Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1948-1949
(1948-1949)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Alexander Lodewijk Heerma van Voss
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Friese intellectuelen, zakenlieden e.a. de vreemdheid van het Friesnationale leven steeds blijven voelen, ja hun aversie - rest van oude ‘Hollandse’ cultuurhoogmoed? - op den duur een dogmatische grondslag pogen te geven en zo de tegenstelling in stand houden en verstevigen, dwong zijn natuur Van Voss om over grenzen heen te kijken en verklaarde hij later dankbaar te zijn voor het contact met veel Friezen en verdedigde hij het goed recht van de Friese beweging met een nadruk, die vele geboren Friezen verraste en tegelijk weldadig aandeed. Ook in zijn ogen was Friesland achteruit gezet. Dit zou echter niet veranderen, wanneer niet-Friese intellectuelen Friesland als springplank gebruikten en de Friezen in een begrijpelijke, maar eenzijdigreactieve houding volhardden. Zo kwam hij er toe na de oorlog toe te treden tot het ‘Kunstcentrum Friesland’ en de ‘Fryske kultuerrie’, waar hij pleitte voor de samenwerking van algemeen-Nederlandse en Friese cultuur tot heil van Friesland en Nederland beide. Zo pleitte hij bij de vergroting van het ledental van onze MaatschappijGa naar voetnoot1 enkele jaren geleden en bij de vorming van een Noordelijke afdeling, waarvan hij bestuurslid werd, ook voor de opname van verschillende Friezen, die tot nog toe enkel of hoofdzakelijk in het Fries hadden gepubliceerd. Dit opene, tot doorbraak van alle verstarring geneigd zijn, kende Van Voss, in wien een sterk analytische geest gepaard ging met een groot synthetisch vermogen, trouwens op allerlei terrein. De man, die liberaal van afkomst en ook van aard en karakter was, besefte in de oorlogstijd, dat de politieke afzijdigheid van vele intellectuelen gevaarlijke gevolgen had gehad en na de oorlog dus niet mocht voortduren. Zo werd hij, gedreven ook door een groot sociaal gevoel, welbewust lid van de P.v.d.A. en kwam eerst in de noodgemeenteraad van Leeuwarden en later in de eerste, wettig gekozen raad dezer gemeente. Hij was het ook, die zich welbewust inzette voor de popularisatie van het archiefwezen en elke snuffelaar, die schroomvallig de heilige hallen van Leeuwardens Kanselarij betrad - hij mocht dan gestudeerd hebben of niet - met grote welwillendheid tegemoet kwam en met behulp van zijn staf op weg hielp. Hij achtte het niet beneden zijn waardigheid in een na de oorlog verschijnend, cultureel weekblad, dat Friezen en niet-Friezen omvatte en opzettelijk Nieuw | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Friesland gedoopt was, populair-wetenschappelijke artikelen te schrijven, die stof uit vervlogen eeuwen behandelden en onder de kop Uit de schatkamers der Kanselarij verschenen. Hoe zeer hij zich hier de mediator voelde, de trait d'union, die slechts als verbindingsschakel betekenis wilde hebben, kan niet beter geïllustreerd worden dan door een herinnering aan een vergadering van de Commissaris der Koningin en enkele leden van het College van Gedeputeerde Staten met vertegenwoordigers van het Friese, culturele leven. Er was weer eens een conflict geweest en van de kant van de Friese beweging waren harde woorden gevallen. Voor de oorlog was het in zo'n geval steeds gewoonte, dat het officium en de Friese beweging boos tegenover elkaar bleven staan. Maar Van Voss rustte niet voor het tot een samenkomst kwam, waar de misverstanden konden worden weggenomen. Op de vergadering nu, die ik bedoel, was Van Voss beminnelijk als altijd in ons midden, maar hij zweeg zelf zo lang mogelijk. Alleen als iets scheef dreigde te lopen getuigde hij van zijn vast geloof in de saamhorigheid en wist zo onheil te voorkomen. Van Voss is om deze eigenschap diplomatiek genoemd. Voor sommigen, zeker ook voor vele Friezen, die immers haast allen die eigenschap missen, is dit iets verwerpelijks. Was dat een van de redenen, waardoor Van Voss wel veel kennissen, maar slechts relatief weinig intieme vrienden had? Moest hij de tol