Adrianus Ludovicus van Beeck
Baarle-Nassau, 28 Maart 1865-Leiden, 27 Februari 1942
28 Maart 1865 werd Adrianus Ludovicus Van Beeck te Baarle-Nassau geboren, als zoon van Nicolaas Adriaan Van Beeck en Anna Maria Meyvis.
Beide ouders waren rasechte Brabanders. Vader, die een boerderij had, stamde uit een familie, die sinds eeuwen in Baarle-Nassau had gewoond; zijn grootvader van moederszijde had een steenbakkerij en boerderij even over de Belgische grens in het dorpje Sondereigen.
Als jongen groeide hij op op de boerderij, op het land. Vaak ging hij, vooral later in zijn vacanties, naar grootvader Meyvis, een zeer geloovig Katholiek, die met zijn vele vrome dochters grooten invloed heeft gehad op het geestelijke leven van zijn kleinzoon, zoodat deze later een zwaren innerlijken strijd heeft gestreden voor hij het Roomsch-Katholieke geloof kon opgeven.
Zoodra zijn krachten het toelieten, moest hij mee met de knechts op Vaders boerderij; dan dorschte hij met hen het graan, dan hielp hij hen met den landarbeid, hoewel deze eigenlijk niets voor hem was. Toch deed hij het met plezier, ‘omdat hij’ - zooals hij later vertelde - ‘graag bij groote menschen was’. Daar deed hij menschenkennis op, daar leerde hij den arbeid liefhebben; die tijd heeft grooten indruk op hem gemaakt, want op lateren leeftijd nog zat hij het liefst daar, waar hij zijn oogen kon laten gaan over bloemen of over het te velde staande graan en, was hij eens buiten in vreemde omgeving, dan liep hij graag den akker op om met den boer een praatje te maken. En hoe kon hij niet vertellen uit zijn jeugd, over Brabant! Zijn verhalen, rustig voorgedragen, boeiden steeds en tintelden van leven. Men gevoelde, dat niets hem was voorbijgegaan, maar dat hij in zijn kinderjaren alles intens had beleefd.
Toen hij zes jaar was ging hij naar de O.L.S. te Baarle-Nassau, bij meester Van Ek, den eenvoudigen dorpsschoolmeester, die geheel alleen de zorg had voor zijn 130 leerlingen, die allen in één lokaal waren ondergebracht.
Reeds spoedig won de kleine Van Beeck het vertrouwen van zijn meester en, omdat hij uitblonk door zijn ijver en ernst, droeg deze hem reeds op zijn negende jaar het toezicht over de kleintjes op, wanneer hij zelf den grooteren les gaf.
Toen hij twaalf jaar oud de Lagere School had afgeloopen, was het de