal van verzen in tijdschriften, later gebundeld in De Avondgaarde en
| |
| |
Het Dorp. Ongunstige critiek van Hollandse als van Vlaamse zijde prikkelden hem dermate dat hij zich voornam geen gedichten meer te schrijven, wat hij, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, na 1907 volgehouden heeft. De dichter was niet dood, maar zweeg met verbeten koppigheid. Toch bleef de ‘schrijfjeukte’ hem bij: hij gaat thans ‘fabuliren’ in proza. Reeds in 1904 was hij daarmede begonnen in Uit mijn land. De Roode Schavak (1909) betekende een hoogtepunt van deze verhaalkunst, die van het gekunstelde fin-de-siècle heeft afgezien. In het jaar 1907 treedt een belangrijke kentering in: De Meyere wordt als stadsbediende benoemd tot adjunct secretaris van het tot stand gekomen Antwerps Museum voor Folklore, hoofdzakelijk het werk van de Fransschrijvende Antwerpse dichter en maecenas Max Elskamp. De Meyere wordt de officiële Antwerpse folklorist, ook als hoofd van de Gezondheidsdienst van de stad Antwerpen is hij vooral de Conservator van het Antwerpse folklore-museum. Bevriend met Pol De Mont, met Maurits Sabbe, met Alfons De Cock, zal hij van lieverlede de hoofdredacteur-eigenaar worden van Volkskunde, Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore, gesticht in 1888 door Pol De Mont, maar door hem voortgezet van 1920 tot 1938. Het was kort na de eerste Wereldoorlog dat ik met Victor De Meyere kennis maakte. Hij was toen pas, in 1919, hertrouwd met Mejuffrouw A. Janssens, die als liefhebbende en ontwikkelde echtgenote hem in zijn letterkundig en folkloristisch werk met grote toewijding heeft bijgestaan. Na 1920 had de folklore definitief bij hem het pleit gewonnen. Het belet hem niet ter verpozing een aantal literaire, sterk folkloristisch getinte, verhalen uit te geven: De Gekke Hoeve (1919), De Razernij en andere Verhalen (1922), Nonkel Daan (1922), De Beemdvliegen (1930). Van zijn intense folkloristische productie getuigen de jaargangen van Volkskunde, bijna geheel door hem opgesteld, en de belangrijke folkloristische bundels, die elkaar in die tijdspanne opvolgden: De Vlaamsche Vertelselschat (1925-1933); De Tooverij in Vlaanderen (1930), De Vlaamsche Poppenspelen (1931), De Vlaamsche Volkskunst (1934), Inleiding tot de Vlaamsche Volkskunst (1938). In 1938 echter flakkerde het smeulend vuur van de literator nogmaals op. Na De Beemdvliegen (1930), dat een gemoedelijke, realistisch-humoristische beschrijving was van zijn geboortestreek, wou hij een roman schrijven met als achtergrond de nijverheid van Boom: de steengelagen. Slechts enkele bladzijden had de onvermoeibare neergeschreven of een hartcrisis deed hem de pen neerleggen om ze niet meer op te nemen. Hij
| |
| |
overleed te midden van zijn bundels, mappen en papieren, van zijn weergaloze bibliotheek vol bibliographische curiosa en van zijn onvergelijkelijke documentatie, in een werkzaam leven van drang naar literaire schoonheid en van peiling naar het wezen van het Vlaamse volk verzameld, in zijn gastvrij huis van de Lange Lozanastraat, nr 147, op 27 December 1938, te Antwerpen. Met hem verdween een hoogst verdienstelijk folkloristisch-aesthetische zantersfiguur, van wie nog veel verwacht mocht worden op het gebied van de Vlaamse Volkskunde, maar die tevens een voorlopig eindpunt betekent in de geschiedenis van de inventarisatie van het Vlaams volkspatrimonium.
Paul de Keyser
| |
Lijst van geschriften
Over Victor De Meyere verschenen, behalve daags na zijn dood necrologieën in dagbladen en tijdschriften, een In Memoriam in Jaarboek I (1939) van de Nationale Commissie voor Folklore (Ministerie van Openbaar Onderwijs, Brussel), blz. 14-18 (met portret op 40-jarige leeftijd) van de hand van Maurits De Meyer. Onder mijn leiding verschenen twee onuitgegeven proefschriften van licentiaten in de Germaanse philologie van de Rijksuniversiteit te Gent: Jeanne Roelin, Victor De Meyere als Folklorist (1945) en Marcel Francus, Victor De Meyere als Dichter-Romancier (1947). De hiernavolgende bibliographie is ontleend aan het werk van mijn oudstudent M. Francus. De medewerking aan tijdschriften en dagbladen, alsook de necrologieën en de besprekingen over zijn werken, werden wegens de ons toegemeten plaatsruimte weggelaten.