van zijn bemiddelingsarbeid betalen door een betrekkelijke eenzaamheid? Het is mogelijk. Van Voss was zeker diplomatiek, met de gevaren, maar ook met de grote deugden, die in deze eigenschap liggen opgesloten. Hij was verzoenend, saambindend, op en top humanist, verdraagzaam. Slechts hoogst zelden sprak hij een verwerpend oordeel over iemand uit. Hij was gewend ieder het volle pond te geven en raakte niet makkelijk klaar met een mens. Alleen wanneer hij onzuivere motieven aanwezig wist of ook die verstarring zag, welke het leven doodt, kon hij scherp zijn. Daar was dan ook geen verzoening mogelijk. En toch, hoe weloverwogen waren zijn woorden, als hij dan sprak, voor de goede verstaander duidelijk genoeg, maar diplomatiek tot het uiterste. Hij zocht niet de eigen overwinning noch de nederlaag van de andere mens, maar diende de zaak, waar hij voor stond. Daarvoor hebben velen hem, misschien ondanks zichzelf dankgezegd en blijven zij hem dankbaar, ook na zijn verscheiden. Misschien zal gevraagd worden: Maar waarom wordt hier niet aller- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||
eerst aandacht geschonken aan het wetenschappelijk werk van Dr. A.L. Heerma van Voss? Dit geschiedt eensdeels, omdat anderen het reeds dedenGa naar voetnoot2, maar toch ook welbewust. Wie de door zijn zoon, de Heer M.S.H.G. Heerma van Voss, Egypt. cand. met veel zorg en grote liefde opgestelde bibliografie doorkijkt, waarvan hieronder een uittreksel volgt, heeft een zeer uitvoerig stuk voor zich, maar groot, in de zin van ‘Epoche’-makend werk ontbreekt. Komt dit, doordat Van Voss te veel geabsorbeerd werd door zijn vele zelfgekozen sociale verplichtingen? Het is vermoed, want bepaalde vereisten voor het scheppen van groot, wetenschappelijk werk: liefde tot het onderwerp, geduld, trouw, nauwkeurigheid, zij waren allen aanwezig. Men leze slechts de studie Adie Lambertz en de zijnen (Vr. Fries XXXII, p. 113 v.) of ook Leeuwarden voor 500 jaar (Gedenkboek Leeuwarden 1435-1935, p. 16 v.). Het moet echter ook een andere oorzaak hebben. Van Voss had grote liefde voor het detail, vandaar ook zijn belangstelling voor genealogie, heraldiek en zijn hartstochtelijke verzamelneiging (postzegels, krantenknipsels). Hij wilde het verleden opbouwen op de hechte grond van ook de kleinste feiten en hij zag scherp toe, dat de intuïtie geen rol ging spelen, die haar z.i. in wetenschappelijk werk niet toekwam. Daarbij: hij kon wachten, zijn leven was nog lang niet af. Hij zocht het doel niet voor zichzelf, tot bevrediging van eigen ambitie. Het zoeken naar de oplossing was ook minstens zo interessant als de oplossing zelf. Anderen mochten verder komen dan hij zelf gekomen was en hij wilde graag behulpzaam zijn. Maar hij weigerde een oplossing te forceren of een praematuur resultaat te boeken en waar deze als voltooid werk werden aangeboden oefende hij scherpe critiek. Ongetwijfeld heeft het vele sociale en culturele, straks ook politieke werk belemmerend gewerkt; daar staat tegenover, dat Van Voss zeer vlug werkte, zich ook makkelijk concentreerde en onvermoeibaar was. De zucht naar volledigheid, die hij als opdracht kende en die maakte, dat hij in detailwerk uitblonk, heeft hem tevens belet het grote werk te ondernemen en veel ander, uit detailarbeid opgebouwd werk te voltooien. Hoe zeer ook daartoe aangespoord, hij weigerde zijn grafschriften-verzameling en zijn klokkenstudie uit te geven, alvorens aan bepaalde, zeer hoge eisen voldaan was. Het verwijt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dat er zo te weinig uit zijn handen kwam droeg hij blijmoedig, in de vaste overtuiging, dat hij toch het goede deel had gekozen. De insiders wisten ook - zijn archiefverslagen en inventarissen waren er het bewijs van - dat er te Leeuwarden iets gebeurde. Zijn ondergeschikten en medewerkers achtten hem hoog en als meelevend vriend, maar ook als instigator en scherp criticus van veel werk, dat tezamen ondernomen, ook tezamen volbracht werd. Mag Van Voss dan zelf niet veel geleverd hebben, van heel veel werk van anderen is hij de