Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1943
(1943)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||
Felix Hendrik August Driessen
| |||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
veroorzaakte. Hetzelfde deed zich voor in 1911, en in de oorlogsjaren 1914-1918 stond de export, waarvoor toch grootendeels werd gewerkt, bijna geheel stil. Na den oorlog is het niettegenstaande onverflauwde pogingen niet mogen gelukken de zaken op de hoogte van voorheen te brengen. De omstandigheden waren in den loop der jaren ook veranderd: tegen de toenemende Japansche concurrentie viel moeilijk op te werken. Daarbij werd door de stijging der arbeidsloonen het handdrukartikel haast tot een onmogelijkheid gemaakt. Het aantal werklieden, dat nog in 1914 dikwijls 1000 bedroeg, is daarna nooit meer dan 4 à 500 geweest. Enkele betere jaren volgden nog wel, maar het verlaten van den gouden standaard door Engeland in 1931 bracht het bedrijf een zoo grooten slag toe, dat het in 1932 moest worden stopgezet en dat in 1936 tot liquidatie moest worden overgegaan. Welk een groot leed moet dat vooral voor de beide broedersdirecteuren, die zoo hard voor de zaak gewerkt hadden, geweest zijn! Als men bovenstaand relaas leest, kan men den indruk krijgen, dat Felix Driessen met het werk voor en in het bedrijf alleen al een geheel bezet leven moet hebben gehad. Maar niets is minder waar, want het is haast ongelooflijk hoeveel ander en belangrijk werk hij bovendien heeft kunnen verzetten. Het zeer goed geoutilleerde fabriekslaboratorium bood hem de gelegenheid tot studies op het gebied der chemie. Van zijne experimenten en vondsten deelde hij gaarne de resultaten aan anderen mede. Zoo hield hij voor de Maatschappij voor Nijverheid, het Natuurkundig Gezelschap en den Leidschen Chemischen Kring voordrachten, zoowel op chemisch gebied als op dat der textiel. In 1902 zag hij zijn publicatie in het ‘Bulletin de la Société Industrielle de Mulhouse’: ‘Etude sur le Rouge Turc’ met de gouden eeremedaille bekroond. Dit genootschap benoemde hem in 1922 tot Membre Correspondant. Over de geschiedenis van zijn vak, de katoendrukkerij, heeft hij in 1883 een voordracht gehouden voor het Natuurkundig Gezelschap, maar over dit onderwerp heeft hij niets gepubliceerd. Anderen daarentegen heeft hij wel van zijn groote kennis op dit gebied doen profiteeren. Dit blijkt o.a. uit het werk van Rouffaer en Juynboll: ‘De Batikkunst in Nederl. Indië’, waar wij in de inleiding lezen: ‘Zoo iemand werkelijk aandeel heeft aan het tot stand komen van dezen onzen arbeid, dan is het zeker de heer F. Driessen’. En verder: ‘De erkentelijkheid gebiedt dan ook aan den heer F. Driessen onzen meest warmen dank te brengen als den man, die naast zijn kunde op practisch fabrieksgebied een zeld- | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
zame belangstelling heeft voor de wetenschap en de historie van zijn vak, merkwaardiglijk te huis is in diens oudere litteratuur en op de meest hartelijke wijze gereed stond om ons te gerieven met zijn vakkennis, zijn handelsrelaties, zijn boekenschat. Reeds dadelijk in ons eerste hoofdstuk zal blijken, hoe velerlei en hoeveel waardevols wij aan hem te danken hebben.’ In 1903 begaf Felix Driessen zich op het gebied der economie en publiceerde een brochure, genaamd ‘Theorie en Praktijk, Beschouwingen omtrent den tegenwoordigen toestand der Nijverheid’, waarin hij o.a. de volgende vraag stelt: ‘Hoe komt het dat alleen de theoretici en bespiegelende menschen hun ideeën verkondigen en door ieder aangehoord worden, terwijl de menschen die ondervinding hebben, gewoonlijk worden doodgezwegen of wel beoordeeld worden op weinig zakelijke wijze?’ Hij, de man van de praktijk, kon de menschen der wetenschap niet altijd naar waarde schatten. Bij het doorlezen van dat geschrift wordt men wel zeer getroffen door de groote belezenheid, die de schrijver moet hebben gehad op velerlei gebied. In de Voorrede van zijn ‘Theorie en Praktijk’ vertelt Driessen hoe zijn geschiedkundige studiën hem op het spoor hadden gebracht van het werk: ‘Proeve van een onuitgegeven staathuishoudkundig geschrift ‘Het Welvaren der stad Leiden’ opgesteld in den jare 1659 door Mr. Pieter de la Court’ door B.W. Wttewael, Leiden 1845. De overeenkomst tusschen de beschouwingen in dat werk en de zijne, noemt hij werkelijk frappant. Het hoeft dan ook geen verwondering te baren dat hij uitvoerige studiën heeft gemaakt van Pieter de la Court, die tijdgenoot en geestverwant was van Johan de Witt. Deze Leidsche industrieel, voorstander