1894 | Verzen (gedichten), Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1894. |
1898 | Metter Sonnewende. - Sonnetten van J. Nijhuis, V. De Meyere, H. Teirlinck, F. Toussaint, Jan van Overeyde, - met voorrede van W. Kloos en antwoord daarop van Pr. Van Langendonck, Geeraardsbergen, Van Hauwermeiren, z.j. (1898). |
1899 | Gunlaug en Helga. - Een drama in verzen. 3 bedrijven en proloog. Antwerpen, Buschmann, 1899. Uitgave Werk bl. 47-115. |
1902 | De Avondgaarde (gedichten) Utrecht, H. van Rombrugh, 1903 - Bussum, C.A.T. van Dishoeck - Antwerpen, P.L. Van Melle, z.j. |
1904 | Het Dorp-Allerwegen, Het Dorp - Utrecht, H. van Rombrugh, 1904. |
1904 | Uit mijn Land (8 verhalen) - Utrecht, H. van Rombrugh, 1904. 2e Goedkope uitgave Bussum, A.J. van Dishoeck, 1914. |
1904 | Un romancier flamand: Cyriel Buysse - Paris, Sansot, 1904. |
1905 | Sprookjes van Grootmoeder, 6 Kindervertellingen - Antwerpen, De Vos en Van der Groen, 1905. |
1906 | Verhalen uit Rusland (vertalingen van Tolstoï) - Aalst, De Seyn-Verhougstraete, 1906. |
1906 | Langs den Stroom, 3 novellen - Aalst, De Seyn-Verhougstraete, 1906.2e uitg., Rotterdam, W.L. en J. Brusse, 1907. 3e uitg., Antwerpen, L.J. Janssens en Zonen, z.j. |
1907 | Prudens Van Duyse, Gedichten verzameld en ingeleid door Victor De Meyere, 2 dln. - Aalst, De Seyn-Verhougstraete. Bussum, C.A.J. Van Dishoeck, 1907. |
1907 | De Roode Schavak (roman), - Aalst, De Seyn-Verhougstraete, z.j. (1909). |
| |
| |
| 2e uitg. Brussel, Standaard Boekh., 1926. 3e uitg., Brussel, Standaard Boehk. - Amsterdam, De Spieghel, 1939. |
1910 | Ecrevisse, De Bokkenrijders in het Land van Valkenberg. Ingeleid door Victor de Meyere - Antwerpen, Gebroeders Janssens, 1910. |
1910 | Cyriel Buysse, Overdruk uit: De Boomgaard, Antwerpen, Van Os en De Wolf. |
1912 | De Volkswoning en hare Versiering, 14e Jaarboek der Scalden - Antwerpen, V. Resseler, 1912. |
1914 | Het Boek der Rabauwen en Naaktridders. Bijdragen tot de studie van het Volksleven der 16e en 17e Eeuwen. Antwerpen, G. Janssens, 1914. |
1919 | De gekke Hoeve, 6 novellen. Antwerpen, De Sikkel, 1919. Amsterdam, Em. Querido, 1919. |
1922 | De Razernij: Antwerpen-Lectura VII, 1922. - Bussum, C.A.T. van Dishoeck, 1922. |
1922 | Nonkel Daan: Antwerpen, De Sikkel, 1922. Santpoort, C.A. Mees, 1922. |
1922 | P. De Mont: Zomervlammen. Ingeleid door V. De Meyere. Leiden, A.W. Sijthof. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1922. |
1925 | De Vlaamsche Vertelselschat, verzameld en toegelicht door Victor De Meyere. Geïllustreerd door Victor Stuyvaert, 4 dln, Antwerpen, De Sikkel. Santpoort, C.A. Mees, 1925-1933. |
1926 | Voor Jong en Oud: Sprookjes. Uitgave van het Willemsfonds. Antwerpen, nr. 162. Gent, Van Rijsselberghe en Rombaut, 1926. |
1926 | Van den Slimmen Dief en andere Vertelsels verzameld. Antwerpen, De Sikkel, 1926. |
1926 | De drie Gebroeders met de gouden lokken en andere Vertelsels. Antwerpen, De Sikkel, 1926. |
1927 | De drie veeren van Vogel Veen en andere verteldsels. Antwerpen, De Sikkel, 1927. |
1927 | Jaakske met zijn Fluitje en andere vertelsels verzameld. Antwerpen, De Sikkel, 1927. |
1927 | Van den Gouden Vogel die spreken kon en andere vertelsels. Antwerpen, De Sikkel, 1927. |
1927 | Van Drie Gebroeders en 8 wondere Mannen en andere vertelsels. Antwerpen, De Sikkel, 1927. |
1927 | Het Volksleven in Rubens' Tijd. Brussel, J. Krijn, 1927. Uit: Rubens en zijn Eeuw, blz. 175-220. |
1929 | Het Kasteel met de Gouden Torens en andere vertelsels. Antwerpen, De Sikkel, 1929. |
