Albert Johan Leonard van Beeck Calkoen
(Utrecht, 10 October 1874 - Driebergen, 12 Juli 1949)
Albert Johan Leonard van Beeck Calkoen, werd 10 October 1874 te Utrecht geboren. Hij bezocht aldaar het gemeentelijk gymnasium en studeerde vervolgens aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, waar hij op 30 October 1901 tot doctor in de rechtswetenschap promoveerde na verdediging van een proefschrift: De uitzetting van vreemdelingen in verband met het Volkenrecht.
Mr van Beeck Calkoen werd daarop 1 April 1902 adjunct-commies aan het departement van Binnenlandse Zaken, aan welk departement hij achtereenvolgens de rangen tot en met referendaris doorliep en werkzaam was onderscheidenlijk aan de afdelingen Kunsten en Wetenschappen en H.M.O. (later O.). Op 1 October 1918 ging hij over naar het nieuw ingestelde departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen als chef van de afdeling Hoger Onderwijs. In deze functie op 1 Januari 1922 tot Administrateur benoemd, bleef hij deze vervullen tot zijn pensionnering op 1 November 1939. Hij was in het jaar 1905 gehuwd met Cornelia Margaretha baronesse van Heemstra, die hem in 1927 door den dood ontviel. In het jaar 1941 hertrouwde hij met Anna van Löben Sels, weduwe van Mr A.J. van Schelven. Niet lang daarna noopten de oorlogsomstandigheden hem 's Gravenhage te verlaten en achtereenvolgens zijn verblijf te vestigen in Wageningen, Woerden en tenslotte te Driebergen, waar hij in 1949 overleed.
De ambtelijke loopbaan aan een departement van algemeen bestuur pleegt te worden vervuld in de schaduw van den verantwoordelijken minister en de vrucht ervan onttrekt zich veelal aan de publieke waarneming en waardering. Aangenomen mag echter worden, dat het belang van het aandeel van Mr van Beeck Calkoen in de voorbereiding van wetgeving en bestuur evenredig is geweest aan het toenemend belang van de overheidszorg voor dat deel van het departement, dat meer in het bijzonder aan hem was toevertrouwd.
Zijn verkiezing tot het kerkelijk ambt van diaken richtte denken en arbeid van Mr van Beeck Calkoen naast zijn departementale functie op de diaconale armenzorg, welk gebied hem tot zijn overlijden in volledig beslag heeft genomen. In de jaren 1901 tot 1924 zien wij hem onderscheidenlijk als voorzitter of secretaris van de Provinciale Diaconale Conferentie van de Gereformeerde Kerken in Zuid-Holland; in de jaren