Gerardus van der Leeuw
('s-Gravenhage, 18 Maart 1890 -Groningen, December 1950)
Al scheiden bijkans twee jaren ons van het onverwachte heengaan van Prof. Dr G. van der Leeuw, de tijd is nog niet rijp om een oordeel te vellen over de waarde van zijn geestesproducten. De geringe distantie in de tijd verhindert ons het ware zicht te krijgen op zijn betekenis. De veelzijdigheid van zijn persoonlijkheid en zijn naar tal van kanten gerichte activiteit zouden zelfs in een uitvoerig levensbericht nauwelijks volledig en onbetwistbaar juist kunnen worden geschilderd. Daarom moge, onder verwijzing naar al wat er in tal van periodieken ter zijner herdenking is geschreven en in afwachting van een latere studie over zijn persoon en zijn werk, in dit Jaarboek worden volstaan met een kort In Memoriam, dat een laatste groet aan de overledene beduidt.
Gerardus van der Leeuw werd in 1890 te 's Gravenhage geboren. Hij studeerde 1908-1913 te Leiden in de theologie, waarbij hij de godsdienstgeschiedenis als het vak van zijn voorliefde koos. Een verblijf te Berlijn en te Göttingen in 1913-1914 schonk hem de gewenste verdieping van zijn Egyptologische kennis. In 1916 promoveerde hij tot doctor in de theologie op een proefschrift over Godsvoorstellingen in de oud-Aegyptische pyramidenteksten. 1916-1918 stond hij als Ned. Herv. predikant te 's Herenberg. In 1918 werd hij benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis der godsdiensten, de encyclopaedie der theologie en de Egyptische taal- en letterkunde. Met de onderbreking van één jaar, tijdens zijn werkzaamheid als minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen in het ministerie Schermerhorn in 1945-1946, heeft hij 32 jaar lang de hem toevertrouwde vakken op een boeiende, elegante en stimulerende manier gedoceerd. Meerdere onderscheidingen werden hem geschonken als een erkentenis van zijn vele en grote verdiensten. De laatste was zijn verkiezing tot voorzitter van ‘The International Association for the Study of History of Religions’.
Uit deze biografische notities treedt van der Leeuw naar voren als hoogleraar. Het beste deel van zijn leven en zijn gaven heeft hij gewijd aan zijn Groningse professoraat. In zijn optreden de schijn verwekkend alsof hij zijn veelzijdig weten uit de mouw schudde heeft hij in werkelijkheid intens en hard gewerkt. Hij kende zijn eigenlijke vak door en door. Doch zijn onderzoekende geest hield geen halt bij de grens van zijn discipline. Van der Leeuw was een hoogleraar