inspirator en de trouwe vriend geweest. O.a. de jaargangen van de ‘Vrije Fries’ geven hiervan getuigenis. Maar de neiging tot popularisatie? Die was aanwezig en hing samen met Van Voss' overtuiging, dat de wetenschap en zeker ook het archief er niet zijn om zichzelfs wil, maar om te dienen, om in het volle leven te staan en dit leven mee te helpen opbouwen. In dit licht moeten zijn aandeel in het werk van de goud- en zilvertentoonstelling en de tentoonstelling ‘Friese heraldiek’ in het Fries Museum, trouwens ook zijn bestuurslidmaatschap van het Fries Genootschap en zijn lidmaatschap van de museum-commissie gezien worden. En heeft ook zijn ijver voor een eerherstel van de grafkelders der Friese Nassau's in de Grote kerk te Leeuwarden niet tevens deze achtergrondGa naar voetnoot3? Maar hoezeer Van Voss streefde naar dienstbare wetenschap, de populaire schrijvers, die hun artikelen putten uit oude Friese volksalmanakken en Vrije Friezen of, nog erger, uit de door J. Bolhuis van Zeeburgh zo terecht gecritiseerde oude, Friese kronieken en dan hun wijsheid als nieuwe ontdekking aandienden - een euvel, dat in Friesland, maar daar niet alleen, groot is - bracht hij tot wanhoop door hen de gedrukte bronnen aan te wijzen en hun parasitair geschrijf te hekelen. Ook als Van Voss zelf populaire artikelen schreef ging hij tot de echte bronnen en hij ging er trots op, dat Leeuwarden zoveel rijke, niet aangeboorde wellen in zijn archief bezat. Waarschijnlijk verheugde Van Voss zich evenveel over de resultaten, die Dr. O. Postma, zijn archiefambtenaar en latere opvolger M.P. van Buijtenen, de genealoog D.D. Osinga e.a. met zijn archief bereikten, als de schrijvers zelf. Want, het moet vermeld, omdat het ook anders kan: Van Voss beheerde zijn archief niet als een eigen schat, waaruit hij alleen mocht putten | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en die hij dus jaloers bewaakte. Integendeel, hij verheugde zich over iedere serieuse werker, die zijn domein betrad. De popularisatie, die hij voorstond, was geen offer aan de oppervlakkigheid, maar enkel dienst aan de misschien niet vermoede, maar toch wel aanwezige, diepste behoefte van het volk, een pleidooi voor de ontmoeting van het volk met zijn voorgeslacht, een zoeken naar een levend verleden met het oog op het moeilijke heden en de nog duistere toekomst. Er blijven trekken in het leven van Dr. A.L. Heerma van Voss, die in het bovenstaande aangeduid zijn, maar niet verklaard. Spelen zijn afkomst en opvoeding hier een rol? Zijn vader was bezitter van een suikerfabriek in Noord-Brabant. Zijn twee andere broers waren mede-directeur in dit bedrijf. Maar de jonge Alexander Lodewijk, die zijn naam en waarschijnlijk ook iets van de aanleg van zijn grootvader van moeders kant, de door ‘Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst’ bekende podagrist Ds. A.L. Lesturgeon, had, hield niet van ‘het kleverige goedje’. Na zijn gymnasiumtijd te Breda ging hij in Utrecht in de juridische faculteit studeren. Maar toch zocht hij niet als zijn grootvader Van Voss, die in Leeuwarden geboren was en kantonrechter in Brabant was geworden, de advocatuur of het bankwezen. Na in 1921 nog op stellingen tot doctor in de rechtswetenschappen te zijn gepromoveerd volgde Van Voss, die toen reeds stamboomonderzoek voor zijn verloofde en latere vrouw E.C.M. van Rijsbergen had gedaan, een jaar lang de archiefschool te Den Haag, waar hij genoot van de lessen van Japikse en Nolet en bevriend raakte met prof. Fruin. Hij kiest dan het rijksarchief als werkkring en komt 1 Jan. 1923 als commies-chartermeester te Leeuwarden, waar Dr. H.A. Poelman zijn chef wordt. Hier stort hij zich met liefde in het werk, maar zich begraven in de oude papieren kan hij niet. In het jaar van zijn komst speelt hij al - het is bij het 25 jarig regeringsjubileum van H.M. Koningin Wilhelmina - toneel met en voor de reciteervereniging ‘Ten Kate’, daarmee een liefhebberij uit zijn studententijd voortzettend en straks wordt hij de regisseur van die vereniging, wat hij jaren blijft. Hij heeft een groot organisatietalent en het spel lokt hem. Is het leven geen schoon spel? Hij is een bekwaam archiefambtenaar en Poelman wil hem graag mee naar Groningen nemen, straks kan hij ook Den Bosch krijgen. Maar hij voelt zich spoedig geheel aan Leeuwarden gebonden, waar hij, na hem sedert 1935 tijdelijk vervangen te hebben, Dr. S.A. Waller Zeper in 1938 als rijksarchivaris opvolgt. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hij hoeft het archiefwerk niet om den brode te verrichten. Hij maakt grote vacantiereizen naar de Ver. Staten en Canada, naar Griekenland, Sicilië en meer dan eens naar Rome. Heerma van Voss is klassiek gevormd en hij heeft oprechte liefde voor de klassieken. Met groot enthousiasme wordt hij later curator van het Stedelijk Gymnasium en voorzitter van de afdeling van het Klassiek Verbond. En tegelijk repeteert hij met zijn oudste zoon de gymnasiumstof en zit zelf weer op de les, als op het Verbond de geliefde schrijvers behandeld worden. In de eerste oorlogsjaren komt hij zelfs weer op school en volgt, wat hij in eigen gymnasiumtijd tot zijn spijt had nagelaten, de Hebreeuwse lessen als toehoorder. Tegelijk verbergt hij echter op zijn archief Joodse wetsrollen en gebedenboeken! Het leven is voor de vrije mens een spel en Heerma van Voss voelt zich, soms dwars tegen de mening van zijn omgeving in, een vrij mens en speelt zijn spel. Hij legt collecties aan, waar geen eind aan is. Als hij iets begint - en hij begint veel - moet hij zijn completeringsdrang volgen. Veel moet hij natuurlijk laten liggen, maar dit deert niet. Later zal hij het doen. En hoeveel werk zich ook opstapelt, het benauwt hem niet. Wij spelen hier, tot de vrije tijd voorbij is. O, zeker, de ernst is er. Als voogd van het St. Anthony-gasthuis te Leeuwarden heeft hij er ook mee te maken en hij, die niets half doet, geeft zich met liefde aan deze taak. Maar daarnaast zijn er ook de kleine en grote vreugden van het leven en hoe groot is hun aantal? Niemand, die Heerma van Voss voor het eerst ontmoette, vermoedde de rijksarchivaris in hem, de man, die met het verleden bezig was. Hij stond niet onhandig in dit leven, schuw voor de zon en voor al die mensen, die onder de zon zijn en hetzij goed hetzij kwaad beramen. Heerma van Voss kende een groot ‘savoir vivre’. Met iets van de bohémien bewoog hij zich door de wereld, non-conformist temidden van ‘stand’-genoten, liberaal in de beste zin van het woord: hij leefde en hij liet leven, zo was hij de gastheer aan 's levens dis, de gulle familievader, die het zijn gasten goed gaf en zelf evenzeer van het gebodene genoot als zij dit deden, de hartelijke verteller, die veel wist en het niet voor zichzelf behield. De dood verraste hem, zoals hij dit ons deed. Maar wij voelden en voelen nog het pijnlijke verlies. Hij echter heeft gespeeld tot het laatst, improvisator van zijn leven als hij was. Iets van het oude ‘genieten van God’ moet hij, die diep in zijn hart een vroom mens was, gekend hebben. Hij, die niet klaar kwam, heeft - zo vermoed ik - geweten, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dat geen mens ooit klaar komt, dat het zelfs hybris is klaar te willen komen en daarom heeft hij zijn spel gespeeld, te allen tijde bereid om afgeroepen te worden. Friesland verliest in hem een van zijn beste zonen. Friesland moge hem dankbaar blijven en ook, ja juist na zijn dood in zijn geest voortwerken en bouwen. Geboren in Brabant keerde hij daarheen terug. Maar toen in de vroege ochtend van 29 Juli 1948 de auto's zich in beweging zetten, om de verre tocht te aanvaarden, beierden voor hem, de Protestant, de nieuwe klokken van de St. Dominicus-kerk vlak bij zijn woning. Zij gaven uiting aan de dankbaarheid van velen, Roomsen en Protestanten, voor de grote klokkenvriend, zij vertelden ook, dat een man was heengegaan, die over scheidingslijnen had heen gezien, die de eenheid in verscheidenheid zelf had doorleefd en aan anderen had doen voelen.
J.J. Kalma | |||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van geschriften
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||
|