van den vrijen handel, die in de toen bestaande hallen en gilden een hinderpaal zag voor de ontwikkeling van industrie en handel, trok zeer begrijpelijk zijn volle aandacht. Driessen meende dat Wttewael's uitgaaf niet voldoende was en besloot daarom het werk nogmaals in zijn geheel uit te geven. Zoo verscheen dan in 1911: ‘Het Welvaren van Leiden. Handschrift uit het jaar 1659, uitgegeven met Duitsche vertaling, aanteekeningen en bibliographische bijzonderheden’. Waarom hij er een Duitsche vertaling aan toevoegde heeft hij niet vermeld. Het resultaat van onderzoekingen in het Leidsche archief en van verschillende in veilingen opgekochte boeken wordt samengesteld in wat hij noemt Bibliographie. Deze bevat een schat van gegevens, maar wat men doorgaans een bibliographie pleegt te noemen, is het eigenlijk niet. De schrijver | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
trekt in twijfel of Pieter de la Court de auteur van ‘Het Welvaren’ is geweest. 't Is wel jammer dat hij, die over zoo talrijke gegevens beschikte, dat vraagstuk niet tot een oplossing heeft kunnen brengen. In 1915 werd Felix Driessen lid van onze Maatschappij. In 1918 hield hij een voordracht over Chitsen papieren. Hij was nl. tot de ontdekking gekomen, dat er nauw verband moet hebben bestaan tusschen het drukken van katoen en de zg. Chitsen papieren. Hij had daarvan een groote verzameling aangelegd, en naar aanleiding van zijn lezing had hij een fraaie tentoonstelling ingericht. Later deed hij er op maandvergaderingen der maatschappij herhaaldelijk mededeelingen van, als hij op 't gemeente-archief of elders een naar zijn meening belangrijke vondst had gedaan; zoo over een na 280 jaar teruggevonden brief, vermoedelijk van den bekenden Pieter de la Court. Dit schrijven was hem ter hand gesteld door een directen afstammeling van den bekenden Leidschen rechtsgeleerde en industrieel. Van de Vereeniging Oud-Leiden werd Felix Driessen in 1913 bestuurslid, welke functie hij tot zijn dood toe bekleedde. Veel heeft hij ook gedaan voor de Drie October-vereeniging, waarvan hij mede-oprichter was. Hoe kon 't ook anders: hij met zijn groote belangstelling in de geschiedenis van zijn geboortestad! Vele jaren is hij secretaris geweest van deze vereeniging, waarvan hij later tot eerelid werd benoemd. Zijn levensbeschrijving zou niet volledig zijn als ook zijn liefde voor de muziek niet werd herdacht. Bij de vele beslommeringen van het zakelijke leven en de plichten van de openbare betrekkingen werd in de familie Driessen zeer veel aan de kunst gedaan en ‘de muziek werd’, zoo vertelt hij zelf in het levensbericht over zijn vader, ‘den kinderen als het ware met den paplepel ingegeven’. Doordat zijn vader secretaris was van de Leidsche Schouwburg, logeerden dikwijls groote kunstenaars onder het steeds gastvrije dak Breestraat 125, onder wie de groote Nederlandsche componist Joh. J.H. Verhulst. Felix Driessen had een bijzonder mooie basstem; op vele concerten van de Zangvereeniging van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst afd. Leiden, waarvan hij oprichter, secretaris en voorzitter is geweest, is hij als solist opgetreden. In 1888 werd hem het eerelidmaatschap van de vereeniging aangeboden. Van het kerkkoor der Hartebrugkerk was hij een trouw zanger, later werd hij tot dirigent hiervan benoemd. Omdat hij voelde voor deze functie kennis van het Latijn noodig te hebben, is hij, toen bijna vijftig jaar oud, nog met de studie van die taal begonnen. | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
De laatste jaren van zijn leven heeft hij veel leed ondervonden; zoowel door den achteruitgang van de fabriek, als in zijn gezin. Een volwassen zoon heeft hij door den dood verloren. Ook is een langdurig lichamelijk lijden hem niet gespaard gebleven, maar hij heeft dat alles moedig en geduldig gedragen. Den 18den October 1936 kwam een eind aan dit zoo welbestede leven. Felix Driessen had door zijn groote bereidwilligheid anderen te helpen een ruimen kring van vrienden gekregen, die met zijn nagelaten betrekkingen, zijn nagedachtenis dankbaar zullen blijven gedenken.
F.A. le Poole | |||||||||||||||||||
Lijst der geschriftenI. Op Politiek gebied:
| |||||||||||||||||||
II. Op Geschiedk.-Econ. gebied: (Pieter de la Court):
Verdere vondsten betr. de la Court werden meest op de vergadering der Mij. der Nederl. Letterkunde mondeling medegedeeld, en aan de leden gemultipliceerd medegegeven. | |||||||||||||||||||
III. op Textielchemisch gebied:
| |||||||||||||||||||
IV: Biographieën in het Leidsch Jaarboekje:
|
|