1929 | Van Langen Wapper en van den Reus. Antwerpen, De Sikkel, 1929. |
1920 | De Tooverij in Vlaanderen. Tooveraars, Tooverheksen, Aflezers en Stuiters, hunne praktijken en geheimen. Antwerpen, Volkskunde, 1930. |
1931 | De Beemdvliegen, roman. Antwerpen, Uitgeverij Regenboog, 1931. |
1931 | De Vlaamsche Poppenspelen. Onderscheid tusschen de Waalsche en de Vlaamsche spelen. Het Vlaamsch repertorium: Sprookjes en Volksvertelsels. Isidoor Teirlinck Album, blz. 283-292. Leuven, De Vlaamsche Drukkerij, 1931. |
1932 | Vlaamsche Volkskunst. Gedenkboek A. Vermeylen, blz. 502-510. Brugge, Sint Katharina drukkerij, 1932. |
1934 | De Vlaamsche Volkskunst. Meubelen, plateelwerk en porselein, ijzer-, koperen tinwerk, glaswerk, vlechtwerk, schilderkunst, snij-, boetseer- en beeldhouwwerk, volksprenten, godsdienstige huisversieringen, knipwerk, huiselijke werken, juweelen, snuisterijen. Antwerpen, De Sikkel, 1934. |
1938 | Inleiding tot de Vlaamsche Volkskunst. Verkorte uitgave. Antwerpen, De Sikkel, 1938. |
| |
| |
1949 | De Vlaamse Reuzen (posthuum) in Ars folklorica Belgica I, Antwerpen, De Sikkel, 1949. |
| |
Werk van Victor De Meyere in Vertaling verschenen
Engelse Vertalingen:
Flagrant Memories: Vertaling van ‘Hoewel gij mij zoo rein scheen, in uw Pracht’ (‘Verzen’, blz. 16).
Rose Dreams faded: Vertaling van ‘Ik voel het leven in een Vloed van Zangen’ (‘Verzen’, bladz. 5).
Night Gentleness: Vertaling van ‘Een zachtheid komt van overal’ (‘Verzen’, Bladz. 31).
At Evenfall: Vertaling van ‘'t Is Avond nu, 't is avond nu’ (‘De Avondgaarde’, bladz. 21). Verschenen in ‘Contemporary Flemish Poetry’. Selected and translated by J. Bithall, London and Fellery-on-Tyne, New York and Melbourne. The Walter Scott Publishing Co, 1917.
Die van Helmers (uit ‘De gekke Hoeve’) verschenen in ‘Books of Short Stories’ van Edna Worthley. New York, 1931.
| |
Franse Vertalingen:
l'Inondation (vertaling van ‘De Giertij’) in l'Anthologie des écrivains flamands contemporains avec préface et notices par A. De Ridder en M. Timmermans, Anvers, L. Opdebeeck, 1926.
Termonde (vertaling van ‘Dendermonde’). Traduction du flamand d'après le manuscript de l'auteur. Monographies de la Ligue patriotique du Tourisme. IX, 2e jaargang.
l'Art populaire flamand (vertaling van ‘De Vlaamsche Volkskunst’), Antwerpen, De Sikkel, 1936.
| |
Duitse Vertalingen:
Drie Gedichten uit ‘Verzen’ in: ‘Die Niederländische Lyrik von 1875 bis 1900’ - Übersetzungen von Otto Hauser, Baumert und Grosszenheim.
Sonnenboote (vertaling van ‘De Zonnebooten’ (‘Het Dorp’, bladz. 82) in ‘Flämische liederdichtung alter and neuer Zeit. Eine Auswahl in deutschen Nachbildungen von H. Brühl (Herausgegeben von der Deutsch-Flämischen Gesellschaft. M. Gladbach, Volksverein, 1917.
Die Ausgrabung (vertaling van ‘De Ontgraving’ in ‘Langs den Stroom’) verschenen in ‘Flandern’. Ein Novellenbuch. Herausgegeben von G. Goyert. München, 1918.
Die Van Helmers (vertaling van ‘Die Van Helmers’ in ‘De Gekke Hoeve’) verschenen in ‘Flämisches Novellenbuch’. Gesammelt und übertragen von F.M. Huebner. Leipzig, Insel-Verlag, 1918.
| |
Zweedse Vertaling:
En Nokt Vapore blanka kusas Land (vertaling van ‘Het Land ligt wit bewazemd in den Nacht’ in ‘De Avondgaarde’, bladz. 17).
| |
Esperanto Vertaling:
Vesper nun estas, nun vesper (vertaling van ‘'t Is Avond nu, 't is avond nu’ in ‘De Avondgaarde’, bladz. 21), verschenen in ‘Bogoj el la Flandra literaturo. Kolektitaj kaj tradukitaj de M. Seynave kaj. R. van Melckebecke Brugo A.S. Witterijck (1907).
|
|