Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1942
(1942)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |||||||||||||
Willem van der Gaaf
| |||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||
een echte studieman. Met zijn mathematischen aanleg - hij leverde zelfs bijdragen aan een wiskundig tijdschrift - trok de letterkunde hem niet aan, veeleer de spraakkunst, inzonderheid de historische grammatica. Hij maakte een bijzondere studie van het Angelsassisch, maar bovenal van het hem zoo dierbare Middelengelsch. Voor deze laatste studie bekwaamde hij zich in het Oudfransch en Oudnoorsch. Reeds zijn proefschrift getuigde van zijne belezenheid in het oude Engelsch en wees op de richting die hij bij zijne verdere studie zou volgen: een nauwgezet onderzoek naar het klankstelsel, de uitspraak, de spraakkunstige verschijnselen der middeleeuwsche en der moderne taal in hare vroegste vormen. Geen wonder dat Van der Gaaf toelating vroeg en verkreeg als privaat-docent aan de Amsterdamsche Universiteit. Hij aanvaardde zijn taak in 1905 en koos tot onderwerp zijner openbare les: ‘Het karakter van de Engelsche taal’. De keuze is te begrijpen: hij was een voortreffelijk kenner der moderne Engelsche taal en maakte zelfs een bijzondere studie van een harer tongvallen: de dialecten van Yorkshire. Zijne colleges waren terecht zeer in trek en het was dan ook eene voldoening niet alleen voor hem, maar ook voor de Faculteit dat hij den 13en Juni 1917 tot lector werd benoemd, een ambt dat hij den 17en October aanvaardde met het uitspreken eener rede over ‘The Study of historical Phonology’. Dertien jaar later, 9 April 1930, volgde zijne benoeming tot buitengewoon hoogleeraar. Den 26en Mei hield hij zijne inaugureele rede die ditmaal tot onderwerp had: ‘Van Dialect tot Schrijftaal’, een doorwrocht stuk werk dat alleen opgebouwd kon worden door iemand die geheel vertrouwd was met het Moderne Engelsch in zijn vele phasen. Zes jaar later, den 16den Dec. '36, werd hij van buitengewoon gewoon hoogleeraar, eene benoeming, die hem groote voldoening schonk, maar waarvan hij, helaas, niet lang zou genieten. Aan zijne naaste omgeving, aan zijn ambtgenooten en zijne leerlingen was het niet ontgaan dat deze krachtige, schijnbaar zoo ijzersterke figuur gesloopt werd. Den 6en Juni 1937 nam hij afscheid van de Academie die hij zoo lang, voortreffelijk en getrouw gediend had en ontving in intiemen kring de hulde zijner leerlingen en belangstellende collega's. Zijn otium zou slechts van zeer korten duur wezen: reeds in datzelfde jaar, den 8en October 1937 overleed hij, enkele dagen voordat Dr P.N.U. Harting hem opvolgde. Wij mogen aannemen dat deze plotselinge dood hem gespaard heeft voor veel lijden en een achteruitgang in krachten die hem, zoo trotsch op zijn krachtig gestel, wel zeer | |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
gegriefd zou hebben. In 1923 was hij hertrouwd met Mejuffrouw W.H. van den Akker. Hij liet uit dit tweede huwelijk eene dochter achter. Van der Gaaf, die vele jaren Engelsch onderwees aan de Kweekschool voor Onderwijzers, kwam uiteraard in aanmerking voor een plaats in de Engelsche commissie. Lang heeft hij in die commissie zitting gehad en examineerde daar in Modern Engelsch en in Historische Grammatica. In kringen van het Handelsonderwijs was hij een gewaardeerde figuur en nam een reeks van jaren deel aan de bekende Mercurius-examens. De overledene was een godsdienstig man; dit bleek naar buiten o.a. uit zijne vertaling van J.R. Miller's hieronder genoemd boek, uit zijne lessen aan de Hernhuttersschool, en uit zijne functies in de Engelsche kerk op het Begijnhof. Als mensch was hij gesloten en eenzelvig; wel meed hij den omgang niet - praatte zelfs graag met anderen - doch zocht dien niet. Zoo nam hij bij voorbeeld weinig deel aan het gezellig verkeer der oude B-Commissie, waarin mannen als Van Neck, Grasé, Fijn van Draat, Grondhoud elkaars gezelschap zochten. Voor een deel kwam dit ook voort uit zijn studiedrang; altoos las hij om stof te verzamelen voor zijn ideaal: eene Middel-Engelsche spraakkunst die waardig zou aansluiten bij de Angelsassische grammatica's die wij bezitten. Hij zag graag dat zijn leerlingen voor hunne proefschriften onderwerpen kozen die bouwstoffen aanbrachten voor dit doel, minutieuze onderzoekingen van Middel-Engelsche of vroeg Modern-Engelsche teksten. Van der Gaaf's nagedachtenis zal gewis in eere blijven bij zijne talrijke leerlingen en bij vele Anglisten, hier te lande en in het buitenland. Persoonlijk heb ik in hem een uitstekenden collega gehad gedurende ruim twintig jaar. In die jaren heb ik hem leeren waardeeren om zijn eerlijkheid en trouw. Hij was een geboren docent en bovenal een voortreffelijk examinator, die strenge eischen stelde, maar steeds trachtte den examinandus op het rechte spoor te houden in de ingewikkelde historische grammatica en de verklaring van oude teksten. Daarbij was hij zeer humaan in zijn oordeel. Voor zijne talrijke leerlingen was hij een onvermoeide raadsman, steeds tot hulp en voorlichting bereid. De Anglistiek verloor in hem een scherpzinnig onderzoeker van allerlei taalverschijnselen.
A.E.H. Swaen | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
Lijst van de voornaamste geschriften
Artikelen in verschillende jaargangen van Englische Studien, De Drie Talen, Neophilologus, English Studies. |
|